Serafín

 

 

 

Serafín is niet gewend wapens te gebruiken — het mes voelt ongemakkelijk in zijn hand. Hij houdt het zo dicht mogelijk bij zich, uit angst dat het hem wordt afgepakt.

‘Ben je me verdomme aan het bedreigen?’ roept Flaco. ‘Stop dat ding meteen weg!’

Serafín schudt zijn hoofd. ‘Als jij niet toestemt in wat ik hier voorstel, snijd ik mezelf in het gezicht en steek ik het mes in mijn arm. Daarna strompel ik schreeuwend en huilend door de deur naar buiten en dan mag jij bedenken hoe je je verweert tegen een paar honderd uitzinnige fabrieksarbeiders.’ Hij haalt diep adem. ‘Zodra ik word ontslagen uit het ziekenhuis zal ik dan verder onderhandelen met jouw erven.’

‘Je bluft!’

Serafín drukt de punt van het mes op zijn jukbeen en maakt een snee tot aan zijn kaakhoek. Het duurt even voor de wond begint te bloeden.

‘Je bent gek!’

De vakbondsman is ernstig teleurgesteld in Bernardo Flaco. De industrieel vloekt en dreigt, maar voor een man met zo veel macht en zo weinig scrupules toont hij toch een ronduit stuitend gebrek aan improvisatievermogen. Serafín opent zijn koffertje en schuift twee kopieën van een contract over tafel. ‘Laten we het zwart op wit zetten.’

 

 

Met een glas cava in de hand zit Serafín op zijn balkon. De onderhandeling van vandaag was een nederlaag die is omgebogen tot overwinning, maar die uiteindelijk toch vooral een nederlaag zal blijken. Volgende week verhuist hij met zijn gezin naar Madrid, noodgedwongen: in Barcelona is hij zijn leven niet meer zeker. Morgen zullen de moeilijkheden zich weer opstapelen, maar deze avond zal hij er niet door laten verpesten. Het is de humor, de zelfspot die ons onderscheidt van de beesten, het vermogen te lachen in het gezicht van tegenspoed.

Misschien dat Serafín vanochtend blufte, misschien ook niet; hij weet het zelf niet eens, maar het heeft gewerkt. Flaco tekende. Toen ze naar buiten kwamen uit de onderhandeling, sprak Serafín de arbeiders toe, met knikkende knieën, een trillend hoofd en zachte, onzekere stem. Hij legde de overeenkomst uit. De bonus, van ongeveer drie maandsalarissen, deed de werknemers vergeten dat zeven en een kwart peseta’s veel minder is dan negen peseta’s, en Serafín werd luid toegejuicht. Hij raakte ontroerd. Nog nooit had hij een menigte zijn naam horen scanderen.

‘En Bernardo Flaco heeft toegezegd dat we nu met ons allen meteen naar de bank gaan om het geld op te halen!’ riep hij.

Een hele stoet arbeiders volgde de vakbondsman en de industrieel naar het filiaal van de Sabadell-bank in Mataró, waar Flaco niets anders kon doen dan het geld daadwerkelijk op de rekening van de UGT overmaken.

‘Papa?’ Sofía komt op hem afgerend. ‘Papa!’

‘Ja, engel?’

‘Een bode heeft een brief voor je gebracht. Dit is hem.’ Ze legt hem op zijn schoot.

Hij opent de envelop en schudt hem leeg. Geen brief deze keer, maar slechts een kaartje: een toegangsbewijs voor de stierengevechten van aanstaande zaterdag. Er is met potlood op geschreven:

 

Maakt u zich geen zorgen. Uw veiligheid wordt gegarandeerd.

Voor de stierengevechten althans.

 

‘Wat is het?’ wil Sofía weten. Ze tikt tegen de spijlen van de balustrade.

‘Dat vraagt papa zich ook af.’

 

 

De gigantische stierenarena ‘Monumental’ aan de Barcelonese Gran Vía biedt plaats aan vele duizenden mensen. Vandaag treden echter drie jonge, vrijwel onbekende stierenvechters aan en de arena is slechts voor eenderde gevuld. Het kaartje dat Serafín heeft ontvangen is voor een plek op de vierde rij, aan de duurdere schaduwzijde. Hij neemt plaats en wacht af.

Klokslag zeven uur kondigt trompetgeschal de entree aan van de drie stierenvechters, gevolgd door de negen banderillero’s en door de zes picadores op hun geblindeerde, geharnaste paarden. Ze groeten het publiek en de president van het stierengevecht, en verdwijnen achter de houten schotten. De eerste stier wordt in de arena losgelaten. Het is onmogelijk niet onder de indruk te zijn van het machtige en levensgevaarlijke dier. Een bord bij de hoofdingang van de arena geeft aan dat hij vier jaar oud is, vierhonderdzeventig kilo weegt en dat hij ter beschikking is gesteld door de stallen van de familie Ordoñez. De stier krijgt een minuut lang de gelegenheid rond te rennen, voordat de stierenvechters met hun capes — geel aan de binnenzijde, rood aan de buitenzijde — hem beginnen te testen: hoe hij zich beweegt, hoe snel hij is, hoe agressief. Intussen nemen twee picadores stelling. De stierenvechters leiden de stier naar een kant van de arena en brengen hem ertoe een van de paarden aan te vallen — maar nog voordat hij contact maakt, voordat hij zijn hoorns in het beschermende harnas kan planten, wordt zijn nekspier doorboord door de lans van de picador. De stier zal nu steeds meer moeite krijgen zijn kop omhoog te houden, waardoor de matador aan het eind van het gevecht de doodsteek kan geven. De president van de arena wuift met zijn witte zakdoek, ten teken dat het gevecht de volgende fase ingaat. Het is de beurt aan de banderillero’s: driemaal zullen zij twee banderilla’s, gekleurde stokken met weerhaken, in de rug van het dier steken, om hem strijdlustiger te maken.

