Intermezzo III

 

 

 

Andres Ruiz Calandra 1890

 

Zijn vader doet zelf de deur open en laat Andres hoofdschuddend binnen. ‘Je brief is vanochtend aangekomen,’ zegt hij. ‘Nou, nou, nou. Je hebt je moeder weer eens aan het huilen gekregen.’

Andres had gehoopt dat de post sneller was geweest, zodat zijn ouders langer aan het idee hadden kunnen wennen.

‘Je schreef dat je stopt met de officiersopleiding.’

‘Jawel, vader.’

‘En dat je priester wordt.’

‘Daar ligt mijn roeping.’

‘Dat kan ik me voorstellen van iemand die zich zo verheven voelt boven de rest van ons stervelingen.’

Op steun voor zijn beslissing had Andres nooit gerekend, die was er ook niet toen hij zich inschreef voor de militaire academie. Hij wacht af of er meer laatdunkende opmerkingen volgen, maar het blijft bij deze ene. De ruzies tussen hem en zijn vader spelen zich met name af wanneer er derden bij zijn om als publiek en jury te fungeren.

Andres heeft ontdekt dat het leger niet zijn plek is. De tucht en discipline spreken hem aan, maar hij mist een zekere spiritualiteit, een hoger doel, en de typisch militaire aangelegenheden — zoals gevechtsformaties, technische wapenkunde en krijgsgeschiedenis — laten hem volledig koud. Ook ziet hij er niets in te moeten dienen op Cuba of in Afrika.

Desalniettemin was de beslissing het leger te verlaten voor de kerk geen gemakkelijke, en zijn vader lijkt voornemens het hem alleen maar moeilijker te maken. Het worden vijf zware dagen tot hij aanstaande vrijdag de trein neemt naar Sevilla, waar hij is geaccepteerd op het grootseminarie.

 

Vader Andres Ruiz Calandra 1897

 

De bisschop van het grootseminarie was dermate onder de indruk van Andres’ capaciteiten dat hij hem na zijn priesterwijding afgelopen jaar voor de kathedraal heeft willen behouden. De jonge priester neemt bijna alle administratieve taken op zich, alsmede de noodzakelijke planningen voor de religieuze feestdagen.

Steeds vaker mag Andres voorgaan in gebed en de lezingen verzorgen, maar hij heeft nog een lange weg te gaan. Met aan afgunst grenzende bewondering hoort hij de preken van de bisschop aan. Beschikte hij maar over half diens talent voor het woord. De jonge priester heeft namelijk één grote tekortkoming: hij is een slecht spreker, en slecht is dan nog een goedwillend eufemisme. Als hij op de kansel staat, opkijkt uit de bijbel en de volle kerkzaal aanschouwt, slaat de paniek toe. Zijn gedachten beginnen te haperen, raken in elkaar verstrikt, hij gaat stotteren, mompelen, een enkele maal zelfs raaskallen — al gebeurde dit laatste gelukkig in het Latijn en werd het slechts opgemerkt door de bisschop en de twee misdienaren. Hij weet de spanningen gedeeltelijk te verzachten met een paar glazen wijn, of vermout, of absint, maar hij is vastbesloten zijn zenuwen te leren bedwingen zonder drank. Voor Andres is het een principekwestie, het woord Gods dient niet te worden vertroebeld door alcohol.

Het leven is goed in Sevilla — met uitzondering wellicht van de ongenadig hete midzomers — en het geloof heeft Andres richting gegeven, een doel. Hij voelt zich hier gelukkig en hoopt er zoveel mogelijk te leren, tot hij zijn eigen kerkgemeenschap krijgt toegewezen. Hij is ambitieus, hij wil hogerop binnen de katholieke kerk en een succesvol priesterschap onder deze bisschop is daarvoor het begin: het kan het verschil maken tussen een parochie in een provinciehoofdstad en een in de bergen van Galicië of het Baskenland.

 

Vader Andres Sevilla 1908

 

De bode stond erop vader Andres de brief in handen te geven. Zijn moeder heeft hem verstuurd.

