IV

 

 

 

Red julliezelf, red julliezelf! De boeman komt eraan!

De laatste, inspirerende woorden van generaal Silvestre, 22-VII-1921, Annual.

 

Uit de memoires van kolonel Augusto Santamaría del Valle

 

Strompelend zocht ik me een weg tussen de lijken van mijn soldaten, terwijl de Moren hun lichamen plunderden. Ik zag dat ze luitenant Casado gevangen hadden genomen. Handen en voeten gebonden zat hij verslagen op de grond.

Het gewaad van de Moor die ik had gedood was groot genoeg om mij helemaal te bedekken. Daaronder droeg ik mijn uniform. Krampachtig hield ik het gewaad vast, in de vrees dat het zou opwaaien. De rebel was goed bewapend geweest, op zijn lichaam vond ik tien clips voor zijn Remington. Deze had ik laten liggen, maar zijn Spaanse legerpistool had ik mij toegeëigend.

Het wemelde van de rebellen tussen Igueriben, Izumar en Annual, en daarom besloot ik naar Sidi Dris aan de kust te vluchten, met een wijde boog om de tussenliggende forten heen. Ik liep westwaarts tot ik de Amekran bereikte en volgde de rivierbedding naar het noorden. Grote groepen Moren staken de rivier over op weg naar de strijd. Ze waren te zeer opgewonden om mij op te merken. Ik hield me zoveel mogelijk gedeisd, het pistool en mijn bajonet verborgen onder mijn gewaad. Voor mij was dit vijandig gebied.

 

De fles had ik reeds in de greppel leeggedronken en ik moest op zoek naar meer water. De waterputten in de twee dorpen die ik passeerde durfde ik niet te gebruiken, hier hielden zich te veel Rifsoldaten op. Pas na drie uur lopen, in de vroege middag, kwam ik langs een boerderij met een eigen put, waar geen mens te zien was. Ik gooide de emmer erin en trok hem langzaam omhoog.

De boerderij bleek echter geenszins verlaten. Een jonge Berber kwam het huis uit. Vloekend en zwaaiend met de armen rende hij op mij af. Ik verstond amper de helft van zijn woorden, maar de boodschap was duidelijk. Wie dacht ik wel niet dat ik was? Zomaar gebruikmaken van hun waterput! Hij ging voor me staan en griste de emmer uit mijn handen. Het water klotste over de rand op de grond en werd weggezogen in de aarde.

Eén minderjarige tussen mij en het water. Er was geen andere optie: hij moest worden gedood. Ik zou hier niet weggaan zonder mijn dorst te lessen en mijn fles bij te vullen; daarvoor was ik te ver gekomen. De jongen was gespierd maar klein, ik kon hem makkelijk aan. Een bajonet tussen zijn ribben. Niemand die het zou zien, niemand die het zou horen. Ik hield het mes stevig in mijn hand, klaar om toe te slaan.

Hij had de emmer achter zich op de grond gezet en deed een stap naar voren. Drukte zijn borst tegen de mijne, keek me in de ogen.

Ik stond op het punt de bajonet in zijn hart te steken, maar hield op het laatste moment in. Een oudere vrouw kwam het huis uit. Mank en langzaam, nog harder schreeuwend dan de jongen. Dit maakte de situatie gecompliceerder. Nu zou ik twee mensen moeten uitschakelen. Eerst de jongen natuurlijk, dan pas de vrouw. Het was geen daad om trots op te zijn, maar mijn principes en emoties had ik grotendeels achtergelaten in Igueriben.

Ik wilde wachten met toeslaan tot de vrouw dichtbij genoeg was, klaar om ook háár verwensingen en tegenwerking te smoren in mijn bajonet, maar had niet gerekend op wat er toen gebeurde.

De vrouw duwde de jongen weg, pakte de emmer op en gaf hem aan mij.

 

 

Amores begrijpt dat hij nog niet dood is. Hij is geblinddoekt en gekneveld, en wordt vastgebonden op een paard weggevoerd. Het eind van het gevecht heeft hij niet actief meegemaakt. Wat is er ook weer gebeurd, dat hij het bewustzijn verloor? Zijn strepen hebben hem gered. Soldaten worden door de Berbers ter plekke omgebracht, voor een officier kunnen ze losgeld vragen. Hoeveel zou een luitenant waard zijn?

Het paard staat stil. Berbers overleggen met elkaar. Amores voelt een hand op zijn schouder. Het touw dat in zijn rug snijdt wordt losgemaakt. De luitenant glijdt van het paard af en valt achterover op de grond. Een voet wordt op zijn borst gezet, met zo veel kracht dat hem het ademen wordt belet. De blinddoek wordt verwijderd en de luitenant kijkt recht in het gezicht van zijn gijzelnemer, een oude grijze Riffijn.

