Bottelroos
Nauwelijks hebben we de eerste nachtvorst van het jaar achter de rug, of de supermarkt heeft alweer een schap ingericht met vetbollen, pindahouders en strooigranen. Als het aan de grootgrutters lag, dan verpakten ze zelfs rotte appels, om die als vogelver-wenfruit te verkopen. En gelijk hebben ze: als je dierlijk afval in frikadellen en kroketten kunt omtoveren, waarom zou je dan het afval van groente en fruit niet te gelde kunnen maken? Ik kan niet ontkennen dat het een genoegen is om naar zo’n meute feestende vogels in de tuin te kijken – de mezen die elkaar een plaats op de vetbol betwisten; de onverdraagzame roodborst die de veel grotere zanglijster bij een broodkorst wegjaagt; de merel die een rotte appel tot een doorzichtig lampionnetje weet uit te hollen. ’s Winters, als de tuin leeg of saai is, zorgen de vogels tenminste voor leven in de brouwerij.
Vogels kun je het op verschillende manieren naar de zin maken: je kunt ze voeren, met pinda’s of met broodkruimels, al dan niet in een voederhuisje van berkenhout, maar je kunt ook rekening houden met vogels in de wijze waarop je de tuin beplant. Boeken over diervriendelijk tuinieren hebben het vaak over het vogelbosje dat je in de tuin zou moeten planten, maar in veel tuinen is er niet eens ruimte voor een boom, laat staan voor een bosje. Ik zou er liever voor willen pleiten om een deel van de tuinplanten zo te kiezen dat die zowel bij ons als bij de vogels in de smaak vallen. Neem bijvoorbeeld de kaardenbol, een tweejarige plant die in de zomer en in dorre toestand ook in de winter een duidelijk vertikaal accent geeft aan de tuin en die horden puttertjes trekt die verzot zijn op de zaden. Of de klimop die geen enkel moment van het jaar aan decorumverlies lijdt en ook nog nestelgelegenheid biedt aan de heggenmus en de winterkoning. Of de hosta; die trekt massa’s slakken die op hun beurt weer voedsel vormen voor egels en lijsters.
Ook de roos is zo’n plant die aantrekkelijk is voor mens en dier. En dan heb ik het niet in de eerste plaats over het rozenkevertje dat gaatjes in de bloembladen knaagt en waarvan de larven voor gele plekken in het grasveld zorgen. Ik denk eerder aan de groenlingen die in het najaar en de winter de rozenbottels van zaden ontdoen. Bottelrozen, of botanische rozen, zijn geen doorbloeiers, maar ze hebben wel twee perioden waarin ze aantrekkelijk zijn: in de zomer wanneer ze bloeien, en in de herfst als ze met bottels overladen zijn. Ik weet van mezelf dat ik tot overdrijven geneigd ben, maar ik durf te stellen dat sommige bottelrozen met vruchten nog mooier zijn dan wanneer ze in bloei staan. Zo’n roos is bijvoorbeeld Rosa glauca, bloeiend met aardige roze bloemen in de voorzomer en met spectaculair zeegroen blad en oranje bottels in de herfst. De huis-tuin-en-keukenroos mag dan uitbundig bloeien – het blad is niet haar sterkste punt. Dat is donkergoen, saai, en meestal ontsierd door zwarte vlekken en/of meeldauw. Bij bottelrozen is dat anders; daar is het blad een verdienste in plaats van een nadeel. Naast het blauwgroene blad van bijvoorbeeld Rosa glauca en Rosa corymbulosa is er het decoratief gerimpelde blad van Rosa rugosa en het varenachtig fijnverdeelde blad van rozen als Rosa moyesii en Rosa multibracteata. En zo opvallend zijn de bottels van de laatste twee soorten dat er zelfs selecties bestaan die naar de kleur van hun bottels zijn genoemd, zoals ‘Geranium’ en ‘Sealing Wax’. Mijn favoriet is Rosa multibracteata, met roze bloemen in de zomer en een lawine van kleine flesvormige rode bottels in de herfst.