Grind
Ik tuinier aan de Veluwezoom. De grond is vruchtbaar maar droogt snel uit. En hij bevat nogal wat grind. Nooit had ik beseft dat er een paar steentjes in de grond als een probleem kan worden ervaren, tot ik onlangs langs een voortuin liep, waarin een man druk in de weer was met een zeef. Hij stond te midden van grote bergen grond en deed denken aan oude foto’s van goudzoekers in Alaska. Ik maakte een flauw grapje en vroeg de man of hij soms op zoek was naar gouden dukaten. Dat bleek niet het geval te zijn. Hij vertelde dat hij onlangs vervroegd met pensioen was gegaan en daarna de overvolle Randstad had verruild voor een bungalow in het groen, om zich daar te wijden aan tuinieren. Hij had het wel naar zijn zin hier, maar het enige dat hem nu, na zijn verhuizing, toch tegenviel was dat de grond vol zat met grind. Vandaar zijn zeefactie. Hij kwam van het veen, uit de buurt van Gouda, en ervoer het verschil in bodem als een cultuurschok. Hij beweerde dat hij grote aanpassingsproblemen had en dat hij helemaal opnieuw moest leren tuinieren. Hij voelde zich als een verkeersslachtoffer dat na een zwaar ongeluk weer moest leren lopen. Tja, overdrijven is ook een vak.
Het valt mij altijd op hoe mensen kunnen zaniken over de grond in hun tuin. Niemand is ooit tevreden, lijkt het. De een zit op rivierklei – ‘in de winter zak je er tot je oksels in en ’s zomers kun je er met geen breekijzer in komen.’ De ander tuiniert op zand: ‘Zelfs het onkruid wil er niet groeien en als het een beetje waait, dan stuift je hele tuin weg.’ En een derde heeft wel goede grond, maar daaronder zit een oerlaag, waardoor de tuin na een regenbui in één grote modderpoel verandert.
Uit hoofde van mijn werk krijg ik vaak met vragen over tuinen te maken. Vroeger nam ik alle vragen over problematische tuingrond serieus, maar in de loop der jaren ben ik gaan beseffen dat die vragen en klachten weinig met tuinieren te maken hebben. Zeuren over grond waarin niet te tuinieren valt is bijna altijd vragen om aandacht.
Toch valt het niet te ontkennen dat de grond in de ene tuin gemakkelijker te bewerken, of vruchtbaarder is dan in de andere. Succesvol tuinieren begint met een gedegen kennis van de grond. Want daarvan zou de keuze van de planten moeten afhangen. Naast de bloemkleur van een plant, of de uiteindelijke hoogte van een boompje, zouden catalogi eigenlijk allereerst moeten vermelden of de plant in kwestie geschikt is voor veen, klei of zand. Dat zou veel teleurstellingen kunnen ondervangen.
Om me – wat miskleunen betreft – maar even tot mijn eigen omgeving te beperken: overal op de Veluwe zie ik rozen geplant worden in grond die niet veel meer is dan veredeld zand. Vervolgens verbaast de tuinier zich over het feit dat zijn rozen in die zandbak niet willen gedijen. Ten slotte geeft hij het op. Exit rozen – in plaats daarvan worden nu hortensia’s geplant. Maar ook die tieren niet bepaald welig. Want die houden van vocht. En na verloop van tijd volgt onvermijdelijk de jammerklacht: in mijn tuin wil niets groeien. Dergelijke frustraties waren te voorkomen geweest, als de tuinier planten gekozen had die bij zijn grond passen. Wie op zand tuiniert, doet er goed aan om zich te beperken tot planten die niet alleen op zandgrond in leven blijven, maar die zelfs van zand houden.
Er is keus genoeg; toortsen, kruisdistels, vuurpijlen, thijm en marjolein, duindoorn, zeekool en asperges – allemaal planten die dol zijn op zand. En als het dan toch rozen moeten zijn, kies dan Rosa rugosa, de rimpelroos, of Rosa pimpinellifolia, de duinroos.
Afgelopen zomer was ik in Cadzand, in Zeeuws-Vlaanderen, een badplaats waar ik graag fossiele schelpen en haaientanden mag zoeken langs het strand. In de tuin van ons gehuurde huis, vlak achter de duinen, stond in puur zand een plantencombinatie waarvan ik iedere dag weer vrolijk werd: knalpaarse prikneuzen met heldergeel sint-janskruid. Misschien niet de meest exclusieve planten, maar wel een inspirerend voorbeeld en een goed begin voor iedere zandtuinier.