 

Lieve Andres,

Kom alsjeblieft zo snel mogelijk naar huis. We hebben je hulp nodig.

 

Zijn familie draagt ongeluk in het bloed. De priester had gehoopt zich in Sevilla van hun kwalijke invloed te kunnen reinigen, de banden te kunnen reduceren tot het absolute minimum.

Dat zijn moeder hem schrijft en om hulp vraagt is een veeg teken. Voordat zijn familie hiertoe overgaat moet de situatie danig ernstig zijn.

‘Wat kan ik uw moeder vertellen?’ vraagt de bode.

‘Je kunt vertellen dat ik haar brief heb gelezen,’ antwoordt de priester. ‘En je mag nu gaan.’

Het was een fout terug te keren naar Barcelona. Veel beter had hij in Sevilla kunnen blijven, waar hij verknocht is geraakt aan de levensstijl en levenshouding van de Andalusiërs — dit volk dat hij het eerste jaar nauwelijks verstond — en aan hun mystieke, theatrale geloofsbeleving. Zelfs zijn naam heeft hij veranderd in die van de stad die hem jarenlang zo liefdevol heeft geherbergd. Hij stelt het besluit of hij ingaat op het verzoek van zijn moeder uit tot morgen. In de tussentijd zal hij bidden om kracht, dat hij zich niet laat meezuigen door de duisternis waarin zijn vader en zijn broers zwelgen.

 

Vader Andres treft zijn moeder in haar slaapkamer achter haar dressoir, waar ze neurotisch bezig is de oorbellen in haar juwelenkistje te ordenen. Verschrikt kijkt ze op als hij binnenkomt en meteen barst ze uit in tranen. ‘Je moet je broer helpen,’ smeekt ze. ‘Andres, alsjeblieft…’

Hij gaat eerst eens rustig zitten. ‘Wat heeft hij misdaan?’

‘Borja kan niet naar de gevangenis gaan. Daar is hij te teer voor.’

‘Waarom zou hij naar de gevangenis moeten?’

‘Het is niet zijn schuld, Andres. Je kent hem. Hij heeft zich ingelaten met verkeerde mensen. Je weet hoe beïnvloedbaar hij is.’

Beïnvloedbaar,’ herhaalt de priester.

‘Mensen maken misbruik van zijn vertrouwende natuur.’

Het is niet zijn moeders zwakte, maar het gebrek aan wil deze zwakte te overwinnen wat hem met weerzin vervult. Ze heeft nooit het kwaad kunnen erkennen in de monsters die ze heeft gebaard, of in het monster waarmee ze is getrouwd. Andres wil hier zo snel mogelijk weg. ‘Wat is de aanklacht?’ vraagt hij.

‘Hij heeft het vast nooit slecht bedoeld.’

‘Wat is het woord dat de politie gebruikte voor zijn aanklacht?’ herhaalt hij. ‘Als ik dat niet weet kan ik ook niets doen. En dan ga ik weer weg. Mijn eerste verantwoordelijkheid ligt bij mijn kerkgemeenschap.’

Ze slikt, pakt haar theekopje, neemt een slok en fluistert: ‘Corruptie van minderjarigen.’

‘Verdomme!’ De priester wist vooraf al dat hij het in die hoek zou moeten zoeken. Precies datgene waarmee hij absoluut niet geassocieerd mag worden. Was het maar een eenvoudige moord geweest. Voor moord en doodslag valt altijd wel een geschikte rechtvaardiging te vinden. ‘Weet je wat dat inhoudt: corruptie van minderjarigen?’ vraagt hij. Hij wil zijn moeder kwetsen, zijn moeder die hem ten overstaan van zijn vader nooit heeft gesteund in de keuze toe te treden tot de kerk, die slechts heimelijk haar trots durfde uit te spreken, maar die nu Borja in de problemen is gekomen wel een beroep doet op Andres’ goedheid, op zijn contacten. Ze verdient het te bevatten wat Borja heeft gedaan.

‘Ik wil het niet weten.’

