VIII

 

 

 

Het is maar één stap van het heroïsche naar het ridicule.

Simón Bolivar

 

Woensdag 12 september 1923

 

Twaalf uur hebben ze gereden — veel langer dan hij had verwacht — en alles doet pijn: zijn hoofd doet pijn, zijn nieren, zijn maag, zijn onderrug, zijn knieën, zijn voeten, zijn oren. De weg van Madrid naar Zaragoza is een aanslag op het lichaam. Tot de eerste taken voor het aankomend militair directorium zal behoren het instellen van een ministerie van Mobiliteit en Infrastructuur. Spanje heeft behoefte aan betere autowegen. De ochtend is bijna voorbij als ze de stad binnenrijden, en dan worden de straten ook nog eens geblokkeerd door schaapherders en kooplieden die terugkomen van de markt. De chauffeur toetert en schreeuwt zich een weg door de drukte om de kazerne te bereiken.

Bij de ingang houden twee rekruten de auto tegen.

Kapitein Cruz Conde stapt uit. ‘We komen uit Madrid met nieuws voor de militair gouverneur. Waar is hij?’

‘Generaal Sanjurjo is ziek, kolonel. Geveld door de griep.’

‘Ja?’

‘Hij ligt op bed.’

Torres draait zijn raampje open en steekt zijn hoofd naar buiten: ‘Nou, waar wacht je dan op?’ schreeuwt hij. ‘Breng ons bij hem!’

 

‘Generaal…’ Cruz Conde tracht Sanjurjo wakker te krijgen. ‘Generaal… ?’

De militair gouverneur opent zijn ogen. ‘Wie is dit, wat is er?’

‘Generaal, we komen uit Madrid met een bericht van generaal Cavalcanti.’

‘Cavalcanti? O, wat is er dan?’ Zijn ogen vallen weer dicht en hij draait op zijn buik.

‘We zijn hier vanwege het pronunciamiento van generaal Primo de Rivera.’

Sanjurjo kreunt. ‘Zullen we dat straks bespreken? Zou u wellicht een kop thee voor me willen halen?’ Met zijn arm wijst hij naar een tafeltje. ‘Zet het daar maar neer.’

Torres heeft hier het geduld niet voor. Hij trekt het laken van de generaal af. ‘Excuses generaal, maar dit is urgent.’

Met tegenzin komt Sanjurjo overeind. Hij ziet bleek, is ongeschoren en heeft diepe wallen onder zijn ogen. ‘Heren, wat is er aan de hand? Wie bent u?’

‘Generaal,’ begint Cruz Conde opnieuw, ‘We zijn hier in verband met het ophanden zijnde pronunciamiento. Generaal Cavalcanti heeft ons gestuurd.’

‘Pronunciamiento?’

‘Van generaal Primo de Rivera. Morgen. U zou zich erbij aansluiten.’

Sanjurjo staat op. Hij pakt een ochtendjas en trekt deze aan over zijn pyjama. ‘O, gaat dat door? Wanneer?’

‘Morgen. Een en ander staat beschreven in de brief die we u stuurden.’

‘Brief?’ De generaal loopt naar zijn bureau. ‘Ik heb de laatste dagen mijn post niet geopend,’ verontschuldigt hij zich. ‘Was het écht morgen?’ Hij doorzoekt een stapel papieren en haalt er een envelop tussenuit. ‘Dit zal hem wel zijn.’ Hij scheurt de envelop open en leest met kleine, toegeknepen oogjes. ‘Verdomd, jullie hebben gelijk. Het zou morgen moeten plaatsvinden.’

Torres komt naast hem staan. Hij ziet dat de meeste brieven op het bureau een vrouwenhandschrift hebben. ‘Welke maatregelen heeft u genomen?’

‘Ik heb nog niets gedaan,’ geeft Sanjurjo toe.

‘Maar sluit u zich er wel bij aan?’

De ogen van de generaal dwalen een paar seconden af naar het plafond. Hij lijkt afwezig, zijn gedachten ver weg van deze staatsgreep.

‘Generaal?’

‘Wat zeggen de andere garnizoenen?’

‘De meeste zijn ingelicht en zullen zich aansluiten,’ liegt Torres.

