Hardgeel
In de loop der tijden heb ik de meeste tuinklachten wel leren kennen: de algen in de vijver, de mollen in het gazon, de slakken op de hosta’s en de luis in de coniferen. En soms voel ik mij meer een plantendokter dan een tuinman, al is het vaak moeilijk om tot een diagnose via brieven of telefoontjes te komen. Toch heeft het kwijnen van een plant zeer regelmatig te maken met het soort grond. Hortensia’s verdorren op droge zandgrond; rododendrons laten hun blad vallen na verwend te zijn met een dosis kalk, of de duurbetaalde beukenhaag wil niet groeien op al te drassige grond.
Jazeker, zelfs vochtige grond wordt door sommigen als een probleem ervaren. De meeste tuiniers dromen van vochtige grond; die stelt je in de gelegenheid om allerlei planten in je tuin toe te passen die op droge grond ternauwernood, of helemaal niet gedijen. De meest imposante vaste planten houden nu eenmaal van vochtige grond. Wie het geluk heeft om een redelijk vochtige bodem te bezitten, zou een beplantingsplan kunnen maken van louter reuzen. Neem Inula magnifica (soms schuilend achter de naam Inula afghanica). Dit is een gigantische vaste plant van 2 meter hoog en 2 meter breed; uit deze imposante berg frisgroen blad verschijnen in de tweede helft van de zomer de bruinachtige bloemstengels met aan hun uiteinden bruine knoppen die zich ontwikkelen tot donkergele bloemen. Deze bestaan uit een grote gele schijf, omringd door een franje van sierlijke, dunne lintbloempjes. Stelt u voor: een geel madeliefje, maar dan honderd keer zo groot. Je zou Inula magnifica als solitair in het gazon kunnen planten – weer eens wat anders dan het obligate pampagras – maar de plant laat zich ook indrukwekkend combineren met struiken met een donker blad. Het diep ingesneden blad van de roodbladige vlier bijvoorbeeld, vormt een effectieve achtergrond voor de grote ovale bladeren van de Inula.
Voor de doorsneetuin wordt Inula magnifica wellicht te groot, hoewel je ook in een kleine tuin misschien beter zou kunnen kiezen voor drie grote planten dan voor driehonderd kleine. Maar er bestaan ook bescheidener soorten. Inula helenium, die in het Nederlands soms alant wordt genoemd, is nog steeds een grote plant, maar wel een slag kleiner dan Inula magnifica. Het blad is spits, bijna pijlvormig, met een lichte middennerf. Lange, goudgele lintbloemen en een donkergeel bloemhart. Nog een slag kleiner en niet hoger dan 70 centimeter is Inula hookeri, een soort uit de Himalaya. Dit is een sierlijke woekeraar, met een woud van opgaande bloemstengels en bloemen met een krans van draaddunne lintjes. De bloemen van Inula hookeri zijn groengeel – een kleur die vanaf grote afstand in het oog springt. Tuiniers met een verfijnde smaak prijzen deze soort aan als de soort met de meest exclusieve bloemkleur. Want hardgeel is de minst populaire bloemkleur bij de tuingemeenschap en iedere bloem die naar groengeel of lichtgeel neigt, wordt door tuiniers met gejuich ontvangen. Oranjegeel is de minst gewaardeerde schakering. Het misfortuin de oranjegele bloemen te hebben treft Inula orientalis, een lage, compacte plant, met groot behaard blad en stevige, 50 centimeter lange bloemstengels. Het kleinste familielid is Inula ensifolia, uit de Kaukasus; deze plant wordt niet hoger dan 30 centimeter en is een goede kandidaat voor een positie aan de voorrand van de vochtige border. Alle Inula’s zijn een plaats in de tuin waard, niet in het minst doordat de decoratieve bloemknoppen door groenachtig spinrag overdekt lijken. De knop is minstens zo mooi als de bloem, waardoor een Inula de indruk maakt dat hij tweemaal bloeit: eerst groen, en daarna nog eens geel.