Wolfsmelk
Plantenverzamelaars hebben in voorbije eeuwen vanuit Azië allerlei nieuwe planten naar Europa gestuurd, maar gek genoeg vooral bolgewassen. Een stroom van tulpen, lelies en krokussen bereikte ons sinds de zeventiende eeuw en als je niet beter wist dan zou je denken dat er in de bergen en de steppen van het Verre Oosten voornamelijk bloembollen bloeiden. Pas gedurende de laatste twintig jaar beginnen ook andere planten, zoals schermbloemen en eenjarigen, ons te bereiken waardoor het lijkt alsof nog steeds in hoog tempo allerlei nieuwe plantensoorten worden ontdekt. Het is eerder zo dat die nieuwe planten al lang bekend waren maar dat geen plantenjager de moeite nam om ze ook in cultuur te brengen. Het moest een tulp of een keizerskroon zijn om mee te tellen.
Zo’n plant waarvan het aantal verkrijgbare soorten en variëteiten pas in de laatste 25 jaar explosief is toegenomen is de wolfsmelk, Euphorbia in het Latijn. In 1980 kwam je hooguit twee of drie soorten tegen in de tuin, en dat moest dan nog een liefhebberstuin zijn. Nu, een kwart eeuw later, zal het een plantengek niet meevallen om zijn wolfsmelkcollectie tijdens zijn leven compleet te krijgen. Voor wie echt zijn best doet zijn er nu tussen de drie- en vierhonderd wolfsmelken te koop, en jaarlijks komen er nieuwe soorten, kruisingen en selecties bij. Wolfsmelk is sexy, in die afschuwelijke moderne taal.
Bijna alle winterharde wolfsmelksoorten bloeien in een kleurschakering tussen groengeel en gifgroen, hoewel er een paar soorten bestaan met oranje bloemen. Bloem is een misleidend woord als je het over wolfsmelk hebt, want de eigenlijke bloem stelt weinig voor en het zijn de grote gekleurde schutbladen die de bloeiwijze kleur geven.
Lelijke Euphorbia’s zijn er niet, wat niet wil zeggen dat ze ook allemaal de moeite waard zijn. Veel soorten lijken nogal op elkaar, waarbij het vaak voorkomt dat de een net iets mooier is dan de ander. Dan kun je natuurlijk beter kiezen voor de mooiste soort en niet voor het lelijke zusje, want wie een mooie tuin wil hebben moet meedogenloos zijn. Dit lelijke-zusje-effect zie je bijvoorbeeld bij twee nieuwe soorten die ons zo’n twintig jaar geleden vanuit de Himalaya bereikten: Euphorbia cornigera, een soort die al in 1862 in Kashmir werd ontdekt maar die tot 1986 moest wachten om naar Europa gestuurd te worden, en Euphorbia schillingii, een plant die ons een paar jaar eerder bereikte vanuit de bergen van Nepal.
Het zijn allebei prachtige planten – alleen: de een lijkt op een minder mooie variëteit van de ander. Euphorbia cornigera is in alles net iets mooier dan E. schillingii en dit is dan ook de plant die u zou moeten kiezen, tenzij u natuurlijk uw wolfsmelkverzameling compleet wilt hebben.
Euphorbia cornigera is – volgens mij tenminste – een van de mooiste nieuwe tuinplanten van de afgelopen tijd. Het blad is zachtgroen, met een geelgroene middennerf; de stengels zijn recht en stevig. De bloemen beginnen in juli te kleuren en blijven mooi tot diep in de herfst. In goede, vruchtbare tuingrond wordt de plant wel een meter hoog en een volgroeide pol neemt bijna een vierkante meter in beslag. De stervormige bloeiwijzen verlopen van geelgroen in het midden naar groen aan de buitenkant. Euphorbia cornigera ontleent zijn charme dan ook eerder aan zijn fascinerende vorm dan aan zijn uitbundige kleur. En die gedekte bloemkleur heeft één groot voordeel: deze wolfsmelk kan met geen enkele andere plant vloeken.