Serafín tracht vergeefs zijn aandacht te houden bij het stierengevecht; er spoken te veel gedachten door zijn hoofd. Hij kijkt rond of iemand hem wenkt of dat er iemand naar hem toe komt — het lijkt erop van niet — en verlaat dan de tribune voor een bezoek aan de toiletten. Wanneer hij terugkeert op zijn plek wordt de gedode stier inmiddels de arena uit gesleept.

Een man komt naast hem zitten. ‘Goedemiddag, don Maragall,’ zegt deze. ‘Het is goed dat u er bent.’

Serafín kijkt opzij. Het is een slanke man met een grote haakneus, een verzorgde baard en een kaalgeschoren hoofd. Hij draagt een bruine broek en een blauw jasje over een wit vest. ‘Wie bent u? En waar haalt u het recht vandaan mijn leven tot zo’n hel te maken?’

‘Blijft u alstublieft rustig. U zou me wel wat meer dankbaarheid mogen betuigen. Ik ben het enige wat tot dusver uw liquidatie door het vrije syndicaat in de weg heeft gestaan.’ De man heeft een licht zangerig accent dat verraadt dat hij uit het noorden van Spanje komt, Cantabrië of wellicht Asturias.

‘Heeft u enig idee van de pijn die ik heb doorgemaakt?’

‘Pijn is juist goed,’ zegt de man. ‘Door de pijn besef je dat je leeft. Bovendien verdient u deze pijn.’

‘Wat ik heb gedaan… is vreselijk,’ geeft Serafín toe. ‘Maar ik was wanhopig. Heeft u wel eens een kind verloren? Kunt u zich maar in de verste verte voorstellen hoe dat is?’ Enerzijds is het voor Serafín slopend op deze manier te worden geconfronteerd met zijn verleden, anderzijds voelt het haast als een opluchting er voor het eerst in tien jaar met iemand over te kunnen spreken.

‘Weet u, don Maragall, het valt u wat mij betreft nauwelijks te verwijten dat u uw zoontje wilde redden. Maar nadat Lorenzo was overleden, heeft u toen ook maar íets ondernomen om de meisjes te helpen?’

 

Serafín had de meisjes gezien. Maria en Angelita heetten ze; tenminste: zo noemde Enriqueta hen. Knap en verzorgd, zij het een beetje mager. Het hadden zijn dochters Paola en Sofía kunnen zijn.

Hij had Lorenzo driemaal daags ingesmeerd met zalf en hem tweemaal per dag zijn eetlepels elixer gegeven — precies zoals Enriqueta had aanbevolen — maar hij zag geen enkele verbetering, en hij ging vrezen, of eigenlijk inzien (of eigenlijk: toegeven), dat hij was opgelicht. Dat hij in zijn radeloosheid was gezwicht voor de kletspraat van een gestoorde, sadistische toverkol.

Een van de meisjes zou worden geofferd, zodat Enriqueta voor een vermogende vriend een zalf kon maken om diens penis te doen groeien, het soort bijgelovige nonsens waar hij zelf ook in was getrapt. Hij moest haar stoppen, maar hoe? Ze was gek, besefte hij, maar tevens uitermate geslepen. Hij kon haar niet zomaar aangeven bij de politie. Als het nodig was zou ze om zichzelf te redden de namen van al haar klanten onthullen. Ze hield zelfs een lijst van hen bij.

Hij overwoog Enriqueta thuis op te zoeken en te vermoorden, maar dit plan schoof hij terzijde toen hij trachtte zich een voorstelling te maken hoe hij haar precies het leven zou ontnemen. Met een mes? Een pistool? Een ijzeren staaf? Hij kon het simpelweg niet voor zich zien.

’s Nachts in bed vatte hij maar geen slaap. Wat moest hij doen? Hoe lang had hij nog? Zou het niet al te laat zijn? Hij bleef urenlang woelen en verliggen en hield Irene wakker. Aangezien Serafín haar nooit iets had verteld over Enriqueta en haar elixer, meende zij dat zijn rusteloosheid volledig te wijten was aan de toestand van hun zoontje.

‘Het gaat niet om Lorenzo,’ gaf hij op een avond toe.

‘Waarom dan wel?’

Serafín kon het haar niet vertellen. Híj was verantwoordelijk voor deze nachtmerrie en het was aan hem om de last te dragen; hij mocht niet ook Irene ermee opzadelen. Hij hield zijn uitleg daarom bij: ‘Ik heb iets vreselijks gedaan en ik kan het niet meer goedmaken.’ En weigerde er verder over te spreken.

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html