IV

 

 

 

(1) Het apostolische, rooms-katholieke geloof is de staatsreligie. De natie verplicht zich het geloof en haar dienaren te onderhouden. (2) Niemand zal op Spaans grondgebied worden gemolesteerd vanwege zijn religieuze opinies of vanwege de uitoefening van zijn geloof, het vereiste respect aan de christelijke moraal daargelaten. (3) Echter, publieke ceremonies of manifestaties anders dan die van de staatsreligie zullen niet worden toegestaan.

Artikel 11 van de Spaanse grondwet van 1876

 

Vader Andres zag het al aankomen.

Artikel elf van de grondwet is ter discussie gesteld, het artikel dat het katholicisme van Spanje waarborgt. De liberalen en de reformisten — Romanones, Alba, García Prieto, Melquiades Alvarez — hebben aangekondigd het derde lid te zullen schrappen, een voorbode van het volledig doorhalen van het artikel. Binnenkort zullen zij hiertoe verkiezingen uitschrijven voor een constituerend parlement. Een zoveelste episode in een lange reeks van pesterijen. Afgelopen november nog werd kerken het recht ontzegd zonder toestemming van de staat hun bezittingen te schenken of te verkopen, ongetwijfeld met de intentie uiteindelijk alle kerkeigendommen te nationaliseren. Waar zal dit eindigen?

Spanje gaat langzaam Rusland achterna, waar de vervolging van geestelijken door de bolsjewieken groteske vormen heeft aangenomen, waar ondanks de continue petities van buitenlandse regeringen op ditzelfde moment het leven van de aartsbisschop van Sint-Petersburg aan een zijden draad hangt. Ook dáár begon het met onteigeningen, met provocaties, maar is het inmiddels ontaard in vervolgingen, veroordelingen en executies: de bolsjewieken hebben duizenden priesters vermoord.

Wanneer zullen in Spanje de eerste kerken in vlammen opgaan?

 

 

Woensdag 7 februari 1923

 

Onder de grote klok in de stationshal wachten Helena en Pedro op Augusto. Het jongetje is moe en jengelig, het wachten duurt hem te lang. Hij trekt aan haar rok, drukt zijn hoofd tegen haar been, kreunt verongelijkt, gaat ten slotte op de grond zitten. Helena pakt hem op en zet hem naast zich op het bankje. Ze maakt de bovenste knoop van zijn wollen jasje dicht. Het is erg koud, straks wordt hij nog ziek. Verwachtingsvol houdt ze intussen de perrons in de gaten. De weken zonder haar echtgenoot zijn haar zwaarder gevallen dan ze tevoren had verwacht en ze kan niet wachten hem terug te zien. Het is maar goed dat hij niet meer uitgezonden zal worden naar Afrika; een paar máánden alleen in Madrid zou ze niet aankunnen.

Helena springt op als eindelijk de aankomst van de trein uit Barcelona wordt omgeroepen. Met Pedro aan de hand loopt ze naar het perron. Halverwege komen ze Augusto tegen, gevolgd door een kruier met twee zware koffers op zijn steekwagen. Helena omhelst en zoent hem. Hij heeft zijn snor en sik bijgehouden de afgelopen weken; zijn wangen zijn gladgeschoren.

‘Jullie hadden beter thuis op mij kunnen wachten,’ zegt hij. ‘De treinen uit Barcelona zijn volkomen onbetrouwbaar. In Zaragoza liepen we twee uur achter op het reisschema. Al valt de vertraging uiteindelijk mee.’

Ze knippert met haar ogen en glimlacht. ‘We wilden je graag zo snel mogelijk zien.’

Pedro steekt zijn armen omhoog en de majoor tilt hem op. ‘Wat wordt hij een grote jongen.’

‘Inderdaad. Te groot voor mij om nog te dragen en hij weigert langer dan een kwartier in de kinderwagen te blijven liggen. Ik kan hem nergens mee naartoe nemen. Hij is veel te druk en te koppig.’

‘Soldatenbloed,’ zegt de majoor.

 

Thuis begint Augusto met het uitpakken van de cadeaus. Een kistje met verschillende soorten zeep en een zilveren kam voor Helena, een ijzeren speelgoedpaard op wieltjes voor Pedro. ‘O ja, er is nog iets: ik heb een silhouet van mezelf laten knippen.’ Hij pakt de papieren zak en laat hier voorzichtig het zwarte profiel uit glijden. ‘Lijkt het?’

Helena neemt het van hem over en houdt het tegen het licht. ‘Sprekend.’

‘Echt?’

‘Ja. Vind je zelf soms van niet?’

