II

 

 

 

Doe wat ik je zeg en luister niet naar de minister van Oorlog, want dat is een imbeciel.

Koning Alfonso XIII in een brief aan generaal Silvestre, bevelvoerder van de strijdkrachten in Melilla, mei 1921

 

Uit de memoires van kolonel Augusto Santamaría del Valle

 

Eind mei namen de plannen om de opmars voort te zetten, om de drooggevallen rivier Amekran over te steken, concrete vormen aan. Majoor Villar, hoofd van de politietroepen in onze sector en vertrouweling van generaal Silvestre, kwam naar Annual om de operatie te leiden en te onderhandelen met de stamhoofden van de Tensaman. De Tensaman voelden zich bedreigd door de Beni Arriguel van Abd El-Krim en vroegen de majoor een stelling te positioneren op de heuvel van Abarran aan de overzijde van de rivier. Silvestre gaf, na een korte bedenktijd, toestemming voor de expeditie. Naar ik later begreep, had de generaal zich laten aanvuren door onze overmoedige koning. De twee hadden zich oorspronkelijk zelfs voorgenomen op de 17e mei, de verjaardag van de koning, de baai van Alhucemas te veroveren. Er moest dus haast worden gemaakt.

Annual had op dat moment in feite geen commandant. Kolonel Riquelme, de hoogst verantwoordelijke officier van de frontlinie (waar de drie kampen in Annual deel van uitmaakten), was vanwege ziekte teruggekeerd naar Madrid en zijn plaatsvervanger bevond zich bij een andere stelling. De instructies kwamen rechtstreeks uit Melilla en het was alsof het bureau van inheemse zaken aldaar de campagne volledig had overgenomen.

Net voor middernacht op de eenendertigste mei vertrokken we onder leiding van majoor Villar met een bataljon naar de heuvel bij Abarran. Drie compagnies politietroepen fungeerden als stoottroepen. Mijn eigen compagnie dekte samen met een eskader Moorse ruiters de achterhoede. Hemelsbreed was de afstand slechts negen kilometer, maar het smalle pad dat van Annual langs het fort Dar Buymeyan naar Abarran liep, kronkelde zich een lange weg door de heuvels heen. Het kostte de voorhoede zes uur om de positie te bereiken en mijn regulares kwamen pas twee uur hierna aan, toen de ondersteunende troepen al bezig waren verstevigingen op te zetten. Op de tegenovergelegen heuvels hadden zich grote groepen Riffijnen verzameld die onze inspanningen vol belangstelling volgden.

Ik sprak met de caid aan het hoofd van de hark Tensaman-krijgers die zich naast onze positie zouden legeren. Hij was verontrust en zei niet te begrijpen waarom we met slechts één bataljon waren uitgerukt, wanneer hij twee dagen eerder majoor Villar had geadviseerd er minstens drie in te zetten. Hij schatte het aantal rebellen dat zich ophield in het binnenland op enkele duizenden.

De opbouw van de stelling verliep voorspoedig en tegen het middaguur konden wij terugkeren naar Annual. Slechts vijftig Spaanse soldaten en tweehonderd man Moorse politietroepen werden op de stelling gestationeerd. Een hark van Tensaman-krijgers legerde zich naast ons kamp ter versterking.

De beslissing Abarran zo slecht verdedigd te laten, markeerde het begin van onze ondergang.

Halverwege de terugkeer — het was even na het middaguur en we staken juist de Amekran weer over — klonken de eerste schoten van achter de heuvels. De Moren hadden het kamp onder vuur genomen. Enkele kapiteins, onder wie ik, drongen bij majoor Villar aan de twee met mitrailleurs bewapende regimenten terug te laten keren, om de soldaten in Abarran bij te staan. De majoor oordeelde echter dat de positie genoeg was verstevigd om een Berberaanval af te slaan en besloot de terugtocht te continueren. Met elke pas die wij zetten weg van Abarran, namen de beschietingen in hevigheid toe. Er ontstond rumoer onder de troepen, die niet begrepen hoe wij onze metgezellen in de steek konden laten.

 

 

In Annual, in de tent van de kampcommandant, worden de officiers die hebben deelgenomen aan de expeditie — en majoor Villar in het bijzonder — gefeliciteerd door generaal Silvestre.

‘Het was mijn intentie zelf de post Abarran te bezoeken,’ zegt de generaal, ‘maar hier heb ik van afgezien op aandringen van kolonel Morales.’

Morales, als hoofd van het bureau van inheemse zaken bevelhebber van de politietroepen, knikt instemmend.

Silvestre looft de moed van de officiers. Zijn woorden zijn gewichtig en meeslepend. ‘De actie van vandaag betekent een doorbraak na de maandenlange stilstand van het front. Het is slechts een kwestie van weken voor we de baai van Alhucemas bereiken!’

Er wordt geapplaudisseerd.

‘Ik keer nu terug naar Melilla, maar zal persoonlijk leiding blijven geven aan de campagne in het Rif. Heren, uw verdienste aan het vaderland zal niet onopgemerkt blijven. Leve Spanje!’

De officiers juichen generaal Silvestre toe. Hij geeft hun allen een hand en vertrekt. De vreugde overheerst, maar zodra de eerste flessen wijn worden opengetrokken duwt kapitein Santamaría een aantal officiers opzij en verlaat de tent.

Een luitenant van de cavalerie stoot Amores aan. ‘Je hebt het wel te stellen met zo’n kapitein,’ zegt hij. ‘Er kan geen glimlach af bij die man.’

‘Ik moet gaan,’ antwoordt Amores. Hij vermoedt dat Santamaría zijn gedrag nauwlettend in de gaten houdt en wil het kleine beetje krediet dat hij heeft opgebouwd bij de kapitein niet meteen weer verspelen.

