Mooie rododendrons bestaan
Rododendrons blijven ’s winters weliswaar groen, maar dat is geen genoegen; bij het aanschouwen van het grachtengroene blad van de winterse rododendron zou je eigenlijk wensen dat het er afgevallen was. Niet alleen heeft het een somber stemmende kleur, het is ’s winters ook nog eens op een deprimerende manier langs de takken naar beneden gevouwen. Geen struik die zo zichtbaar kou lijdt als de rododendron.
Koukleumen doen ze allemaal, al heeft niet iedere rododendron van dat saaie donkergroene blad. Een aardige soort is bijvoorbeeld Rhododendron yakushimanum, afkomstig van het Japanse eiland Yakushima. Daarvan is het blad aan de onderzijde met een mooie kaneelkleurige viltlaag bekleed. Jammer genoeg moet je wel erg lenig zijn om van de onderkant van het blad te kunnen genieten, want deze rododendron wordt niet hoger dan 1 meter. Maar ook de bovenkant van het blad is niet saai en glad van textuur, maar aangenaam geplooid en gebobbeld. De bloemen van deze soort laten op zich wachten; na het planten kan het nog wel een jaar of acht duren voordat de eerste bloemtrossen verschijnen. Maar dan is het ook raak: knoppen met de tere kleur van rozenknopjes ontvouwen zich tot bloemen van wit met een porseleinroze blos. Het wachten meer dan waard. Ook Rhododendron williamsianum is geen vlotte bloeier en groeier. Het duurt minstens een jaar of tien voordat het struikje 1 meter hoog is, maar dat maakt deze soort bij uitstek geschikt voor kleine tuinen. Rhododendron williamsianum vormt een bevallig bolrond struikje met aantrekkelijk eirond blad. In het voorjaar is het jonge uitlopende blad kreeftenrood van kleur. De knikkende klokvormige bloemen zijn meestal roze, maar soms ook rood. Wat blad betreft is deze rododendron een van de aangenaamste soorten om ’s winters tegenaan te kijken.
Een week geleden was ik voor het eerst van mijn leven op bezoek in Pinetum Blijdenstein, in Hilversum. Een pinetum is een coniferenverzameling en ja ik heb coniferen lang gehaat en vaak beschimpt. Maar nu ben ik in een levensfase beland waarin ik coniferen – naaldbomen – steeds meer ben gaan waarderen. In Blijdenstein heb ik met verwondering gekeken naar de karakteristieke vormen die coniferen ontwikkelen naarmate ze ouder worden. Het pinetum was al bijna honderd jaar oud en stond vol met strammen, krommen, uitgezakten en gebochelden. Maar – misschien uit angst dat de bezoeker niet genoeg zou hebben aan louter coniferen – was er ook een flinke verzameling rododendrons aangeplant. De vroegbloeiende Rhododendron dahuricum ‘Midwinter’ stond in volle bloei. Het was dan ook al februari. Een struik die mij opviel door het buitengewoon vrolijke blad was Rhododendron hodgsonii. Deze rododendron had dik, glimmend blad met een opvallende lichtgekleurde middennerf. Voor rododendronblad was het bijna frivool. Ik kende deze soort nog niet – ik ben ook geen rododendronexpert, maar ik ben wel leergie-rig – en toen ik thuis was, zocht ik Rhododendron hodgsonii op in Bean, een onvolprezen (en onbetaalbare) encyclopedie van houtige gewassen. De plant blijkt al in 1850 door plantenjager J.D. Hooker verzameld te zijn. Hij beschrijft hoe de berghellingen van Sikkim, in de Himalaya, begroeid zijn met een ondoordringbaar struikgewas van Rhododendron hodgsonii en hoe de bergbewoners kommen, lepels en andere gebruiksvoorwerpen uit het keiharde hout maken. Het hout wordt op de rug van yaks naar de dorpen gebracht. De bladeren die ik in Hilversum zo mooi vond, werden vroeger in de bergen van Sikkim gebruikt als een soort schotel om van te eten en om er de binnenkant van gevlochten manden mee te bekleden. Het kostbaarste geschenk dat de bewoners van Sikkim elkaar kunnen geven, schrijft Hooker in 1850, is een kluit yakboter, verpakt in het blad van Rhododendron hodgsonii. Ik ben dol op dit soort nutteloze informatie. Natuurlijk is het heel goed mogelijk om Rhododendron hodgsonii in de tuin te hebben zonder verder iets van de struik af te weten, maar hoe meer kennis, hoe meer de heester gaat leven. Ook al is Joseph Hooker meer dan een eeuw dood.