Sanjurjo haalt zijn schouders op. ‘Ja hoor, dat is goed. Ik sluit me aan bij Miguel.’

Torres glimlacht tevreden. Het is geregeld. ‘Dan zullen we zo telegraferen naar Primo de Rivera over de situatie in Madrid en over uw toezegging.’ De reis doorzetten is niet zinvol — in dit tempo bereiken ze Barcelona misschien pas morgen.

‘Het spijt me,’ zegt Sanjurjo, ‘maar dat kan ik niet toestaan.’

‘Hoe bedoelt u?’ De kolonel trekt een wenkbrauw op. ‘Waarom niet?’

‘Dat zou een gebrek aan loyaliteit zijn van mijn kant.’

‘Maar u sluit zich aan bij het pronunciamiento…’

‘Pas als het wordt uitgesproken. Nu nog niet.’

‘Kunt u niet even de andere kant op kijken? Niemand hoeft het te weten.’

‘Jullie zouden toch geen misbruik willen maken van een zieke, oude man?’

Zieke oude man? Torres weet een scherp commentaar gelukkig tijdig in te slikken. Dit is geen moment om ruzie te riskeren.

‘Wat jullie moeten doen is meteen doorreizen naar Barcelona en generaal Primo de Rivera inlichten.’ Sanjurjo gaat weer op bed liggen en verbergt zijn hoofd onder een kussen.

‘Er zit niets anders op,’ zegt Cruz Conde.

Buiten trapt Torres een kiezelsteen weg. ‘De moeder die hem baarde…’ vloekt hij. Hij moet het de junta’s nageven: op één punt hadden ze gelijk. De top van het leger leeft in een eigen wereld. Mannen als Aguilera, Primo de Rivera en Sanjurjo hebben geen enkele grip op de realiteit. Waar zouden ze zijn zonder hun kolonels en brigadegeneraals? Uiteindelijk in de gevangenis waarschijnlijk.

De chauffeur heeft Torres en Cruz Conde uit Sanjurjo’s verblijf naar buiten zien komen en rijdt de bijgetankte Rolls Royce voor. Cruz Conde slaat zijn handen in elkaar, trachtend nog enigszins de stemming te bewaren. ‘Kom Francisco, we gaan verder,’ zegt hij. ‘Ik neem het eerstvolgende stuk wel voor mijn rekening.’

 

 

Vanochtend wond het idee hem nog ontzettend op: hij zou haar afwisselend slaan en verkrachten, maar van dat laatste ziet hij nu toch af. Hij walgt van wat hij aantreft. Het meisje is nauwelijks meer herkenbaar als vrouw, als mens. Het is een en al viezigheid gehuld in door bloed en urine vastgekoekte vodden, met vuil, vastgeklit haar dat als een paar dunne slierten over de vloer is gedrapeerd. Aan een opgebruikte bezem doet ze denken en ze stinkt alsof ze al tot ontbinding aan het overgaan is. Verkrachting — het zou hem niet eens lukken nu. Bovendien zou ze het mogelijk niet eens als straf ervaren; ze blijft immers een hoer.

Het zal anders moeten. Hij pakt haar bij de nek en sleurt haar mee door de gang — dit geeft hem een goed gevoel, een machtig gevoel. In de badkamer werpt hij haar tegen de tegels. ‘Kleed je uit,’ beveelt hij.

‘Wat wilt u …?’

‘Kleed je uit en ga in het bad zitten.’

Moeizaam — rechtop staan lukt al nauwelijks — werkt ze zich uit haar kleren, haar sandalen, haar sokken. Vooral de knoopjes van het schort kosten veel moeite met haar trillende vingers. Ongeduldig trekt hij de bandjes ervan los en rukt het meisje eruit, haar schouder bijna uit de kom trekkend. Haar hemd scheurt hij open. ‘Alles uit! Nu!’ De laatste kledingstukken werpt ze op de grond. Ze hurkt, maakt zich zo klein mogelijk, de handen op haar knieën.

Borja bekijkt haar misprijzend. Ze heeft het lichaam van een kind: mager en nauwelijks borsten. Schrammen, wonden en bloeduitstortingen over armen, benen en rug. ‘Ga op je knieën in het bad zitten,’ zegt hij. Terwijl zij gehoorzaamt, draait hij de kraan open en laat het bad vollopen.

