Gemaksplanten
Eenjarige planten zijn nu minder populair dan pakweg twintig jaar geleden. De eenjarige is geen gemaksplant; vaak hoor je een ware litanie als tuiniers proberen uit te leggen waarom ze de eenjarige eraan hebben gegeven: vroeger zaaiden ze ieder jaar eenjarigen, maar dan moest je eerst het zaad bestellen en dat kwam nooit op tijd. Als je het dan eindelijk in huis had, dan moest je potgrond kopen en ervoor zorgen dat je voldoende potten in huis had. Vaak kwam er na het zaaien helemaal niets op, maar als het zaad onverhoopt ontkiemde, dan vielen de zaailingen na een week om onverklaarbare redenen weer om. Maar zelfs als alles goed ging, dan moesten de zaailingen na een paar weken worden verspeend – een heel werk, en wat nog erger is: verspeende planten nemen veel ruimte in beslag. En daar stonden ze dan, in regimenten op de vensterbank, in oude yoghurtpotjes, eierdozen en andere geïmproviseerde containers. En terwijl de ijsheiligen op zich lieten wachten, werden de verspeende plantjes almaar pieriger, terwijl ze wachtten om de tuin in te kunnen… De rest van de klaagzang zal ik u besparen, want u kunt het verhaal zelf aanvullen, met rampverhalen over mollen en slakken, droogte, of juist stortbuien.
Je kunt zo’n klagende tuinier beschouwen als een oude zeur die beter in een flat kan gaan wonen, maar zijn klacht bevat een kern van waarheid. Het ieder jaar weer zaaien van eenjarige planten is inderdaad arbeidsintensiever dan de teelt van vaste planten. Wie zijn tuin daarmee volplant heeft ontegenzeggelijk minder werk in het voorjaar.
Maar niet iedere eenjarige hoef je ieder jaar te zaaien. Er is een grote categorie van eenjarige planten die je maar eenmaal in je leven zaait – daarna is het slechts een kwestie van uittrekken waar je ze niet hebben wilt. Een voorbeeld is de goudsbloem die, of je dat nu leuk vindt of niet, jaar in, jaar uit terug blijft komen nadat je hem eenmaal hebt gezaaid. Soms heb je hem zelf niet eens gezaaid en waren het je voorouders die de plant introduceerden. Eenzelfde plant met zaad dat lang kiemkrachtig blijft is de opiumpapaver die – zelfs als hij een eeuw geleden ooit eens in je tuin heeft gestaan – steeds weer spontaan blijft terugkomen. Tabaksplanten kunnen soms jaren overslaan om daarna weer plotseling in een tuin te verschijnen. Meestal is die tuin dan omgewoeld waardoor zaad dat jarenlang in de grond heeft liggen sluimeren weer aan de oppervlakte is gekomen. Tabak is, net als de papaver, een lichtkiemer, wat inhoudt dat het zaad pas kan ontkiemen als het door verstoring van de grond aan de oppervlakte belandt. Dit is tegelijk de verklaring voor de hiervoor geciteerde klacht dat gezaaid zaad niet wil kiemen: wie zaden van lichtkiemers zaait en met grond bedekt, kan wachten tot hij een ons weegt; er gebeurt niets. Pas als hij zijn potten met weigerachtige zaaisels op de composthoop gooit komt het zaad aan de oppervlakte en kiemt het daar alsnog.
Een oervoorbeeld van de eenjarige die je maar een keer per mensenleven hoeft te zaaien, is de Oost-Indische kers. Oost-Indische kers is niet winterhard en bevriest bij de eerste de beste nachtvorst. Maar de zaden kunnen de winter wél doorstaan en wie ooit Oost-Indische kers heeft gezaaid hoeft dat geen tweede keer te doen. De planten komen iedere voorzomer trouw weer op. Er is één uitzondering: de zeldzame dubbelbloemige Oost-Indische kers ‘Hermine Grashoff’. Die vormt geen zaad en moet daarom ieder najaar worden gestekt om als stek te worden overwinterd. En dat is heel veel werk. Bepaald geen gemaksplant.