‘Een beetje…’ zegt Augusto. Al meent hij dat de neus overdreven groot is gemaakt.

‘Ik laat hem inlijsten en dan hangen we hem op in Pedro’s kamer.’

‘Als jij dat een goed idee vindt…’

Helena omhelst haar echtgenoot. ‘Ik ben zo blij dat je weer thuis bent,’ zegt ze.

 

 

‘Wat zegt de aartsbisschop?’

‘Zijne hoogwaardige excellentie vindt het uiteraard een zeer kwalijke zaak.’

‘En wat is zijn mening over de te volgen koers?’

‘Wij… zijn ons nog aan het beraden.’ Vader Andres spreekt de zin langzaam uit. Het stoort hem dat broeder Gustavo, rector van de jezuïetenschool Onze Lieve Vrouw van de Herinnering, hem aanspreekt alsof hij slechts een boodschapper zou zijn voor de aartsbisschop. In vele opzichten is de aartsbisschop slechts een boodschapper voor hém.

‘De liberalen moeten wel eerst een meerderheid in het parlement veroveren. Als de kerk nou bepaalde kandidaten zou steunen, intensiever dan we normaal doen?’

‘De verkiezingen zijn verloren, broeder Gustavo. Bij voorbaat. Er is niets wat wij daaraan kunnen veranderen. De caciques steunen altijd de regeringspartijen.’

‘Je zal wel gelijk hebben.’

‘De Sociëteit van Jezus zou echter wel degelijk kunnen bijdragen ná de verkiezingen.’

‘Hoe?’

‘Een aantal van de nieuwe gedeputeerden zal van buiten komen. Sommigen hiervan zullen met hun gezin naar Madrid verhuizen en een school nodig hebben voor de kinderen… Uw school staat aangeschreven als een van de beste.’

‘Niet een van de beste: dé beste.’

‘De beste school van Madrid heeft vast nog wel plek voor een twintigtal leergierige kinderen uit linkse milieus.’

‘Natuurlijk,’ antwoordt de jezuïet, maar het gaat niet van harte. Hij zou zijn school liefst zo exclusief mogelijk houden.

‘De aartsbisschop zal je uitermate erkentelijk zijn.’ Het winnen van de sympathie van gematigde liberalen is een eerste aanzet. Ze moeten overtuigd worden van de bijdrage die de katholieke kerk levert aan het welzijn van het land. Lucas Molina, de advocaat van de Katholieke Propagandisten, zal meteen na de verkiezingen een lijst samenstellen van beïnvloedbare liberalen uit de provincies.

 

 

Kolonel Torres groet zijn jongere collega uitbundig wanneer deze de officiersclub binnentreedt. ‘Augusto! Wat goed dat je terug bent. Je hebt veel gemist de afgelopen weken. Kom, we moeten uitgebreid bijpraten.’ Hij neemt hem mee naar de sofa’s achter in het café en vraagt en passant de ober om een extra whiskyglas.

Augusto gaat zitten en vertelt eerst over de onderzoekingen in Barcelona, dat hij het aantal verdachten heeft weten terug te brengen, maar dat echte vorderingen zijn uitgebleven. ‘Ik heb overigens jouw suggestie opgevolgd.’

‘Welke precies?’

‘Ik ben begonnen de informatie in het dagboek te gebruiken in ons voordeel, als pressiemiddel. Een van de mannen op de lijst is Serafín Maragall, een vooraanstaand lid van de UGT in Catalonië. In een brief heb ik iets kleins van hem geëist, om te zien of hij vatbaar is voor chantage en of hij echt invloed heeft binnen de socialistische vakbond.’

‘Verdenk je Maragall van de moorden?’ vraagt Torres.

‘Ik verdenk in principe iedereen op de lijst, maar ik zie niet in waarom Cartoux hem zou chanteren. De man heeft nauwelijks geld.’

‘Dezelfde reden dat jij hem chanteert misschien? Om iets gedaan te krijgen bij de socialisten?’

‘Cartoux was een republikein. Ideologisch stonden hij en Maragall ongeveer aan dezelfde kant.’

‘Het is niet altijd even duidelijk wat dezelfde kant is, Augusto. Schrijf hem in ieder geval nog niet af als verdachte.’

‘Zeker niet. En jouw nieuws?’

‘Mijn nieuws is vrij spectaculair: een groep generaals hier in Madrid had vorige week serieuze plannen de baai van Alhucemas aan te vallen, wat in feite een opstand tegen de regering zou betekenen. ’

‘Hoe?’

‘Een invasie over land met de troepen die nu in het Rif gelegerd zijn.’

