Vakantie-effect
Er bestaat iets wat je het vakantie-effect zou kunnen noemen. Op vakantie word je sneller verliefd, smaakt de wijn lekkerder en geuren de bloemen intenser. Ver van huis, en van je gebruikelijke beslommeringen, ben je geneigd om alles rooskleurig te zien. Van je vakantie genieten is overdrijven. Pas als je weer thuis bent krijgen alle dingen hun normale proporties terug.
Het is begrijpelijk dat je probeert om de herinnering aan de vakantie vast te houden door van alles en nog wat mee naar huis te slepen. De vakantieliefde laat zich meestal niet verplaatsen en dat is maar goed ook, want in de weinige gevallen dat het wel gebeurt eindigt dat geheid in een drama. Een doosje van die heerlijke vakantiewijn daarentegen is gemakkelijk te vervoeren. Alleen – als je daar dan een fles van opentrekt blijkt die wijn plotseling een stuk minder lekker dan hij in je herinnering was. Het vakantie-effect is uitgewerkt.
Iets anders wat zich gemakkelijk laat vervoeren is een struik of een plant. Vooral de uitvinding van de koelbox heeft het transport van plantaardig materiaal vergemakkelijkt. Een koelbox met daarin een stuk vochtige oasis (dat groene, schuimachtige materiaal dat bloemschikkers gebruiken) maakt het mogelijk om stekjes van planten tijdens de terugreis goed te houden. En zo vinden oleanders, bougainvillea’s, mimosa’s, en andere mediterrane gewassen hun weg naar het noorden. Daar worden ze verder gekweekt, als kuipplant. En ze doen het hier goed, al die vakantiestruiken, totdat je een keer vergeet om ze aan het einde van de herfst bijtijds naar binnen te halen.
Toch kan zo’n levende vakantieplant alsnog de nodige problemen opleveren. Wie weleens een oleander uit een meegenomen stekje heeft opgekweekt, weet dat je al na een paar jaar een steekwagen nodig hebt om het ding voor de winter naar binnen te rijden en als je er meer dan één hebt dan mag je de hele logeerkamer voor de kuipplanten reserveren. En hopelijk is die logeerkamer dan gelijkvloers.
Hoe ik dit alles weet? Uit ervaring natuurlijk, en als ik u een goede, op ervaring gestoelde raad mag geven: neem stekken of zaad mee van planten die ook hier winterhard zijn en die ’s winters niet naar binnen hoeven. Bijvoorbeeld een stekje van Albizzia julibrissin, een kleine boom met groot, samengesteld, ragfijn verdeeld blad en lichtroze toefjes van bloemen die voornamelijk uit meeldraden bestaan. De geur van de bloemen is overweldigend – zoet en fruitig tegelijk. Albizzia julibrissin is als jonge boom vorstgevoelig maar, zoals bij veel exotische bomen, neemt met de leeftijd ook de winterhardheid toe. Wie het boompje door de eerste tien winters weet te coachen, kan daarna de winterbescherming achterwege laten.
Een plant waarvan je onmiddellijk in vakantiestemming raakt is de trompetklimmer, Campsis radicans, een klimplant die in de nazomer bloeit met oranjebruine bloemen. De trompetklimmer ziet er exotisch uit, maar doet het bij ons even goed als in zuidelijker landen. Winterbescherming is niet nodig. Hij bloeit hoogstens wat minder uitbundig in een koele zomer. Campsis radicans houdt zich met hechtwortels vast aan palen en muren, net als klimop, alleen wat minder goed. Houd er daarom rekening mee dat de plant in een storm los kan waaien; vertrouw niet op de hechtwortels en zet de takken voor de zekerheid ook nog aan wat latwerk of aan draden vast. De trompetklimmer stelt weinig eisen aan de grond, maar voor een uitbundige bloei is een warme standplaats in de volle zon noodzakelijk. De variëteit ‘Flava’ bloeit bleekgeel, en minder rijk dan de oranje Campsis. Snoei trompetklimmers in het voorjaar.