De pot in
Wie zijn brood moet verdienen met de bloembollenhandel zit met één groot probleem: als de bollen bloeien, kun je ze niet kopen en als je ze kunt kopen bloeien ze niet. De schrijver van een tuinrubriek voor kranten of tijdschriften bevindt zich in een vergelijkbare situatie: hij heeft de neiging om in het voorjaar over bloembollen te schrijven, terwijl de lezer die pas een half jaar later kan aanschaffen om ze in de tuin te planten. De krantenjournalist schrijft niet voor de eeuwigheid, de krant van gisteren wordt opgehaald en gebruikt voor de financiering van nieuwe shirts voor de voetbalvereniging, voor de vulling van de kattenbak of voor de verpakking van een gestoomde makreel.
En over oude kranten gesproken: als u van plan bent om een nieuwe vijver te maken, dan voorkomen enkele dikke lagen oude kranten dat steentjes of glasscherven uw vijverfolie beschadigen. Goedkoop en even effectief als de dure matten die voor hetzelfde doel in de handel zijn. Maar ik dwaal af. Ik wil het over bloembollen hebben en niet over vijvers.
Bloembollen dus. Die zou ik willen indelen in wijkers en blijvers. Met wijkers bedoel ik die bollen die in het seizoen nadat je ze geplant hebt prachtig bloeien en daarna nauwelijks meer. Een voorbeeld is de hyacint, die na de eerste uitbundige bloei in ijltempo degenereert. Als zij in haar tweede jaar al terugkomt, dan hoogstens met wat zielige groene sprietjes en een bloem die een travestie is van die dikke sappige hyacintenbloem van het eerste jaar. Een blijver is bijvoorbeeld de sneeuwroem, Chionodoxa, een bolgewasje dat zich in razend tempo door de hele tuin verspreidt, daarbij geholpen door de mieren die ijverig met de zaadjes van sneeuwroem slepen. Ook veel narcissen zijn echte blijvers en je krijgt er steeds meer van. Tulpen zou ik weer bij de wijkers willen indelen, hoewel die zich op kleigrond vaak redelijk goed kunnen handhaven. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom een plant na verloop van tijd verdwijnt. Muizen, ratten en woelmuizen kunnen de bollen opeten; schimmels en bacterieziekten kunnen de bollen aantasten en parasieten, zoals de narcissenvlieg, kunnen hun eieren op de plant afzetten, waarna hun larven de bollen van binnenuit opeten. Maar meestal verdwijnt een plant doordat hij niet geschikt is voor ons klimaat.
Veel bolgewassen groeien van oorsprong in de steppe of de woestijn en hebben hoge zomertemperaturen nodig om goed te bloeien. De bollenkweker zorgt voor die hoge zomertemperatuur door zijn bollen iedere zomer op te rooien en soms, zoals in het geval van de hyacint, bij een kunstmatig verhoogde temperatuur te bewaren. Natuurlijk kunnen wij dat proces nabootsen, maar je moet toch wel een gedreven tuinier zijn om de bloembollen ieder jaar uit de grond te halen om ze ’s zomers op een warm plekje te bewaren. Dan is het handiger om ze helemaal niet in de tuin te planten, maar om ze in potten te kweken. Als de bloembollen dan uitgebloeid zijn kun je de potten uit het zicht, maar droog en in de zon, wegzetten. Op die manier krijgen de bollen net dat beetje extra warmte dat ze nodig hebben om het volgende jaar weer goed te bloeien. Tijdens de groei kunt u de planten vloeibare mest geven, want de hoeveelheid voedsel in een bloempot is natuurlijk eindig. ’s Winters kunnen de potten min of meer vorstvrij worden opgeborgen. Planten die onder dit regime gedijen zijn bol-irissen, zoals Iris reticulata, Iris winogradowii en Iris histrioides, en kleine tulpensoorten als Tulipa turkestanica en Tulipa urumiensis. Ook Crocus sativus, de saffraankrokus, komt in een pot tot bloei, terwijl deze plant in de tuin wel in leven blijft, maar nooit bloemen produceert. Maar kijk uit voor muizen. Het zou mij niet verbazen als die Turkse krokusknollen nog verkozen worden boven Goudse boerenkaas.