‘Zonder versterkingen?’

‘Inderdaad, gewoon naar de baai trekken en deze innemen.’

‘Uitermate riskant met zo’n beperkte strijdmacht,’ oordeelt Augusto. ‘Onnodig riskant.’

‘Het is ook niet doorgegaan gelukkig.’

‘Waar is het misgelopen?’

‘Dat was jullie schuld,’ zegt Torres lachend. ‘Op het laatste moment verzetten de infanteriegeneraals zich. Ze wilden de regering niet ten val brengen. Bovendien was het plan bedacht door officiers van de artillerie en dat zal wel hebben gestoken.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Kom, er is een aantal collega’s dat graag met je wil kennismaken.’

Augusto volgt de kolonel naar een salontafel aan het raam, waar vijf officiers — in leeftijd uiteenlopend tussen de veertig en de zestig — onderuitgezakt in fauteuils een opgewonden discussie voeren.

‘Heren,’ onderbreekt Torres hen. ‘Mag ik u voorstellen: majoor Augusto Santamaría. Augusto, dit zijn mijn achterneef generaal Cortez de Medina, luitenant-kolonel Prat, kolonel Pastor, majoor Otegi en luitenant-kolonel Villalobos.’

De laatst voorgestelde staat op en steekt zijn hand uit. ‘Augusto, wat is het lang geleden. Ik heb je niet meer gezien sinds je uit Ceuta werd overgeplaatst.’

‘Kolonel Villalobos, een waar genoegen.’ Hij strekt zich uit om ook de andere vier officiers de hand te schudden en gaat zitten op een leunstoel die Torres aanschuift.

‘We hadden het net over Afrika,’ zegt generaal Cortez de Medina.

‘Over ons civiel protectoraat,’ vult kolonel Villalobos aan.

‘Niets civiel protectoraat,’ protesteert de generaal. ‘Tot we Abd El-Krim hebben verslagen is het gewoon oorlog.’

Torres glimlacht naar zijn achterneef.

‘Dit kan niet langer,’ zegt de generaal. ‘We staan voor gek in Europa. Annual was de meest vernederende nederlaag sinds die van de Italianen bij Odowa. En de Italianen hebben het tenminste gedeeltelijk goedgemaakt door de Turken te verslaan. We hebben recht op vergelding.’

‘Je bedoelt dat er aanleiding is voor een strafexpeditie,’ zegt Torres.

‘Niets strafexpeditie. Je moet zaken benoemen zoals ze zijn. Ik heb zin om een flink pak slaag uit te delen in Marokko.’

‘Denken jullie er allemaal zo over?’ vraagt Augusto.

‘De meesten van ons vinden dat het tijd wordt voor een grootscheepse invasie,’ zegt Villalobos. De andere officiers knikken met hem mee.

Torres kucht. ‘Het is natuurlijk de vraag hoever jullie bereid zijn te gaan om deze situatie recht te trekken.’ Hij kiest een intonatie waarvan het niet is in te schatten of deze serieus is of slechts plagerig.

‘Tot het einde,’ bezweert zijn achterneef.

‘Tot het einde? Dat is best ver…’

‘Ons geduld is op.’

Torres en Santamaría wisselen een blik. Het zijn grote woorden van deze mannen in wel érg gemakkelijke fauteuils.

 

 

Zaterdag 10 februari 1923

 

‘De linzen moet je de avond van tevoren in een pan laten weken. Anders kun je ze koken wat je wilt maar zullen ze nooit genoeg water opnemen.’

Esperanza kijkt toe terwijl de kokkin de hoeveelheid linzen afmeet met een kopje.

‘Dit is dus voor morgen. En dan gaan we nu de ansjovis schoonmaken.’ Op de keukentafel liggen de visjes op het opengeslagen krantenpapier dat de visboer gebruikt als verpakkingsmateriaal. Ze pakt er een en demonstreert met een paar korte, snelle bewegingen hoe het fileren in zijn werk gaat. ‘Je snijdt het hoofd weg, dan doormidden, de graat eruit en in de schaal met zout en azijn.’

‘Je bent zo handig,’ zegt Esperanza. ‘Ik wou dat ik het zo goed kon.’

‘En ik wou dat ik jong en knap was als jij, dan hoefde ik niet zo goed te koken voor mijn man.’ Ze knipoogt.

Het dienstmeisje pakt een paar visjes en probeert het na te doen. Ze stelt zich voor hoe ze op een dag voor een eigen gezin het avondeten zal maken. Goed en snel fileren blijkt echter veel moeilijker dan de kokkin het doet lijken.

