Bruine vingers
Ter promotie van de boeken die ik schrijf geef ik soms lezingen, maar dan alleen ’s winters. Op zwoele zomeravonden zit ik liever in mijn tuin dan dat ik er in een bedompt zaaltje over vertel. Het geven van een lezing is stimulerend, want je spreekt per definitie voor geïnteresseerd publiek. Toch is er altijd wel iemand in het gehoor die op al je suggesties reageert met: ‘U hebt gemakkelijk praten. U hebt groene vingers. Maar voor mij, met mijn bruine vingers, valt het allemaal niet mee.’ En zo’n opmerking is altijd weer tegen het zere been. Want groene of bruine vingers bestaan niet. Wel bestaan er mensen die tuinieren als corvee beschouwen en die eventuele mislukkingen door gebrek aan toewijding toeschrijven aan vermeende bruine vingers. En er bestaan mensen die niet van tuinieren of niet van planten houden. Dat is niets om je voor te schamen. Anderen houden niet van katten, spruitjes, of van Mozart. Even goede vrienden.
Dat neemt niet weg dat de moderne tweeverdiener die wél van tuinieren houdt door zijn jachtige leven toch minder tijd heeft om in zijn tuin te besteden, vooral als hij naast tuinieren nog andere hobby’s heeft. Ik kan mij dan ook voorstellen dat niet iedereen zin heeft om in het voorjaar eenjarige planten te zaaien. Je moet ze zaaien en verspenen en daarna tot aan de ijsheiligen binnenshuis in goede conditie zien te houden. Dat is arbeidsintensief en daarom is het ook begrijpelijk dat eenjarige planten steeds minder populair worden. Natuurlijk, je kunt ze kant-enklaar in tuincentra kopen, maar daar is het assortiment beperkt. En bovendien: je moet ze ieder jaar weer opnieuw kopen want aan het einde van het seizoen gaan ze dood. Daarom verbaast het mij niet dat steeds meer tuiniers kiezen voor vaste planten en heesters of – erger nog – voor verharding.
Toch is niet de opkweek van alle eenjarigen arbeidsintensief, want er zijn er ook die je maar eenmaal in je leven hoeft te zaaien. Daarna zaaien ze zichzelf en is het een kwestie van uittrekken waar je ze niet hebben wilt. En gelukkig laten eenjarige planten zich gemakkelijk uittrekken. Neem bijvoorbeeld de eenjarige klaproos. Zelfs wie zichzelf bruine vingers toedicht, moet met de eenjarige klaproos kunnen slagen. Alles wat je hoeft te doen, is het zaad in het voorjaar uit te strooien op open plekken tussen de andere planten. In het najaar mag ook, want de kiemplanten van klaprozen zijn redelijk winterhard.
Er zijn drie eenjarige klaprozen die algemeen verkrijgbaar zijn: Papaver rhoeas, de gewone wilde klaproos, Papaver commutatum, en de slaapbol of opiumpapaver, Papaver somniferum. Over de eerste en de laatste heb ik wel vaker geschreven, maar over Papaver commutatum bij mijn weten nog nooit. Papaver commutatum is een plant zonder vijanden. Iedereen die de grote zwartmet-rode bloemen ziet, is op slag vertederd. In het Engels wordt deze klaproos ladybirdpoppy genoemd – lieveheersbeestklaproos – en inderdaad doen de grote zwarte stippen op de bloemblaadjes onweerstaanbaar aan lieveheersbeestjes denken. En ook dat zijn insecten zonder vijanden.
Ik heb hierboven geadviseerd om klaprozenzaad domweg tussen alle andere planten uit te strooien, maar wie geïnteresseerd is in planten- en kleurencombinaties zal het toch niet kunnen laten om zijn planten op de een of andere manier te arrangeren. Zelfs in zogenaamde wilde tuinen kunnen tuiniers het zelden laten om zich met de plaatsing van planten te bemoeien. En wat is tuinieren ook anders dan jezelf intensief en dwingend met planten te bemoeien? Een spectaculair partnerschap is dat van de Papaver commutatum met Eryngium giganteum, een zilverbladige kruisdistel en ook zo’n plant – tweejarig in dit geval – die je maar eenmaal in je leven hoeft te zaaien. Strooi hun zaden door elkaar. De zilveren kruisdistel en de bloedrode klaproos halen het beste in elkaar naar boven.