Snoeien hoeft niet volgens het boekje
Van het snoeien van heesters wordt vaak een probleem gemaakt. En dat terwijl de richtlijnen toch eenvoudig zijn: bladverliezende heesters die vóór de langste dag (21 juni) bloeien snoei je direct na de bloei. Heesters die later bloeien snoei je in het voorjaar. Groenblijvers snoei je wanneer je zin en tijd hebt, maar bij voorkeur wel tussen april en november.
Verreweg de meeste heesters bloeien voor de langste dag; forsythia, seringen en jasmijn zijn allemaal voor eind juni uitgebloeid. Laatbloeiers, zoals hortensia’s en vlinderstruiken, zijn uitzonderingen. Tot zover de boekenwijsheid, maar nu de praktijk. Heeft u weleens geprobeerd om een jasmijn direct na de bloei te snoeien? Het streven is om de scheuten waaraan de struik zojuist heeft gebloeid weg te snoeien en om de jonge scheuten te laten zitten, want daaraan zullen de bloemknoppen voor het volgende jaar worden gevormd. Maar zodra je die jonge scheuten ook maar even beroert breken ze af. Je hoeft er maar tegen te blazen of ze liggen op de grond en na een snoeibeurt is de struik niet alleen zijn oude, maar ook een flink deel van zijn jonge hout kwijt. Daarom zou ik toch liever van de regels afwijken. Ik zou jasmijn in de winter snoeien, voordat het blad uitloopt.
Om te beginnen is het snoeien van een kale struik een stuk gemakkelijker dan het snoeien van een struik die volop in het blad zit. Bij kale takken zie je tenminste wat je doet. Bovendien kun je de heester dan snoeien op een tijdstip dat je er tijd voor hebt; in de winter hoef je geen gras te maaien en het onkruid groeit wel, maar toch minder snel dan in de zomer. Snoei dus in de winter en verwijder alle takken waarop de jasmijn het jaar tevoren heeft gebloeid. Die zijn gemakkelijk te herkennen aan de kleine zijtakjes die zich hebben gevormd, en aan de resten van de oude bloemsteeltjes die er meestal nog aan zitten. Volg die oude takken met de snoeischaar tot aan het punt waar een nieuwe tak ontspringt en maak daar uw snede. De nieuwe tak is te herkennen aan het feit dat hij niet vertakt is, aan zijn soepelheid en aan zijn warmbruine kleur. Is het überhaupt nodig om een jasmijn te snoeien? Nee, natuurlijk niet; ook zonder snoeibeurt blijft de struik wel in leven. Maar een goed gesnoeide jasmijn zal rijker bloeien en een sierlijker vorm hebben dan een oud scharminkel dat verstopt zit met nutteloos, afgedragen hout.
Jasmijn wordt niet meer zo vaak aangeplant als vroeger; camellia’s en viburnums hebben meer status vandaag de dag. Toch heb je niet echt geleefd als je niet hebt genoten van de zwoele geuren van kamperfoelie, seringen en jasmijn. Die raken aan de essentie van ons bestaan en halen lang vervlogen herinneringen aan jeugdliefdes, en aan verstoppertje spelen of madeliefjes plukken boven. Laat u daarom nooit een jasmijn aansmeren die licht – of, erger nog – helemaal niet geurt. Want die bestaan. En kies de variëteit met de geur die u het beste bevalt, want ook hierin bestaan verschillen. Sommigen houden van de romige, bijna tastbare geur van de boerenjasmijn, Philadelphus coronarius, terwijl anderen de verfijnde fruitige geur van Philadelphus microphyllus zullen verkiezen. Andere uitblinkers in het geurenspectrum zijn ‘Beauclerk’, ‘Belle Etoile’ en ‘Virginal’. Niet alleen de geur, maar ook de bloemkleur varieert, van crèmewit bij de boerenjasmijn tot helderwit bij de halfgevulde bloemen van ‘Virginal’, en weer andere cultivars hebben witte bloemen met in het midden een geprononceerde donkerpaarse vlek.
Blad is niet het sterkste punt van de jasmijn; met zijn doffe oppervlak is het uitgesproken saai. Philadelphus coronarius ‘Aureus’, de goudbladige vorm van de boerenjasmijn omzeilt deze handicap met zijn levendig geelgroene bladeren. Plant deze heester niet in de volle zon want dan verbrandt het blad.
Wie vakkundig wil snoeien moet over zijn snoeiangst heenstappen. Toen ik ooit een beroemde open tuin in Limburg bezocht, zag ik daar een prachtig gevormde clematis vol grote lappen van witte bloemen – ‘Madame Le Coultre’. Het leek wel of de was buiten hing. Nu zie je ‘Madame Le Coultre’ meestal anders: twee strekkende meter kale stengels met daarbovenop een vogelnest van bloemen. Het kon dus kennelijk anders. Toen ik de eigenares van de tuin vroeg hoe zij haar ‘Madame Le Coultre’ zo mooi in vorm had gekregen antwoordde ze eningszins beschaamd: ‘De tuinman is er een paar keer per ongeluk met de grasmaaier overheen gereden.’ De moraal van deze anekdote is niet dat u al uw clematissen met een grasmaaier moet snoeien, maar wel dat snoeien met een heggenschaar vaak gemakkelijker en sneller werkt dan snoeien volgens het boekje.