 

De officierstent van Amores is verlaten. De meeste van zijn collega’s drinken mee in de tent van de majoor of zijn nu inspectie aan het houden, en luitenant Urgel is met zijn agenten achtergebleven in Abarran. Emilio voorziet een moeilijke periode voor zijn vriend. In de kleinere veldposten is het veel moeilijker aan alcohol te komen dan in Annual. In de blokhutten — de kleine, verplaatsbare bunkers tussen de grotere kampen in — is het zelfs nagenoeg onmogelijk.

Er ligt een brief op zijn bed met zijn naam in het handschrift van Helena.

 

Logroño, de dertiende mei 1921

Liefste echtgenoot,

 

Wat een gemis is het wanneer een prachtig mens als jij ontbreekt in iemands leven. Was jij maar bij mij om te genieten van de prachtige zomers in onze Rioja.

Al onze gedachten gaan uit naar jou en jouw compagnie. In zekere zin zit jij elke middag bij ons aan tafel voor het eten, want je bent in ons hart, in onze gesprekken en onze gebeden.

Kom snel terug, ik smeek het je.

Met veel liefde en genegenheid,

 

Jouw Helena

 

De brief is veel te kort en opnieuw is de toon niet die van zijn echtgenote. Nog steeds spreekt ze niet over de zwangerschap, terwijl ze over vier weken is uitgerekend. Hoe kan ze hier nou over zwijgen?

De meest vreselijke gedachten dringen zich aan de luitenant op. Misschien heeft ze het kind verloren, misschien is ze zelf overleden en worden de brieven vervalst. (Wie zou zoiets kunnen doen? Haar vader?) Amores voelt zichzelf misselijk worden.

Hij moet Helena bereiken. Vanuit Melilla zou hij kunnen bellen naar de kazerne van de Guardia Civil in Logroño en via hen contact met haar zoeken.

Hij wil naar buiten, maar valt op zijn knieën. Met de handen steunt hij op de grond. Zijn maag trekt krampend samen, het gal reikt hem naar de mond.

 

 

De artillerist ligt op een veldbed. Zijn linkerarm is afgebonden boven de elleboog, daaronder gaapt een groot gat waaruit losse stukjes bot worden gevist. Hij heeft veel bloed verloren en zijn arm zal moeten worden afgezet, maar de arts geeft hem een goede kans te overleven. De laatste kilometers is hij gedragen door de kompaan die in het bed ernaast verzorgd wordt voor zijn hoofdwond, en die dán weer onsamenhangend in zichzelf brabbelt, dán weer krijst alsof hij doodgaat.

Allerlei geruchten doen de ronde en de paniek dreigt zich meester te maken van het kamp. In de loop van de nacht druppelen steeds meer soldaten en agenten uit Abarran binnen, stuk voor stuk met verschrikkelijke verhalen over de slachting die daar heeft plaatsgevonden. Amores tracht, in opdracht van majoor Villar, uit hun beschrijvingen een coherent rapport te destilleren. Voor hem zit een soldaat op een krukje.

‘De Berbers, het werden er steeds meer,’ vertelt hij. ‘Totdat ze een gigantische overmacht hadden op de heuvels om ons heen.’

‘Hoeveel zou je zeggen dat het er waren?’ vraagt Amores. Hij herhaalt het aantal dat het Tensaman-stamhoofd hem voorhield: ‘Drieduizend?’

‘Ik denk wel meer.’ De soldaat legt zijn hand op zijn borst en grimast. ‘Binnen een uur nadat de regulares waren teruggegaan naar Annual, openden ze het vuur op het kamp. De jongste Berbers slopen op het kamp af en probeerden de afrastering met prikkeldraad door te knippen. Anderen trachtten met handgranaten een bres te slaan in de muren van zandzakken.’

Amores doopt zijn pen in de inkt. Hij weet niet zo goed wat hij moet vragen, welke details er belangrijk zijn voor zijn rapport. ‘Was er genoeg munitie?’

De soldaat beantwoordt de vraag niet. De herinnering wordt hem plots te veel en hij begint te hyperventileren. ‘De Berbers wierpen zich… als beesten op onze gewonden,’ hakkelt hij tussen de ademteugen door. ‘Luitenant, ze reten… hen met hun messen… aan stukken.’

 

Een tweede soldaat vertelt dat de Spaanse troepen zich een uur lang wisten te verweren tegen de belagers, vooral door de tegenoverliggende heuvels heftig te bestoken met hun kanonnen. Echter, toen de vijand onder een deken van spervuur koos voor een massale, frontale aanval, sloeg de paniek toe. De Tensaman-krijgers deserteerden als eersten, sloten zich aan bij de belagers en richtten hun vuur op de stelling die zij geacht werden te verdedigen. Kort hierop begonnen ook politietroepen te verzaken. Sommige agenten wierpen hun uniform af en vluchtten de woestijn in, andere beschoten binnen het kamp hun eigen troepen. Uiteindelijk deserteerde zeker de helft van de politiemacht. ‘De officiers zijn allemaal dood. Sommige geraakt door vijandelijke kogels, maar de meeste zijn neergeschoten door manschappen van onze eigen inheemse politie.’

‘Luitenant Urgel ook?’ vraagt Amores.

De soldaat knikt en vertelt. De beschrijving van de dood van zijn vriend had Amores zichzelf achteraf liever bespaard. Urgel incasseerde een schot in de buik, een in de borstkas en een in de nek, en ten slotte — terwijl hij stuipend van pijn over de grond kronkelde — werd hem de keel doorgesneden door een van zijn agenten.

‘Denkt u dat ik nu in aanmerking kom te worden overgeplaatst naar het schiereiland?’ vraagt de soldaat.

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html