Leliebloemige tulpen
Tulpen kun je op verschillende manieren planten. Hou je van bollenvelden, dan plant je de tulpen in rotten van tien, of – als je de ruimte hebt – in hele regimenten. Op die manier maak je vierkanten van rood of geel. En als je niet van vierkanten houdt dan maak je rondjes, ovalen of niervormen. Het resultaat is min of meer hetzelfde: met tulpen die op deze manier worden geplant maak je grote vlakken (of vlekken) van één kleur. Sommigen houden van deze aanpak, maar anderen ervaren die grote vlakken van primaire kleuren als een stevige uppercut. Zij zullen ernaar streven om de felle kleuren met behulp van andere planten wat te verdunnen.
Deze tweede manier van tulpen planten vereist wat meer nadenken en planning dan de bollenveldmethode. En hoewel ik zelf een liefhebber ben van felle en duidelijke kleuren, zou ik er toch ook voor kiezen om tulpen te gebruiken als bakens in een zee van andere, gelijktijdig bloeiende planten. Want tulpen hebben niet alleen geprononceerde kleuren, maar ook een sterke, karakteristieke vorm. En het is de vorm van de tulpenbloem die verloren gaat als je de bollen in slagorde naast elkaar plant. Op de bollenvelden geeft dat een aardig effect – vlakken van contrasterende kleuren – maar een tuin is geen schilderij van Mondriaan.
De sierlijkste bloemvorm van alle tulpen vind je bij de leliebloemige tulpen die bloeien met puntige, elegant gebogen bloembladen. Een favoriet sinds jaar en dag is ‘West Point’ – geler dan geel en bloeiend in mei met 60 centimeter lange bloemstengels. Deze tulp zou het goed doen als hij boven een zee van bleekblauwe vergeet-mij-nieten uitsteeg, maar ook een warme combinatie met Rembrandt-bruine muurbloemen behoort tot de mogelijkheden. Ook ‘Aladdin’ gaat al vele jaren mee. De bloemvorm van ‘Aladdin’ is elegant, maar de bronskleur is wat timide. Als het dan toch mahonie of oranjebruin moet zijn, dan zou ik kiezen voor ‘Queen of Sheba’. De wijdopen bloemen van deze koningin zijn warm oranjebruin, met langs ieder bloemblad een subtiel geel randje waardoor zij lijken uitgeknipt. Iedere bloem heeft een onheilspellend geelgroen hart.
Voor wie van suikergoed houdt is er ‘China Pink’. Roze is geen gemakkelijke kleur om met andere kleuren te combineren. De geijkte, maar o zo bruikbare vergeet-mij-niet dringt zich ook hier weer op: babyblauw met babyroze. Zelf lijkt het mij mooi als ‘China Pink’ zich staande houdt in een schuimende branding van bloeiend fluitenkruid, maar ik moet bekennen dat ik deze combinatie nooit in de praktijk heb getest. Een klassieke combinatie is die van ‘China Pink’ met rode en roze meizoentjes – van die grootbloemige gekweekte madeliefjes die je met kisten tegelijk op de markt kunt kopen.
Aan wit kun je je geen buil vallen en ‘White Triumphator’ is dan ook te combineren met alle andere kleuren, maar zelf zou ik witte tulpen liever helemaal niet met andere bloemen combineren, maar met het frisse groen van laagblijvende, uitlopende heesters. Of met het ragfijn verdeelde blad van venkel, Foeniculum vulgare.
Venkel heeft twee vormen: de gewone groene, Foeniculum vulgare, en de razend populaire bruinbladige – Foeniculum vulgare ‘Giant Bronze’. Van beide planten is het blad net zo fijn als het aspergeblad; het doet eerder denken aan dichte, groene mist dan aan blad. De donkerbladige venkel, ‘Giant Bronze’ is een prachtige achtergrond voor tulpen. Juist als de tulpen bloeien zijn de uitlopende venkelplanten op hun mooist. Gebruik venkel als partner voor de scharlakenrode ‘Dyanito’, misschien samen met de gifgeel bloeiende wolfsmelk Euphorbia polychroma. Mijn favoriete leliebloemige tulp is ‘Ballerina’, met hartverwarmend oranje bloemen – niet dat harde en weinig subtiele oranje van wimpels op Koninginnedag, maar meer het oranje van een nagloeiend vuur.