Appelbloesem
Je hebt bloemen en bloesem. Een tulpenboom bloeit met bloemen en ook bij een goudenregen zal je niet snel van bloesem spreken. Bloesem lijkt voorbehouden aan vruchtbomen. Van alle fruitbloesem spreekt appelbloesem waarschijnlijk het meest tot de verbeelding want niet alleen appelbomen prijken met appelbloesem, maar er bestaat ook een clematis ‘Apple Blossom’, een flox ‘Apple Blossom’ en een roos ‘Apple Blossom’. En ook het kleine bolgewasje Rhodohypoxis dat de hele zomer bloeit, heeft een rozerode variëteit die ‘Apple Blossom’ heet.
‘Pear Blossom’ of ‘Cherry Blossom’ zijn als naam minder gewild; ‘Peach Blossom’ komt een enkele keer voor, maar de appelbloesem spant toch de kroon. Misschien zijn het de twee kleurschakeringen in dezelfde bloem die de appelbloesem zo geliefd maken: donkerroze knoppen openen zich tot lichtroze, soms bijna witte bloemen. De meeste andere vruchtbomen bloeien egaal wit of egaal roze. En misschien heeft de vorm van de boom er ook iets mee te maken. Tere bloemen aan de knoestige tak van een appelboom vertederen wellicht meer dan bloesem aan een gladde kersentak of aan een vaak wat depressief ogende perenboom met zijn afhangende takken.
Als je beseft hoe algemeen geliefd appelbloesem is, dan is het verbazend dat de appelboom niet vaker in tuinen wordt gebruikt. Sierappels kom je nog weleens tegen, maar de consumptieappel wordt zelden aangeplant. Men lijkt te denken dat die alleen in de boomgaard kan gedijen. En dat terwijl een appelboom in allerlei verschillende vormen kan worden gesnoeid. Je kunt er een parasol-appel van maken, die minder hard groeit – en daardoor veel gemakkelijker in vorm te snoeien is – dan de dakplataan. Je kunt er een lei-appel van snoeien die mooier bloeit dan de leilinde en die bovendien geen honingdauw op het tuinmeubilair laat druppen. Want wie een linde in de buurt van zijn terras plant krijgt daar onherroepelijk spijt van. Een appelboom zou de ideale keuze zijn voor kleine tuinen, ware het niet dat je vaak twee verschillende variëteiten moet planten omdat appels kruisbestuiving nodig hebben om rijk vrucht te dragen. Eigenlijk zou je de buren ervan moeten overtuigen om ook een appelboom te planten.
Appelbomen worden geleverd als struik, als halfstam of als hoogstam. Voor de tuin is een hoogstam het meest geschikt: je kunt eronderdoor kijken; je kunt er – na verloop van jaren – een schommel of een hangmat aan hangen en je kunt eronder zitten. Appels zijn altijd op een onderstam geënt. Meestal heeft die onderstam een nummer, bijvoorbeeld M 27 of MM 106. Een enkele keer heet hij ‘Zaailing’. Die onderstammen hebben een verschillende groeikracht: op een zwakgroeiende onderstam krijg je een kleine boom en op een sterkgroeiende een grote. Zwakgroeiende, kleine bomen beginnen vroeg te dragen – soms al een jaar of drie na het planten. Maar ze takelen ook sneller af. Vroeg rijp, vroeg rot, nietwaar? Sterkgroeiende, grote bomen kunnen er soms wel tien of zelfs twaalf jaar over doen voordat u de eerste appels kunt plukken. Vruchtbomen gedijen het beste op vruchtbare grond, zoals löss of klei. Zand is minder geschikt. Wie op onvruchtbare zandgrond toch een appelboom wil planten, moet op zoek naar een zo sterk mogelijke onderstam. Zwakgroeiende onderstammen zijn bijvoorbeeld M 26 en M 27. Middelsterk zijn M 7, M 2 en MM 106, en sterkgroeiend zijn onder meer MM 109, M 25, M 11 en A 2. Het sterkst van allemaal zijn appels die geënt worden op ‘Zaailing’ en wie op de Veluwe of in de duinen woont en toch een appelboom in zijn tuin wil, moet de ‘Zaailing’ als onderstam kiezen. Je zou ook zelf appelpitten kunnen zaaien om een zaailing te krijgen, maar dan moet je daarna ook nog eens een cursus enten volgen.