‘Dat dacht ik al. Het betekent ontering van minderjarige meisjes, het betekent verkrachting.’

Zijn moeder begint te schreeuwen: ‘Nee! Nee! Nee!’

Als ze hiermee ophoudt, gaat hij verder: ‘Het betekent dat hij zich heeft vergrepen aan kinderen. Hoor je dat?’

Ze durft hem niet langer aan te kijken, medeschuldig als ze is aan het ontsporen van haar zoon en daarmee medeverantwoordelijk voor het leed dat hij aanricht.

‘Wie heeft hem gearresteerd? De Guardia Civil, de veiligheidsdienst of de gemeentepolitie?’

‘De Guardia Civil.’

Dit maakt de zaak eenvoudiger. Met hen kan Andres vast wel tot een vergelijk komen.

‘Andres… je kunt ons toch nu niet in de steek laten?’

Zijn broer Borja zal een dankbare aanwinst zijn voor de legers van de duivel, maar Andres laat het aan de Heer om te zijner tijd over hem te oordelen. Allereerst moet hij zich bekommeren om zijn eigen goede naam. Vanmiddag zal hij zich aan zelfopgelegde penitentie onderwerpen, voor het koesteren van de stiekeme hoop dat zijn broer overlijdt voordat hij in staat is nog meer rampspoed te veroorzaken.

Zonder verder nog een woord te zeggen laat de priester zijn moeder achter.

 

Vader Andres Sevilla 1911

 

Vader Andres zit in het priesterdeel van de biechtstoel. Geërgerd hoort hij de histrionische echtgenote van de onderburgemeester aan, die de meest belachelijke onzin opbiecht: dat ze kortdurend begeerte heeft gevoeld voor een man die beschreven werd in een Franse roman, dat ze huishoudgeld heeft gebruikt om een nieuwe hoed te kopen, dat ze afgunst voelde voor haar schoonmoeder…

Dat ze de tijd van een dienaar Gods verdoet, zou vader Andres aan deze lijst toevoegen en vooral voor deze laatste zonde zou hij haar een hoge penitentie willen opleggen. Hij verwerpt het buitengewoon aantrekkelijke idee haar op bedevaart te sturen naar Santiago de Compostela om een paar maanden van haar af te zijn. In plaats daarvan vergeeft hij de vrouw haar ‘zonden’ en stuurt haar weg.

De volgende confessant is een man: ‘Vergeef me vader, want ik heb gezondigd.’

Vader Andres twijfelt. Hoort hij het goed, deze stem? Donker, melodieus en met een arrogante, provocerende ondertoon. ‘Hoelang geleden is het sinds je laatste biecht?’ vraagt hij.

‘Vijftien jaar, vader.’

‘Dat is veel te lang. Meen je daadwerkelijk dat je in staat bent ál je zonden in de tussenliggende tijd op te biechten?’

‘Ik kan mijn zonden samenvatten, vader. Ze vallen allemaal in twee categorieën: lust en geweld.’

Vader Andres weet het nu zeker. Dit is de stem van zijn broer Borja. ‘Verdomme! Wat heb je nu weer gedaan?’

‘Je moet me helpen,’ zegt Borja. Zijn stem is plotseling omgeslagen naar kwetsbaar en onderdanig. ‘Ik zit in de problemen.’

De priester vecht tegen de drang zijn broer de kerk uit te schoppen. ‘Het moet wel heel erg zijn, als jij het me zelf komt vragen in plaats van moeder.’

‘Moeder zou het niet overleven als ze wist waar het om ging.’

De priester trekt het gordijn van zijn deel van het biechthokje open, kijkt de kerk rond — deze is verder verlaten — en trekt het gordijn weer dicht.

‘Vertel snel wat je hebt gedaan.’

‘Je kent mijn zwak voor het exotische en het occulte…’

‘De feiten, Borja. Alleen de feiten.’

Zonder ook maar het minste teken van wroeging vertelt zijn broer over zijn wandaden van de afgelopen vier jaar, de gebeurtenissen in de afgelopen dagen en de afgrond waarin hij de familie dreigt mee te sleuren indien Andres niet snel ingrijpt. Deze zaak staat in geen enkele verhouding tot alle andere waar Borja in verwikkeld is geweest.

