Maagdenpalm
Ik heb vroeger wat afgescholden op het gebruik van bodembedekkers. Ik vond het planten van bodembedekkers een negatieve benadering van de tuin. Als het doel van tuinieren is om de bodem te bedekken – zo schreef ik meer dan eens – dan kun je van de tuin net zo goed één groot grasveld maken, of beter nog: de zaak plaveien. Nu, mijn advies is opgevolgd. En het is nog veel erger geworden dan ik in mijn ergste nachtmerries had voorzien, want gras zie je niet meer en ook plaveisel is uit de mode. Gras moet gemaaid en in plaveisel groeit het onkruid in de voegen. Aan het ‘nieuwste tuinieren’ komt geen plant meer te pas. Overal in het land gaat de tuin op de schop, wordt de bodem bedekt met zwart, synthetisch doek, met daarop een laag steenslag in baksteenrood of oker. De Nederlandse tuin versteent. Geen vlinder fladdert, geen vogel fluit. Het enige teken van activiteit is het zachte zoemen van de elektrische pomp van de waterbol. En ach, wat verlang ik nu terug naar de goede oude tijd van de bodembedekker.
Niet alle bodembedekkers bedekken de bodem effectief. Ze laten soms gaten vallen waardoor het onkruid toch een kans krijgt. Maar echte bodembedekkers, zoals maagdenpalm, maken een ondoordringbare deken van blad en stengels en vormen daardoor een onderhoudsloos groen dek. Maagdenpalm, Vinca in het Latijn, is ’s zomers en ’s winters groen. Dat is wat velen in een bodembedekker zoeken, want wat heb je aan een bodem die zes maanden van het jaar helemaal niet is bedekt?
De sterkst groeiende soort is Vinca major, een plant die aan de uiteinden van de ranken wortelt, nieuwe planten maakt en zo in ijltempo door de tuin ‘wandelt’. Gelukkig wandelt hij ook weer terug naar zijn oorspronkelijke standplaats waardoor al snel een ondoordringbaar woud van stengels ontstaat. Het is als een groene vloedgolf die alles op zijn pad overspoelt. Wees gewaarschuwd: plant tere bolgewasjes als hondstand en sneeuwklokjes liever niet in de buurt. Vinca major bloeit in april en mei met lilablauwe bloemen en de bloemblaadjes doen aan molenwieken denken. Er bestaat ook een ondersoort, Vinca major ssp. hirsuta, met donkerder bloemen en smallere bloemblaadjes, waardoor de bloemen meer op paarse sterren lijken.
Vinca major vormt een landschap van groen, waarin konijnen of fazanten zich met gemak kunnen verschuilen. Niet iedere tuinier stelt dat op prijs, maar wie zijn bodem met vegetatie bedekt, moet erop rekenen dat veel dieren daar dankbaar gebruik van zullen maken. Zij denken meer in termen van dekking dan van bedekking. Vooral in donkere hoeken zou u kunnen overwegen om de vrolijke bonte vormen van maagdenpalm toe te passen. Vinca major ‘Aurea’ en ‘Variegata’ zijn geel- respectievelijk witbont. De bontbladigen woekeren iets minder dan de groenbladige soort.
De bekendste maagdenpalm, met wel dertig verschillende variëteiten, is de kleine maagdenpalm, Vinca minor. Het is een plant die in Nederland ook in het wild voorkomt en het is grappig om te bedenken dat een plant die zoveel in tuinen wordt toegepast en die zo hard groeit, in zijn natuurlijke omgeving een beschermde plant is. Ook de kleine maagdenpalm maakt een gesloten dek van blad, waaruit hier en daar de bloemstengels oprijzen. Maagdenpalm groeit het snelst en het weelderigst in de schaduw, maar houdt het ook uit in de blakerende zon. En – zoals met zoveel schaduwplanten het geval is – hoe meer zon, hoe rijker de bloei. De bloemen van Vinca minor zijn het traditionele lilablauw, maar er zijn ook kweekvormen met witte, wijnrode en roze bloemen.
Sommige tuiniers zijn dwangmatige vormgevers en lopen altijd met de snoeischaar in de achterzak rond. Dergelijke mensen knippen de bladranken van de bloeiende maagdenpalm af en creëren op die manier een keurig, met bloemen overdekt bolletje. Ik ben er niet dol op, op al dat geknip, maar dat nog tien keer liever dan de modieuze steenwoestijn.