Nepmargrieten
Sommige planten en dieren zijn symbolen. In het buitenland staat de tulp voor Nederland en de stadsmens heeft de neiging om alles wat vliegt een vink te noemen. Behalve dan die keer toen een corpulente vriend van mij zich in een iets te klein rokkostuum had geperst omdat hem de eer te beurt viel om op een Amsterdamse scheepswerf een schip te dopen. Juist toen hij de champagnefles tegen de boeg van het schip wilde laten zwaaien, klonk er een stem uit de groep toekijkende arbeiders die in onvervalst Amsterdams riep: ‘Hij lijkt wel een swangere swaluw.’ Dat maakte de plechtigheid wat minder plechtig. En nooit kan ik iemand meer in een rokkostuum zien zonder aan zwaluwen te denken.
Ook de margriet is zo’n archetype, en wie geen plantenkenner is heeft de neiging om alle bloemen met een rond hart en een krans van bloemblaadjes een margriet te noemen. Madeliefjes, zinnia’s en kamille – al hun bloemen beantwoorden aan hetzelfde bouwplan en daarom zijn het allemaal margrieten. En daarin staan wij niet alleen, want in Engeland heet zo’n bloem altijd een daisy, of het nu om een margriet of om een zonnebloem gaat. En het is handig om zo’n symboolbloem te hebben, want je hoeft een bloem maar als margrietachtig, of lijkend op een margriet te omschrijven, en iedereen weet wat je bedoelt.
Zo’n margrietachtige is Anthemis tinctoria, de verfkamille, een plant die de hele zomer doorbloeit met een zee van gele bloemen. Die lange en rijke bloei heeft voor de tuinier grote voordelen – veel kleur voor weinig geld – maar de plant heeft de neiging om zichzelf al bloeiend dermate uit te putten dat hij na de bloei nog ternauwernood in leven is. Want dat is iets wat wij wel eens vergeten: rijke bloei kost meer energie dan spaarzame bloei. En hoewel de verfkamille technisch gezien tot de vaste planten wordt gerekend, is hij meestal na een paar jaar al op en aan vervanging toe. Vroeg rijp, vroeg rot, zoals mijn grootmoeder vroeger zei. Dat wil niet zeggen dat de verfkamille geen plaats in onze tuin verdient, want met een massa gekleurde margrieten boven een zee van fijn verdeeld loof krijg je wel degelijk waar voor je geld. ‘Crallach Gold’ bloeit goudgeel; ‘E.C. Buxton’ en ‘Wargrave’ hebben zachtgele bloemen, en ‘Sauce Hollandaise’ bloeit met de kleur van stopverf – meer iets voor wie bang is voor echte kleuren. Veel bloemen gaan ’s nachts slapen – ze vouwen hun bloemblaadjes dicht. Verfkamille doet dat ook, maar vouwt zijn bloemblaadjes naar onderen in plaats van naar boven.
Er zijn nog meer nepmargrieten in onze tuincentra te vinden. Anthemis carpatica ‘Karpatenschnee’ bijvoorbeeld, een plant die – voor wie dat nog niet duidelijk is – uit de Karpaten komt. Anthemis carpatica is een kussenvormende plant met mossig, fijn verdeeld blad en witte bloemen die sprekend op kamillebloemen lijken: wit met een geel hart. Of thee van ‘Karpatenschnee’ ook tegen kiespijn helpt, zoals wordt beweerd, is mij niet bekend.
Nu ons klimaat verandert, worden veel plantennamen minder begrijpelijk. Anthemis sancti-johannis bloeide vroeger omstreeks Sint-Jan – 24 juni – maar dit jaar zag ik de feloranje bloemen al in de laatste week van mei. En het eerste maartse viooltje bloeide in januari. Ook deze sint-jansmargriet is een plant die zich gedraagt als een held in een opera: Anthemis sancti-johannis bloeit zo overdadig dat hij aan het einde van de zomer meestal zingend ten onder gaat. Geen ramp natuurlijk, maar het is goed om voorbereid te zijn. Niet iedereen is dol op het harde oranje van deze plant, maar voor wie niet bang is, is Anthemis sancti-johannis mooi te combineren met de paarsblauwe aren van Salvia ‘Ostfriesland’ en de platte knalgele schermen van het duizendblad Achillea ‘Goldplate’. Een klap op het oog is er niets bij.