Andres moet de afweging maken tussen het straffen van een zware misdadiger en het redden van zijn familienaam. Dat hij nadenkt, zijn beslissing een minuut lang afweegt, is slechts voor de vorm. Er is geen sprake van een keuze. Ruchtbaarheid aan zijn broers misdaden zouden hemzelf tot een paria maken, een onaanraakbare binnen de katholieke kerk; alles waar hij zich tot dan toe voor heeft ingezet zou in één klap verloren gaan. God heeft Andres voor grotere zaken voorbestemd. Hij moet deze catastrofe afwenden en hiervoor zal hij al zijn uitstaande gunsten in één keer moeten innen.

‘Ik help je op één voorwaarde: dat je daarna voor altijd uit Barcelona verdwijnt.’

‘Weg uit Barcelona?’

‘Voorgoed. Ik wil je hier nooit meer zien.’

‘Dat kan niet.’

‘Nee? Nou prima,’ bijt de priester hem toe, ‘maar verwacht niet van mij dat ik je kom opzoeken in de gevangenis.’ Hij trekt het luikje tussen de twee compartimenten van de biechtstoel omhoog.

‘Nee, wacht…’ Borja slaat zijn vuist tegen de wand die de twee scheidt. ‘Het is goed. Jij wint. Ik ga weg.’

‘En niet alleen weg uit Barcelona, maar weg uit heel Catalonië.’

‘Weg uit Catalonië.’

‘Goed zo. En begin maar met opkrassen uit mijn kerk. Morgen kom je terug met een half miljoen peseta’s.’

‘Vooruit… broer.’ De arrogante ondertoon is teruggekeerd in Borja’s stem en zonder de geringste vorm van haast staat hij op. ‘Ik weet heus wel dat je dit niet doet om míj te helpen,’ zegt hij triomfantelijk — en waarom ook niet, hij heeft immers dat bereikt waar hij voor kwam. ‘Je doet het voor jezelf.’

‘Jij bent niet te helpen,’ antwoordt de priester.

 

Enriqueta Martí hield een lijst bij met namen van haar klanten, een lijst die in de openbaarheid dreigde te komen. Andres’ eerste ingeving was deze lijst zoek te laten maken door zijn contacten bij de politie, maar al snel zette hij die oplossing uit zijn hoofd. Het bestaan ervan was algemeen bekend en de woede om de gruweldaden van de heks was dermate groot dat de verdwijning had kunnen leiden tot een geweldsexplosie in de stad. In plaats daarvan heeft hij juist éxtra lijsten in het huis laten plaatsen, met namen van notabele Catalanen van onbesproken gedrag, een veel subtieler en efficiënter methode om de papieren van Enriqueta de waarde te ontnemen. Er gaan geruchten dat zij ook een dagboek bijhield, maar daar heeft hij tot dusver geen aanwijzingen voor gevonden.

Gisteravond zijn de forensisch artsen omgekocht. Voordat de contra-expertise volgt door een viertal hoogleraren, zullen zij de kinderbotten vervangen door iets wat op botten lijkt. Daarna zullen zij hun originele rapport tegenspreken en zullen de misdaden van de ‘Vampier van de straat Ponent’ simpelweg nooit hebben bestaan. Dan rest er ten slotte één probleem: Enriqueta zelf. Zij zou kunnen getuigen tegen haar oude clientèle, dus ook tegen Borja. Met beloftes van vrijlating is voor het moment haar zwijgen gekocht, maar zolang zij leeft zal zij een risico blijven. De oplossing ligt voor de hand.

Andres doet dit niet uit eigenbelang, of om zijn broer te beschermen. Geenszins. Hij dient hier de rust in de gemeenschap, de vrede in Barcelona. Hij dient zijn geloof. Deze onaangename affaire — hoe pervers ook — kent een hoger doel. Het is een cliché, maar Gods wegen zijn echt ondoorgrondelijk.

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html