‘Meisje, meisje… je snijdt veel te veel weg. Zo blijft er niets over.’ De kokkin neemt het mes uit haar hand. ‘Weet je wat… laat dit maar zitten.’

‘Nee,’ protesteert Esperanza. Ze pakt het mes weer terug. ‘We gaan door tot ik het kan.’

 

 

Vannacht gaat het gebeuren, heeft Helena zich voorgenomen. Ze staat klaar en heeft het helemaal uitgedacht, tot en met de minuut dat ze op de schuifdeuren klopt: acht minuten over tien.

Het moment is perfect. Vijf dagen geleden begon ze te bloeden en gisteren is het volledig gestopt. Vandaag is het dus veilig, ze kan niet zwanger worden. Bij het eten heeft ze meermalen Augusto’s wijnglas bijgevuld. Genoeg om hem in een lossere en vrolijkere stemming te brengen, maar niet zoveel dat hij pathetisch of aggressief wordt, of direct in een diepe slaap valt.

Helena schaamt zich voor haar borsten, die na de zwangerschap zachter, weker zijn geworden, en een beetje zijn gaan hangen. Daarom heeft ze een korset gekocht dat ze stevig omhoog duwt en dat haar achterwerk prononceert. Het is een Frans model dat ze geadverteerd zag in het weekblad Blanco y Negro. Ze hoopt dat Augusto er vatbaar voor is.

Het is acht over tien. Op de eerste klop volgt geen reactie. Ze wacht dertig tellen en klopt nogmaals.

Er klinkt een timide: ‘Ja?’

Ze schuift de rechterdeur net ver genoeg opzij om zijn kamer binnen te gaan.

‘Helena, wat is er?’ Augusto ligt op zijn bed. Het boek dat hij aan het lezen is legt hij opzij.

Het liefst had ze gehad dat hij niets had gezegd, maar haar simpelweg het bed in had getrokken en zich aan haar had vergrepen. Ze heeft de zin vanmiddag honderden keren in haar hoofd herhaald, maar nu het erop aankomt kost het haar moeite hem uit te spreken. ‘Je mag me hebben,’ stamelt ze. ‘…vanavond,’ voegt ze toe.

Augusto haalt diep adem. ‘Je weet dat je dit niet hoeft te doen,’ zegt hij.

Helena vecht tegen de angst voor afwijzing. De makkelijke weg zou zijn afdruipen naar haar kamer, maar deze wil ze pertinent niet kiezen. Als ze nu niet doorzet, zal ze het nooit meer kunnen proberen. Ze gaat op Augusto’s bed zitten en pakt zijn hand. Haar eigen hand is klam en onzeker. ‘Vind je mij aantrekkelijk?’ vraagt ze.

‘Je bent een heel mooie vrouw,’ antwoordt hij. ‘Alle mannen vinden dat.’

‘En vind jij dat ook?’

‘Natuurlijk,’ zegt de majoor, al klinkt het niet doorvoeld.

Helena veegt haar ogen uit. ‘Soms denk ik dat dít je enige liefde is.’ Ze grijpt naar zijn majoorspet op het dressoir naast zijn bed en zet hem op. Steels kijkt ze hem aan. ‘Vind je me nu leuker?’ vraagt ze, voorzichtig lachend. Ze bijt op haar lip.

De majoor aarzelt.

‘Nou?’

‘Misschien als je mijn oude vaandrigsuniform aantrekt…’

Helena weet niet of Augusto serieus is, maar op dit moment wil ze alles proberen. Al had hij haar gevraagd naakt op één been springend het alfabet achterstevoren op te zeggen. ‘Waar ligt het?’ zegt ze, voordat hij uit schaamte kan terugkrabbelen en beweren dat het een grap was. In het zwakke schijnsel van de kaars naast zijn bed ziet ze hem rood worden.

‘Daar.’ Hij wijst naar een van de inbouwkasten.

Helena komt van het bed af, loopt naar de kast en opent hem; de kamfergeur van de mottenballen komt vrij en vult de kamer. Een twintigtal uniformen hangt keurig op rij. Helena loopt ze langs.

‘Ja díe,’ zegt Augusto als ze een lichtgroen uniform met een beige broek aantikt, dat er betrekkelijk weinig gedragen uitziet. ‘Mijn vaandrigsuniform.’

Helena pakt het uniform met zorg uit de kast. ‘Ik ben zo terug,’ zegt ze. Ze loopt ermee naar het kamerscherm in haar eigen slaapkamer en klopt het stof eruit. Als vaandrig was Augusto vast een stuk slanker. Om erin te passen moet ze het korset uittrekken, en dan nog wringt het. Haar borsten worden erdoor platgedrukt en lijken verdwenen als ze het dichtknoopt. Ook de broek is een maat te klein. Zelfs met de buik ingehouden krijgt ze hem maar ternauwernood dicht.