Hardhandig rolt de Berber Amores op de buik om zijn handen los te maken. Zijn voeten blijven gebonden. Een tweede man, wellicht iets jonger dan de eerste, kijkt toe, geweer in de aanslag.

Langzaam en met tintelingen keert het gevoel terug in Amores’ armen en handen. Voorzichtig betast hij zijn gezicht. De symmetrie ervan is verdwenen, slechts aan de rechterkant voelt hij nog een jukbeen. Hij herinnert zich nu het schot in zijn gelaat, vlak voor hij buiten bewustzijn raakte.

Het zal nu niet lang meer duren voor hij vaststelt dat hij in de strijd een oog is kwijtgeraakt.

 

Uit de memoires van kolonel Augusto Santamaría del Valle

 

Pas na lang kijken herkende ik in de gevangene luitenant Amores. Geknield zittend op de grond, bewaakt door twee Riffijnen. De helft van zijn gelaat was weggeschoten en de zon was bezig het laatste restje leven uit de luitenant te branden. Zijn uniform was bruin gekleurd van het opgedroogde bloed. Ik zou mijn weg hebben vervolgd en hem hebben achtergelaten, ware het niet dat de Riffijnen iets hadden wat ik wilde: een paard.

De Berbers waren opgetogen. Ze hadden immers eerder vandaag een Spaans kamp veroverd en een officier gevangengenomen. Vriendelijk groetten ze mij, voor zover zij wisten een medesoldaat uit hun Rifleger. Ik naderde ze tot op een armlengte afstand, het pistool in de aanslag.

Ze waren kansloos.

 

Ik sloeg het gewaad van een van de Berbers over Amores’ uniform en plooide een witte doek over zijn hoofd. Niet alleen om hem onherkenbaar te maken, vooral ook om niet tegen zijn verminkte gezicht te hoeven aankijken. De luitenant sprak geen woord. Toen ik hem vroeg of hij wist wie ik was knikte hij slechts.

Ik nam de mogelijkheden in overweging. Naar het oosten verwachtte ik een moeizame tocht met grote aantallen vijandige harken. (Al onze posities, behalve de stad Melilla zelf, zouden de hierop volgende dagen vallen, leerde ik later.) In het noorden bevond zich het kamp Sidi Dris, dat ongetwijfeld op datzelfde moment werd belegerd. Ten zuiden van het Rif is er niets. De enige optie was westwaarts reizen naar Ceuta, hemelsbreed ongeveer tweehonderd kilometer.

 

 

Amores heeft zijn armen om het middel van de kapitein geslagen. Hij is doodop en wil slechts slapen, maar dat is onmogelijk: elke pas van het paard is een pijnscheut door al zijn botten. De luitenant zou willen dat hij nooit was bevrijd. Wat is nu het ergste wat de Berbers hem hadden kunnen aandoen?

Ze houden stil bij een klein stroompje. Geholpen door de kapitein klimt Amores van het paard af en gaat zitten tegen een grote kei. Santamaría vult de waterfles en geeft hem deze.

‘U kunt me hier beter achterlaten,’ zegt Amores. ‘Ik red het toch niet.’

De kapitein reageert fel. ‘Ben je gek geworden? Denk aan je vrouw en kind! Zij hebben een echtgenoot en een vader nodig.’

De woorden van Santamaría zijn een zoveelste klap in zijn gezicht. Helena! Hij was haar bijna vergeten. Wat is er in godsnaam gebeurd met zijn Helena? Hoe kan hij haar zo achterlaten, als een berooide moeder en weduwe?

Het geld van Urgel, bedenkt hij plotseling. Hij tast in zijn jas, wurmt zijn hand in de voering en haalt er een envelop uit. ‘Als ik het niet haal, wil ik dat u deze envelop aan mijn vrouw Helena geeft,’ zegt hij. ‘Ze woont in Huesca bij haar vader, een ambtenaar.’

‘U spreekt wartaal,’ antwoordt de kapitein. ‘Binnenkort zult u de envelop zelf overhandigen.’ Maar hij pakt hem wel aan.

 

Schoten. Drie Berbers — een van hen een gedeserteerde agent — nemen de Spaanse officiers onder vuur.

Santamaría trekt de luitenant van de grond en sleurt hem mee een greppel in. Amores laat zich vallen op zijn buik.

‘Sta op,’ beveelt Santamaría. ‘Laad je geweer en schiet terug!’

‘Ik kan het niet…’

Santamaría grijpt Amores bij de kraag van zijn uniform en trekt hem omhoog.

‘Alstublieft, kapitein,’ smeekt de luitenant. ‘Ik kan niet meer van de pijn.’

‘Pijn is een geschenk,’ zegt Santamaría. ‘Door de pijn besef je dat je leeft.’ Hij trekt nog harder. ‘Pijn moet je koesteren!’ Hij pakt met zijn andere hand Emilio’s kaak vast, dwingt hem over de rand van de greppel naar de Berbers te kijken en zegt: ‘Pijn moet je delen!’ Hij heft zijn pistool en schiet.

