Uit de memoires van kolonel Augusto Santamaría del Valle
Na een aanvankelijk voortvarende herovering van de verloren gebieden, was de campagne in het protectoraat vastgelopen: niet op militaire tegenstand, maar op politieke onwil. De val van het kabinet-Maura veroordeelde het land tot regeringen die een paraliserende angst kenden voor het nemen van beslissingen. Zij durfden noch verdere operaties te autoriseren, noch een einde te maken aan de bezetting. De oplossing zochten zij in het benoemen van Marokko als ‘civiel’ in plaats van als ‘militair protectoraat’, wellicht in de waan dat een naamswijziging invloed zou hebben op de realiteit, dat de omstandigheden zich als vanzelf zouden schikken in de nieuwe definitie, dat het Afrikaanse protectoraat plotseling geen vijandig gebied meer zou zijn en de aanwezige krijgsmacht een luxe. Dit tot wassende frustratie van de afrikanisten, die vernedering op vernedering kregen te incasseren: eerst de opgedrongen onderhandelingen met El-Raisuni in Ceuta, daarna de betaling van vier miljoen peseta’s losgeld voor de Spaanse krijgsgevangenen, en in februari van 1923 Abd El-Krim’s zelfproclamatie als sultan van een onafhankelijke Rif-staat.
Hoe lang hadden onze regeringen verwacht dat het leger deze blamage zou blijven tolereren?