Haarlems klokkenspel
Hoe vaak hebben wij het in Nederland niet over de ‘grote’ rivieren, om te beginnen in het weerbericht: ten noorden van de grote rivieren motregen, ten zuiden ervan bewolkt, maar overwegend droog. En terwijl ik dit schrijf, woedt beneden de grote rivieren het carnaval, terwijl boven de grote rivieren hoogstens een calvinistisch slokje kraanwater wordt genomen. Ten noorden van de grote rivieren woonden de woeste Germanen, terwijl benedenriviers de Romeinen hun beschavende invloed uitoefenden. Na de mislukte Slag om Arnhem, stuitte de geallieerde opmars op de grote rivieren.
Wij leven in een door rivieren gespleten land. Wij willen onze buitenlanders laten inburgeren, maar met wie zou een immigrant zich in hemelsnaam moeten identificeren? Met de eenkennige Fries, de losbollige Limburger, of met de steile Zeeuw? Vanuit mijn raam kijk ik uit op de kerktoren van Doesburg, gelegen aan de overkant van de rivier. Als de wind uit het oosten waait, dan waait hij uit de richting van Doesburg. Een kwaaie wind, zeggen ze hier op onze oever, want een wind die vanuit Doesburg waait kan niets goeds brengen. Daar, aan de overkant, wonen louter biergooiers, varkensboeren en messentrekkers. Wij hebben in Nederland helemaal niets gemeenschappelijks; de enige bindende factor is misschien ons opportunisme.
Ook in de plantengeografie wordt vaak over de grote rivieren gesproken. Zoals in verband met planten met lichte zaden die zich op de wind kilometers ver kunnen verspreiden, zoals wilgen, met hun vederlichte pluis, en paardenbloemen met hun parachuutjes. Zij trekken zich van de grote rivieren weinig aan, maar voor planten waarvan het relatief zware zaad niet ver van de moederplant valt, zijn de grote rivieren een onneembare barrière. Zo’n plant is de knolsteenbreek, Saxifraga granulata, een plant die vroeger uitsluitend beneden de grote rivieren groeide en daar plaatselijk evenveel voorkwam als speenkruid. Nu hebben de moderne landbouwmethoden de plant teruggedrongen tot een paar natuurreservaten. De naam steenbreek suggereert niet veel goeds, maar de stenen die gebroken worden zijn geen bakstenen, maar de gneizen en granieten van het hooggebergte. Daar groeien veel soorten steenbreek die – over een periode van miljoenen jaren – de bergen afbreken. Ieder jaar een millimeter minder. Zwitserland kent meer dan veertig soorten; daar vormt de steenbreek rozetten die in verticale rotsspleten groeien, of kussentjes die zich hoog in de bergen aan een rots vastklampen en die ineengedoken proberen om zo weinig mogelijk wind te vangen. Steenbreeksoorten zijn de lievelingen van rotsplantenverzamelaars; in mijn rotsplantenbijbel, Ingwersen’s Manual of Alpine Plants, staan meer dan tweehonderd soorten, gekweekte variëteiten, en kruisingen. Met alleen al het verzamelen van Saxifraga’s zou je een rotstuin, of een flink balkon kunnen vullen. Of zo’n moderne steentjestuin.
Onze laagland-Saxifraga’s breken geen steen, maar groeien in de wei of in de duinen. We hadden er drie, echter één soort, Saxifraga hirculus, de bokjessteenbreek, is al sinds 1859 niet meer in Nederland gezien. We kunnen de moderne landbouw van veel de schuld geven, maar niet van het uitsterven van de bokjessteenbreek. De modernisering van de landbouw is immers van later tijd.
Een soort die wel steeds zeldzamer wordt, maar die nog net niet is uitgestorven, is het kandelaartje, Saxifraga tridactylites, een nietig maar wijdvertakt eenjarig plantje met rood blad en melkwitte bloempjes. Het kandelaartje groeit vooral in kalkrijke duinen, en vroeger kwam het ook op oude vestingmuren voor, maar die zijn inmiddels allemaal zo grondig gerestaureerd dat het kandelaartje daar verdwenen is.
En ten slotte hebben we dan, beneden de rivieren, de knolsteenbreek, met slanke bloemstengels van zo’n 40 centimeter hoog en witte bloemen in losse, luchtige bloeiwijzen. Er bestaat ook een gevuldbloemige vorm, Saxifraga granulata var. plena, die merkwaardigerwijze juist alleen bóven de grote rivieren groeit en wel als stinsenplant in parken en op oude buitenplaatsen. Vooral rondom Haarlem komt deze dubbele knolsteenbreek voor en de Nederlandse naam luidt dan ook ‘Haarlems klokkenspel’, een naam waarover men in carnavalsland ongetwijfeld weer de nodige ranzige grappen zal maken.