Het water, Esperanza kan zich niet inhouden. Ze grijpt ernaar, slaat het naar haar mond, buigt voorover, likt de badkuip, probeert zoveel mogelijk binnen te krijgen. Misschien krijgt ze nooit meer de kans.

Borja staat het toe, voor het moment. Je moet iets geven om iets te kunnen afnemen. Als hij er genoeg van heeft, pakt hij haar bij de nek en vraagt: ‘Het dagboek, waar is het?’

Ze komt op adem, uitgeput van het drinken. ‘Een politieagent heeft het,’ hijgt ze. ‘Roberto heet hij.’

Dit had hij niet verwacht, dat ze meteen zou gaan praten. Hij had juist een reeks oplopende pijnigingen en vernederingen bedacht om haar daartoe te krijgen. ‘Je hebt het aan een politieagent gegeven?’

‘Ja.’

‘Wanneer?’

‘Meteen toen ik het vond.’

‘En die agent heette Roberto?’

‘Dat is alles wat ik weet. Hij was een klant van me bij mevrouw Loyola.’

‘Hoe kwam inspecteur Albí er dan aan?’

Esperanza heeft hier niet over nagedacht. ‘Van hem, van Roberto…’ Ze hapert. ‘Ik weet het niet meer… Roberto heeft het nu.’

Borja tracht te reconstrueren door welke handen het dagboek is gegaan, en in welke volgorde. Had de politieagent het nu voor of na de inspecteur? En wanneer kreeg Santamaría het, want ook híj heeft ermee rondgelopen. ‘Wie heeft het aan Santamaría gegeven?’

‘Ik weet het niet. Ik weet het niet.’

‘Maar je weet wel dat hij het had?’

‘Nee, ja…’

‘Wat is het: ja of nee?’

‘Ja, hij had het. Dat heb ik gezien. Nadat inspecteur Albí dood werd geschoten.’

‘En hij heeft het aan Roberto overhandigt?’

‘Ja, dat denk ik.’

Borja kan het niet volgen. Er klopt werkelijk niets van dit verhaal. ‘Dat dénk je?’

‘De majoor heeft het aan zijn inspecteurs gegeven.’

Wat? Zojuist had ze het over een politieagent en nu over inspecteurs. Verzint ze dit allemaal ter plekke? ‘Wanneer heeft hij het afgegeven?’

‘Meteen toen hij het gelezen had.’

Dat is een keiharde leugen! Santamaría had het boek bij zich in Barcelona, dat staat vast. Ze liegt tegen hem. Hoe durft ze. Hij pakt haar bij de nek en duwt haar onder water. Twintig tellen, dertig tellen, veertig tellen. — Terwijl hij haar hoofd onder water houdt, wordt hij kwader en kwader. — Vijftig tellen, zestig tellen, zeventig tellen, tachtig tellen. — Het spartelen stopt. — Negentig tellen, honderd tellen, honderdentien, honderdentwintig.

Hij trekt haar hoofd weer omhoog. De spierspanning is uit haar lichaam verdwenen. Ze ademt niet. Was dat alles? Wat een anticlimax. Hij had erop gerekend dat er meer leven in haar zou zitten. Ze is uitgegaan als een nachtkaars. Dit einde brengt weinig voldoening, het is niet de overwinning die hij zich had voorgesteld.

Dan trekt ze opeens samen. Zure gal braakt ze uit in een paar stoten. Het badwater kleurt groen. Haar lijf hapt naar lucht.

‘Gadverdamme!’ Borja duwt haar meteen weer onder water, maar dit keer trekt hij haar er ook snel weer uit. Ze heeft het niet verdiend zo eenvoudig dood te gaan, niet na wat ze hem heeft aangedaan. Haar lijden dient zoveel mogelijk gerekt, zoals ook hijzelf lijdt onder zijn gevangenschap in deze stad. Waarom zouden anderen het makkelijker moeten hebben?

Ze gaat terug in de kast.