Ze is niet meer alleen in haar kamer. Augusto is binnengelopen en achter haar komen staan. Hij blaast warm in haar nek. Zijn vingers glijden over de stof: van het boord, over de epauletten, over de mouwen tot de manchetten. Augusto’s handen reiken langs haar middel, maken de broek los en trekken hem voorzichtig naar beneden. Ze kan haar adem weer laten ontsnappen. Hij drukt zijn kruis tegen haar aan. Ze voelt hoe opgewonden hij is geraakt.

 

 

‘Lucas, waar ga je zo laat nog naartoe?’

‘Het is pas halfelf, moeder.’

‘Wat ga je doen?’

Lucas Molina loopt naar zijn broze, door reuma aan haar stoel gekluisterde moeder toe en geeft haar een kus op het voorhoofd. ‘Werk.’

‘Zo laat?’

‘Belangrijke besprekingen vinden niet alleen plaats tijdens kantooruren.’

‘Je werkt te hard. Je bent altijd maar weg.’

‘Het spijt me, moeder.’ Hij legt zijn hand even op haar koude, vervormde vingers. ‘Ik zal het dienstmeisje vragen je warme melk met honing te brengen.’

Zijn moeder gromt. ‘Dat meisje is niets waard. Ze is lui en ze is slordig.’

‘Je hebt helemaal gelijk, moeder.’ Molina knipoogt en laat haar alleen. Hij sluipt de bibliotheek voorbij — waar zijn vader zich tot diep in de nacht onderhoudt met het bestuderen van Franse wetboeken — tot aan de keuken en verlaat via de diensttrap het huis.

Buiten loopt hij een paar blokken door voordat hij een koets aanhoudt.

 

 

Zondag 11 februari 1923

 

Helena wordt wakker, alleen in haar bed. Ze strekt haar armen uit naar de kant waar Augusto vannacht lag en voelt hoe leeg het daar is. Ze gaat rechtop zitten en wrijft de draden uit haar ogen. Augusto is weg en de schuifdeuren naar zijn kamer zijn dicht.

Ze staat op, wast haar gezicht, fatsoeneert haar kapsel, trekt een ochtendjas aan en loopt naar de eetkamer. Augusto zit al in uniform aan het ontbijt, klaar voor de ochtendmis, een tijdschrift opengeslagen voor hem.

De kokkin schenkt door een zeefje warme melk in zijn koffie. ‘Mevrouw Helena, wat wilt u voor het ontbijt?’

‘Geroosterd brood en een geklutst ei, alsjeblieft.’

‘Koffie?’

‘Thee graag.’ Ze gaat tegenover Augusto aan tafel zitten en wacht tot de kokkin weg is. ‘Heb je goed geslapen?’ vraagt ze.

‘Uitstekend.’

‘Ben je vroeg opgestaan?’

‘Niet vroeger dan gebruikelijk.’

‘Ik werd helemaal alleen wakker…’

Augusto neemt een slok koffie. ‘Kijk eens wat ze nu weer hebben bedacht. Een auto met rupsbanden, voor in de sneeuw.’ Hij draait het tijdschrift naar haar toe. ‘Heb jij ooit zoiets gezien?’

‘Niet in Madrid. En ook niet in Logroño.’

‘Ik kan me nog herinneren toen ik voor het eerst een gepantserde wagen met rupsbanden zag.’

‘Nu je zo lang weg bent geweest blijf je voorlopig zeker wel hier?’

Augusto schudt zijn hoofd. ‘Over twee weken vertrek ik weer naar Barcelona. Mijn werk is daar nog lang niet gedaan.’

‘Wat jammer.’ Ze probeert haar teleurstelling zo positief mogelijk onder woorden te brengen. ‘Volgende maand houdt de Cirkel van de Schone Kunsten haar gemaskerde bal in het koninklijk theater. Ik had gehoopt dat we daar samen naartoe konden gaan.’

‘Wil je me het brood en de olie aangeven?’

‘Natuurlijk. Het spijt me.’ Helena schuift het broodmandje en het kannetje olijfolie Augusto’s kant op, langzaam, snakkend naar een teken van genegenheid. Maar haar echtgenoot lijkt teruggevallen in zijn gebruikelijke onverstoorbaarheid. Is er nou daadwerkelijk niets veranderd na afgelopen nacht?

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html