Schuldig genot
Bijna iedereen is gefascineerd door afwijkingen. Je ontmoet iemand met een vreemde huidziekte, of met een loensend oog, en je probeert manhaftig te doen of je een volkomen normaal persoon voor je hebt, maar intussen kun je je ogen niet van de afwijking afhouden, hoe je ook je best doet. Je kijkt naar datgene waar je juist niet naar wilt kijken. Die interesse is van alle tijden; kalveren met twee koppen en schapen met vijf poten halen nog steeds de krantenpagina’s.
En huiverend van een mengsel van afschuw, schuld en genot herinner ik me de ‘Dikke Dame’ op de kermis die in een zedeloos kort plooirokje amechtig zat te ademen in een speciaal voor haar geconstrueerde stoel. Ik zie nog haarscherp hoe het vlees van haar ballonvormige kuiten over de randen van haar witte majorettelaarsjes bloesde. Even verderop, in een rood-wit gestreepte tent werd de ‘Vrouw met de Baard’ tentoongesteld. Twee kwartjes per bezichtiging. Als wij Nederlanders onszelf een beschaafd volk noemen en trots zijn op onze cultuur, dan moet ik onwillekeurig aan die kermis uit mijn jeugd denken.
Ook op plantaardig terrein is het altijd de afwijking geweest die meer geld opbracht dan de gewone plant en al sinds de zestiende eeuw worden plantaardige freaks en monsters gekoesterd. Zo’n eeuwenoude afwijking is Calendula officinalis ‘Hen and Chickens’, een goudsbloem waarbij uit de bloembodem nieuwe bloemstengeltjes ontspringen, waardoor de bloem omgeven wordt door een heel firmament van satellietbloemen. Een veelgewaardeerde afwijking is die van het vingerhoedskruid, waarbij een grote klokvormige bloem ontstaat aan de top van de bloemstengel. Zo’n atypische bloem heet een ‘pelorische bloem’. Ook bij riddersporen komt deze afwijking een enkele keer voor. Van vingerhoedskruid zijn zelfs speciale zaadmengsels in de handel met een hoog percentage pelorische bloemen. Zo’n afwijkende bloem is een aardige illustratie van de samenhang tussen flora en fauna. Het voorkomen van pelorische bloemen hangt namelijk af van het voorkomen van steenhommels. Tuinhommels, die groter zijn dan steenhommels, hebben een lange tong waarmee ze de nectar uit de gewone buisvormige bloemen van het vingerhoedskruid kunnen zuigen. Maar de steenhommel heeft een korte tong en kan de nectar niet bereiken. Daarom haalt de steenhommel uitsluitend nectar uit de veel wijdere, makkelijk toegankelijke, pelorische bloemen waar zijn korte tong geen handicap betekent. En doordat de steenhommels uitsluitend die bloemen bezoeken, worden die bloemen ook relatief vaak met stuifmeel van andere pelorische bloemen bestoven. Ooit zal zo’n bloem wel bij toeval, door een mutatie, zijn ontstaan, maar de voorkeur van de aardhommel houdt de afwijking in stand.
Een andere in de tuinwereld geliefde afwijking is bandvorming, een misvorming die in wetenschappelijke taal ‘fasciatie’ wordt genoemd. Fasciatie komt in iedere tuin wel eens voor, maar niet altijd bij dezelfde plant. Kwekers zijn er meestal als de kippen bij om zo’n afwijkende plant te stekken en hem op die manier voort te kweken en hem voor het nageslacht te behouden. Zo’n freak die via stek wordt vermeerderd is bijvoorbeeld Salix udensis ‘Sekka’, een wilg waarbij de uiteinden van de twijgen bandvormig verbreed zijn. Deze wilg is zo populair vooral bij bloemschikkers en andere bloemkunstenaars, dat de struik een Nederlandse naam heeft: bandwilg. Samen met de kronkelwilg is deze bandwilg een van de bekendste ‘frivoliteiten’ zoals deze monsters in de zestiende eeuw werden genoemd. Bandvorming kan door allerlei oorzaken ontstaan: insectenvraat, maar ook straling en plotselinge wisselingen in temperatuur kunnen het verschijnsel veroorzaken. Vorig jaar werd mijn Euphorbia characias, een reusachtige grijsbladige wolfsmelk die in het grind tegen de muur van mijn huis groeit, plotseling door bandvorming getroffen; alle stengeltoppen waren kamvormig vergroeid. Ik bezie het verschijnsel met gemengde gevoelens. Want nog steeds bevangt mij bij het zien van mijn abnormale wolfsmelk dat kermisgevoel – dat vreemde mengsel van afschuw en fascinatie.