Amores laadt zijn geweer en vuurt op de Berbers, die zich inmiddels verdekt hebben opgesteld. De eerste paar schoten lijken totaal ongericht.

Het laatste schot klinkt anders. Gedempt.

Augusto Santamaría werpt een blik opzij. Het lichaam van zijn luitenant ligt slap op de grond, het hoofd in een plas bloed. Het laatste schot was niet op de Berbers gericht.

Emilio Amores is overleden.

 

Santamaría vreest dat de Berbers hem trachten op te houden tot ze hulp krijgen. Hij kan hier niet eindeloos blijven zitten. Hoe langer hij wacht, des te slechter worden zijn kansen.

Het paard is geschrokken van de schoten en weggerend, maar een kleine honderd meter verderop stil blijven staan. Wil de kapitein nog een poging ondernemen te vluchten, dan is het nu of nooit. Hij neemt een hap lucht, telt voor zichzelf af en rent op het dier af. De drie Moren zien hem en komen in beweging. Ze zetten de achtervolging in.

De kapitein heeft een week niet gegeten en met deze actie spreekt hij zijn laatste reserves aan. Even lijkt het goed te gaan, maar dan glijdt hij weg over losliggende kiezels en valt. In een reflex draait hij zich om en lost vier blinde schoten op zijn belagers, die hun doel ruim missen.

Gelukkig zijn de Moren net zo weinig trefzeker. Ineengedoken, zijn hoofd beschermend met de armen, vliegen de kogels om hem heen, zonder hem te raken.

Met zijn laatste krachten tilt Santamaría zijn arm op en richt zijn pistool op de grootste van de drie, duidelijk de leider. Zijn baard is lang, dun en zwart, en krult aan het uiteinde naar buiten. De kap van zijn versleten gewaad hangt tot over zijn voorhoofd. Een Remington rust in zijn handen, de loop wijzend naar de kapitein.

Santamaría’s hand trilt terwijl hij de trekker overhaalt.

Hij prevelt: ‘De Heer is mijn herder…’

De terugslag van het pistool doet hem bijna weer tegen de grond slaan. Zo weinig is er van hem over.

De kogel boort zich in de grond vlak voor de drie mannen en het zand stuift op. Een seconde schrikken ze terug. Ze hervinden zich en kijken Santamaría aan.

De kapitein heft zijn arm een laatste maal. Slechts één kans.

‘Hij voert mij naar vredig water…’ fluistert hij.

De kogel treft de Riffijn midden in de borst. Deze laat de Remington vallen, wankelt, grijpt naar zijn borst, schreeuwt. Stort ineen. Een laatste stuiptrekking op de grond en de man is dood.

Santamaría kijkt achterom. Honderd passen naar zijn paard, nog twee tegenstanders, geen kogels meer.

De Moren lachen. Ze hebben de schoten geteld. De agent knielt om aan te leggen. Santamaría komt overeind, gooit zijn pistool naar de Moor, draait zich om en zet het op een lopen.

Het is niet onmogelijk.

Het eerste schot mist.

Al moet ik door dalen van duisternis en dood…

Het tweede mist.

Ik vrees voor geen onheil, want u bent bij mij.

Het derde…

Pas als hij de grond raakt, dringt de pijn werkelijk door. Het is alsof zijn been in tweeën wordt gereten. Alsof het wordt weggebeten door zuur. Santamaría kan het niet meer bewegen en voelt het bloed eruit wegvloeien.

Juichend en joelend lopen de Moren op hem af. Ze blijven naast hem staan. De agent haalt een clip uit zijn zak en herlaadt zijn geweer. De andere Berber trekt zijn mes en buigt zich over hem heen om hem in het gezicht te spuwen.

Op zijn zij ligt hij voor dood op de Afrikaanse bodem, happend in het stof, uitgeteld, bloedend, kreupel. De agent drukt zijn geweer tegen Santamaría’s borst, op dezelfde plek waar zijn metgezel zojuist is getroffen.

Het is voorbij. De kapitein legt zijn hoofd te rusten op de grond, sluit de ogen en zet zijn nagels in de aarde. Geen laatste sacramenten, geen militaire begrafenis. Berbers onthoofden hun dode vijanden. Een onteerd lichaam in een vreemd land zal hij achterlaten.

Heilige Maria, moeder van God, vol van genade…

De trekker wordt overgehaald.

Vergeef uw nederige dienaar zijn zonden: zijn ijdelheid, zijn lusten, zijn hebzucht, zijn afgunst…

Vergeef hem zijn falen.

 

 

Alles is verloren, Excellentie, de eer inbegrepen.

Generaal Dámaso Berenguer, hoge commissaris voor het protectoraat, in zijn eerste rapport aan de minister van Oorlog

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html