 

 

Inmiddels herkent Augusto grote delen van het traject Madrid-Barcelona. De middeleeuwse vesting tussen de citroenbomen, het dorp met de witte en blauwe huizen op de berg, het spoorwegstation met de watertoren. IJkpunten in het landschap die vanuit zijn coupé voorbij lijken te zweven in de rode gloed van de ondergaande zon. Hij zou willen dat Helena en Pedro bij hem waren, om het samen met hen te kunnen bekijken. Voor het eerst in dagen mist hij hun aanwezigheid. Ze moeten snel terugkomen naar Madrid, hoeveel onaangenamer de temperatuur daar nu ook is dan in Palencia.

Hoe zal hij het morgen aanpakken? Via het commissariaat? Zal hij de hoofdinspecteur vragen Borja na te zoeken in het bevolkingsregister? Waarschijnlijk staat deze daar niet eens ingeschreven. Of zal hij vader Andres een bezoek brengen, daarmee het risico lopend dat Borja gewaarschuwd wordt en de stad ontvlucht? Wat zal hij zeggen, wat zal hij vragen? Het zou goed zijn een plan te hebben voor hij aankomt op Mediodía, zodat hij meteen aan de slag kan.

 

 

Ze mag dankbaar zijn dat hij vanavond langskomt, zo druk als hij is. Voor hetzelfde geld had hij haar de hele nacht laten wachten. Borja ligt op het bed, terwijl Cecilia zijn voeten masseert. Hij geeft haar graag opdrachten; seks met dit kind vindt hij daarentegen nauwelijks de moeite. Hoewel… straks misschien. De verwachtingen voor vanavond zijn zo teleurstellend geëindigd dat er iets voor in de plaats moet komen. Zijn onrust dient getemperd.

Hij kan er nog steeds niet over uit: de brutaliteit van de hoer die voor Santamaría werkt. Ongehoord, de leugens die ze durfde te verzinnen. Hoe langer hij erover nadenkt des te kwader hij wordt. Geloofde ze werkelijk dat ze hem — als de eerste de beste imbeciel — kon belazeren met een paar domme fabeltjes? Ongelooflijk. Hij tracht genoegdoening te putten uit de wetenschap dat dat domme kind bang ligt te zijn in een donkere kast, terwijl hij hier wordt verzorgd als een koning. Laat haar daar langzaam wegteren; dat maakt de belediging tenminste nog een beetje goed.

Hij geeft Cecilia een trap. ‘Zo is het genoeg. Nu mijn rug.’ Hij draait zich op de buik. ‘En stevig!’

Cecilia schuifelt naar het hoofdeinde van het bed. Ze begint bij zijn schouders. Hij is slaperig, zijn ogen vallen dicht. Als ze maar geduldig blijft, doet wat hij zegt en hem niet tegenspreekt, kalmeert hij uiteindelijk altijd. Ook nu. Heel zachtjes durft ze het te vragen: ‘Wat gaat u doen met het meisje?’

Hij spant zijn schouderspieren. ‘Ik laat haar langzaam verhongeren in een voorraadkast. Wat vind je daarvan?’

‘Niets, meneer.’

‘Heel goed. Daar heb je ook helemaal niets van te vinden.’

‘Het zal wel een hele tijd duren nog, denkt u niet?’

Plotseling krijgt Borja er een slecht gevoel bij. Onrust trekt uit zijn middenrif naar boven. Wat als toch iemand haar vindt, als iemand om wat voor reden ook het huis binnengaat en merkt dat er is ingebroken? Misschien komt Santamaría eerder terug dan verwacht. Hij vertrouwt nu wel érg op de woorden van de portier; zo iemand kan zich toch ook vergissen. Het risico dat hij neemt door haar in leven te laten is veel te groot, en levert ook niets meer op: Santamaría heeft het dagboek bij zich, of iemand anders, maar het meisje zeker niet en ze weet ook niet waar het is.

‘Nee, zo meteen ga ik terug,’ besluit hij hardop. Hij sluit de ogen. ‘Zo meteen…’ zegt hij. ‘Dan doe ik het zelf.’ En hij bedenkt honderd manieren waarop hij een eind kan maken aan Esperanza’s volstrekt onbeduidende en zinloze leven.

