Appels voor de vogels
Het plantseizoen van bladverliezende bomen loopt van november tot april. Was u van plan om voor de lente nog even een leilinde te planten, of een dakplataan? Of misschien zo’n monster van een bolconifeer, of een bolacacia? Dan kunt u nu nog van gedachten veranderen. Bolbomen misstaan misschien niet in de tuinen van Versailles, maar in de gewone tuin zijn die voorgevormde bomen een uiting van misplaatste pretenties. Een goed alternatief voor al die botanische edelkitsch is de sierappel, waarmee u niet alleen een natuurlijke sfeer in uw tuin schept, maar bovendien de vogels een groot plezier doet. Vooral lijsters zijn dol op sierappels. Als ’s winters het meeste voedsel in de tuin dreigt op te raken, vormen de vruchten van de sierappel een welkome aanvulling op het vogeldieet. Er zijn vijf soorten lijsters die we in de tuin regelmatig te zien krijgen: als broedvogel de merel, de zanglijster en de grote lijster en als wintergast de kramsvogel en de koperwiek. Vogels zijn trouwens niet alleen dol op sierappels, maar ook op gewone consumptieappels. Toch zijn er redenen aan te voeren waarom een sierappel voor de tuin geschikter is dan de eetappel. Om te beginnen worden sommige appelbomen nogal groot. Het hangt ervan af op wat voor onderstam de appel is geënt, maar een goudrenet of een sterappel kom je nooit tegen als dwergboom. En ten tweede hebben veel eetappels een bestuiver nodig om überhaupt vruchten te dragen. Dat houdt in dat je twee verschillende cultivars moet planten en in onze steeds kleiner wordende tuinen stuit dat op bezwaren. Onder sierappels zijn ook reuzen te vinden, maar de meeste blijven klein en zijn geschikt voor kleine tuinen. Sierappels zijn minder populair dan sierkersen en dat is vreemd want van de sierkers – of Japanse kers – heb je maar een dag of tien per jaar plezier, terwijl de sierappel twee maal per jaar mooi is, om te beginnen tijdens de spectaculaire bloei in het voorjaar en daarna nog eens in de late herfst en in de winter, als de bomen met duizenden kleine appeltjes zijn opgetuigd. Sommige soorten, zoals Malus baccata dragen piepkleine knikkervormige vruchtjes die de naam appel nauwelijks waard zijn omdat ze niet groter zijn dan de bessen van de lijsterbes of de meidoorn. Andere sierappels, zoals ‘John Downie’ hebben flinke appels die bovendien nog lekker zijn om op te eten, waardoor de grens tussen sierappel en eetappel vervaagt. De vruchten van ‘John Downie’ zijn vrolijk oranje, maar ze hangen niet tot in het nieuwe jaar aan de boom. Wie op zoek is naar cultivars die hun vruchten tot in februari vasthouden, kan uitkijken naar ‘Red Jade’ of ‘Red Sentinel’. Beide boompjes hebben lakrode vruchten. Ik vind die kleur wat somber, maar de appeltjes blijven onwaarschijnlijk lang aan de bomen hangen. Vrolijker van kleur is: ‘Gorgeous’, waarvan de vruchten ook met Kerstmis nog vrolijk glimmen. Niet alle sierappels hebben rode vruchten. De knikkertjes van Malus baccata zijn geel met een oranje blos en de appeltjes van ‘Butterball’ zijn dan wel niet botergeel, maar wel geel. Het helderste geel vinden we in de appeltjes van ‘Golden Hornet’. Malus brevipes heeft oranje vruchten, evenals een oude bekende uit sierappelland ‘Professor Sprenger’. Deze laatste is mooi, maar te groot voor de kleine tuin. Kies in ieder geval een moderne hybride als u besluit om een sierappel in de tuin te planten. De oudere cultivars, zoals ‘Oekonomierat Echtermeyer’ en ‘Exellenz Thiel’ hebben weliswaar prachtige namen, maar deze beide Duitsers zijn nogal ziektegevoelig.