Toeval
Tuinarchitecten, tuinontwerpers, groenverzorgers, tuinstylisten – en wat voor namen het creatieve groene volkje zichzelf nog meer mag toedichten – ze zullen het geen van allen toegeven: dat het toeval in de tuin misschien nog wel een grotere rol speelt dan het bedachte, en het met zorg geplande. De bergamot die in het beplantingsplan een prominente plaats innam geeft al na één seizoen de geest en de opengevallen plaats wordt razendsnel ingenomen door de herfstaster die net iets harder groeit dan de bedenker van het plan had voorzien. En van de drie geplante bolacacia’s overlijdt er een al snel omdat die rotkat van de buren de stam gebruikt om er zijn nagels aan te scherpen. Je kunt dus wel een mooi beplantingsplan door een expert laten maken, maar onvoorziene omstandigheden – en soms ook onvoldoende kennis van planten – maken dat de tuin al na een jaar in niets meer lijkt op de tuin die aanvankelijk op papier stond. Sommige planten kwijnen om onverklaarbare redenen weg en andere groeien juist veel harder dan ooit was voorzien. En dan heb je nog de planten die zich uitzaaien en op de meest onverwachte plaatsen opkomen, behalve dan op de plaats die hun is toegedacht.
Het feit dat een plant in de tuin opduikt op een andere plaats dan waar je hem oorspronkelijk had geplant is op zich niet verontrustend. In iedere interessante tuin heerst dynamiek waardoor de tuin er van jaar tot jaar anders uitziet. Het geheim van een mooie tuin schuilt in het sturen en het uitbuiten van die dynamiek, in het weghalen van planten die op een ongewenste plaats zijn opgekomen en in het aanmoedigen van zaailingen op plaatsen waar die het totale beeld kunnen verrijken. Een bewuste tuinier stuurt het toeval. Maar niet iedereen is zo’n bewuste tuinier en planten waarop de een zich verheugt omdat ze zich op eigen initiatief op onverwachte plaatsen vestigen, brengen de ander tot wanhoop omdat ze weigeren om zich aan het oorspronkelijke beplantingsplan te houden. Want wat heb je aan een beplantingsplan als de planten zich er geen zier van aantrekken?
Zo’n ongezeglijke plant is de akelei. Die verrast de tuinier telkens weer met onvoorspelbaar gedrag door nu eens hier, naast de floxen, en het volgend jaar weer daar, tussen de salvia’s te staan. De akelei is de droom van de liefhebber van de ‘spontane tuin’ en de nachtmerrie van de rigide planner. Niet alle akeleien vertonen dit onvoorspelbare gedrag. Veel van de akeleien die wij in onze tuinen planten zijn kruisingen van twee soorten: de eenjarige Aquilegia formosa uit Noord-Amerika en de vaste Aquilegia vulgaris uit Europa. Akeleien met Noord-Amerikaans bloed zijn vaak fel van kleur: rood, geel of oranje; de Europeanen zijn meestal wat meer gedekt, in donkerpaars, bordeauxrood, of blauw. Dat heeft onder meer te maken met de dieren die de akelei bestuiven. De Europese honingbij ziet geen rood en daarom heeft het voor een Europese akelei ook weinig zin om rode bloemen te hebben. Die worden in de Nieuwe Wereld bestoven door kolibries, die wél rood waarnemen.
Regels zonder uitzonderingen bestaan niet in de tuin, maar als je toch zo’n regel zou willen opstellen, dan zou je kunnen zeggen: hoe gedekter – hoe Europeser – van kleur, hoe vaster de akelei. Tuiniers die gehoorzaamheid van hun planten eisen moeten in het tuincentrum op zoek naar Aquilegia vulgaris; zij die liever een felgekleurde Amerikaanse akelei in de tuin zien die zich niet aan de regels houdt en die ieder jaar weer op een andere plaats opduikt, moeten Aquilegia formosa aanschaffen. Even mooi als onbetrouwbaar, die Yankee, maar alle schoonheid heeft haar prijs.