 

 

Kolonel Francisco Torres zet zijn auto stil voor het militair hoofdkwartier van Barcelona. Het is precies vierentwintig uur geleden dat ze vertrokken van generaal Cavalcanti’s huis in Madrid. Kapitein Cruz Conde, Torres’ chauffeur en de kolonel zelf hebben elkaar vanaf Zaragoza frequent afgewisseld achter het stuur, af en toe een uurtje de ogen sluitend. De kolonel en de kapitein stappen uit, trekken hun jasjes aan en trachten hun voorkomen zoveel mogelijk te fatsoeneren.

Op het hoofdkwartier is opvallend veel bedrijvigheid voor het late uur van de dag. Onderofficiers haasten zich door het gebouw of werken achter hun bureau ordervellen uit. Ongehinderd kunnen Torres en Cruz Conde doorlopen naar het kantoor van de kapitein-generaal; de deur ervan staat open. Binnen overlegt Primo de Rivera met twee van zijn kolonels.

Torres kondigt zichzelf aan: ‘Kapitein-generaal.’

Primo de Rivera kijkt om. ‘Kolonel Torres, en kapitein Cruz Conde — is het niet? — Wat komt u beiden hier doen?’

‘We brengen bericht over de voorbereidingen in Madrid,’ zegt Torres.

‘Hadden jullie niet gewoon kunnen telegraferen?’

‘Generaal Cavalcanti stond erop dat we persoonlijk kwamen rapporteren.’

‘Wat een onzin.’

Cruz Conde valt bij: ‘Onderweg zijn we in Zaragoza gestopt om generaal Sanjurjo te spreken. Hij schaart zich achter het pronunciamiento, mocht het doorgaan.’

Dit nieuws lijkt de kapitein-generaal vrolijker te stemmen. ‘Mocht het doorgaan? Maar heren, de staatsgreep is al in volle gang.’

Een rekruut brengt een boodschap: ‘Generaal, we ontvangen op dit moment een telegram van de minister van Oorlog.’

‘Goed, ik kom eraan’ antwoordt Primo de Rivera. ‘Volgen jullie mij?’ vraagt hij en hij gaat Torres en Cruz Conde voor naar de radiokamer.

‘De minister van Oorlog aan de andere kant van de lijn,’ bevestigt de telegrafist. Hij overhandigt Primo de Rivera de telegraafband.

‘De minister maakt zich zorgen over geruchten van opstand in diverse garnizoenen,’ zegt de generaal. ‘Hij vraagt of dit in Barcelona ook het geval is en welke maatregelen ik heb genomen.’ Hij grinnikt en dicteert: ‘Uwe excellentie is op de hoogte van het bij generaals en andere commandanten reeds lang bestaande onbehagen, dat ik u meermalen heb mogen toelichten.’ Hij gaat door over de problemen in Afrika, het terrorisme in Barcelona en het oplaaiende separatisme, en hij eindigt door te melden dat: ‘de garnizoenen in de regio beschikken over een voortreffelijke moraal, zij zijn eensgezind en hebben volledig vertrouwen in hun commandanten. Zij zullen zich onthouden van handelswijzen die geen goedkeuring verdienen.

‘U antwoordt in feite niet,’ zegt Torres.

‘Nee.’

De telegrafist steekt zijn hand op. ‘We krijgen weer een bericht binnen uit Madrid.’

Primo de Rivera loopt naar de telegraafband en leest er meteen vanaf. Hoewel hij het uitzicht erop blokkeert, weet Torres de laatste zinnen te lezen: Ik verzoek u derhalve met klem om een categorisch antwoord betreffende de situatie van uw garnizoen en ik richt dit verzoek niet aan de kapitein-generaal van de vierde militaire regio, maar aan een kameraad en trouw soldaat.

De discussie gaat verder met over en weer lange, ontwijkende uiteenzettingen en bespiegelingen, totdat Primo de Rivera er plotseling genoeg van heeft en de telegraafband losrukt. ‘We gaan naar mijn kantoor. Aizparu heeft zojuist getelegrafeerd dat hij spreekt als minister van Oorlog, en aangezien ik niet van plan ben hem te gehoorzamen is verdere communicatie zinloos.’ Geagiteerd loopt hij de radiokamer uit.

Cruz Conde volgt de generaal naar buiten, maar Torres blijft nog even wachten. ‘Ik wilde ook nog een bericht versturen,’ zegt hij tegen de telegrafist. ‘Als u zo vriendelijk zou willen zijn.’

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html