VII
We hebben geen bondgenoten tot in de oneindigheid en we kennen geen onophoudelijke vijandschappen. Slechts onze belangen zijn oneindig en onophoudelijk, en het is onze plicht naar deze belangen te handelen.
Lord Palmerston, toespraak voor het Britse Lagerhuis, 1 maart 1848
Dinsdag 11 september 1923, avond
Het is niet de vorst zelf, maar het blijft een soort audiëntie. De secretaris van het kabinet van de koning is rond de vijftig. Hij heeft grote, uitstaande oren en bolle, rode wangen. Dikke brilglazen maken zijn ogen minuscuul klein. Het is een man van nieuwe adel, senator voor de conservatieve partij, de trouwste en volgzaamste dienaar die de koning zich ooit had kunnen wensen. ‘Don José, u had nieuws voor de vorst, begrijp ik, nieuws dat niet kon wachten.’
Cavalcanti knikt. ‘Kolonel Torres heeft een ontstellend bericht.’
De secretaris kijkt Torres aan. ‘Nou, wat is er precies zo belangrijk, kolonel?’
‘Het is beter als de kolonel het u meedeelt zonder mijn aanwezigheid,’ zegt Cavalcanti. ‘In het belang van de majesteit.’ Hij knikt en verlaat meteen de kamer.
Torres doet een stap naar voren. Het duizelt hem van de zenuwen. Zou dit ooit eerder zijn vertoond?
De secretaris tikt geïrriteerd zijn pen in zijn handpalm. ‘Nou, kom op. U heeft uzelf hier uitgenodigd.’
De kolonel meet zijn woorden zorgvuldig af: ‘Het betreft een bedreiging aan het adres van onze vorst, meneer de secretaris. Een situatie die ons noopt tot ingrijpen.’
‘Een bedreiging? Verklaar u alstublíeft nader.’
‘We hebben een aantal documenten onderschept. Het gaat om kopieën van brieven aan generaal Silvestre. Wij menen dat de brieven Zijne Majesteit bekend zullen voorkomen.’
‘Waarom denkt u dat?’
‘De Majesteit heeft ze zelf geschreven.’ Torres legt de kopieën op tafel. ‘U herkent wellicht het taalgebruik van onze vorst.’
De secretaris pakt ze op. Hij weet zijn hautaine, nonchalante gelaatsuitdrukking in eerste instantie nog vol te houden, maar naarmate hij verder leest trekt hij steeds bleker weg. ‘Waar… waar bevinden zich… de originelen?’
‘In het Picasso-dossier.’ Torres vervolgt: ‘Wij hebben reden om aan te nemen dat de socialisten of de republikeinen de brieven willen aanwenden voor een vileine aanval op de koning.’
‘Wanneer?’
‘Op de korte termijn. Het ligt voor de hand dat ze de inhoud openbaar zullen maken tijdens de bespreking van de politieke verantwoordelijkheden voor Annual.’ Hij pauzeert en laat bij de secretaris de ernst van het aanstormende onheil doordringen, laat angst wortel schieten, voor hij zijn verlossende woorden spreekt: ‘Er is een uitweg.’
‘Hoe?’
‘Een pronunciamiento. Een vooraanstaand generaal verklaart de situatie in ons land onhoudbaar, kondigt de staat van beleg af en schort de opening van het parlement voor onbepaalde tijd op. Intussen maken we van de gelegenheid gebruik om de archieven van de onderzoekscommissie te doen verdwijnen.’
‘Naar ik begrijp is een staatsgreep op dit moment onafwendbaar. Het handelen van de majesteit zal daar geen invloed op hebben.’
‘Onafwendbaar misschien, maar er is geen enkele garantie voor het succes ervan. De officiersmacht is sterk verdeeld over de …’ …legitimiteit wil Torres eerst zeggen, maar die term zou benadrukken dat ze iets illegaals plannen: ‘…wenselijkheid van een dergelijke actie. We hebben afgelopen juli de verdeeldheid gezien toen de helft van het leger bereid was Aguilera te steunen bij een republikeinse staatsgreep; dat zal niet anders zijn bij een monarchistische staatsgreep door een conservatieve generaal — en mocht deze mislukken dan zullen met name de meest koningsgezinde generaals het veld moeten ruimen. Er is dus een strategie nodig.’
‘En die heeft u…’
‘Inderdaad. Kijk, het probleem is de dreigende tweedeling van het leger, en slechts één persoon kan die tweedeling overbruggen: koning Alfonso. Als hij een generaal opdracht geeft een kabinet te vormen, zal geen enkele militair zich daartegen verzetten. Hooguit een aantal politici of vakbondsleiders. Het loyaliteitsconflict is daarmee meteen weggenomen.’
‘Begrijp ik het goed dat u de koning chanteert?’
‘Natuurlijk niet. Wij willen Alfonso juist beschermen.’
‘Uw bescherming kent wel een hoge prijs.’
‘Ik kan u verzekeren dat de prijs van inertie in dezen voor Zijne Majesteit vele malen hoger zou uitvallen.’ Hij buigt voorover, rust zijn handen op het bureau. ‘Wat wij willen is juist het koningshuis rédden.’
‘Deelt Cavalcanti uw ideeën?’
‘José is een dapper en loyaal dienaar van de majesteit, maar hij denkt te weinig vooruit. Nogmaals: het staat de majesteit vrij een premier aan te wijzen — daarmee breekt hij geen enkele wet. Indien hij deze functie door een militair laat vervullen, zal iedereen dat begrijpen en zelfs toejuichen. Heel Spanje ziet in dat de problemen de politici boven het hoofd zijn gegroeid. Het congres zal bezwaar maken, maar dat kan simpelweg worden ontbonden.’
De secretaris schudt zijn hoofd. Zijn oogjes worden nog kleiner dan ze al waren, ze lijken als stippen op te lossen achter zijn bril. ‘Ik ga contact met koning Alfonso opnemen om het te bespreken,’ zegt hij, ‘maar dat zal niet eenvoudig zijn. De koning verblijft momenteel in Biarritz.’
‘Als de toekomst van de monarchie u aan het hart gaat, haalt u hem dan over onze kant te kiezen.’
‘Wij nemen uw woorden in overweging, kolonel.’
‘Er is nog een verzoek.’ Torres schuift een document over tafel. ‘Gaarne zouden wij dit ondertekend terug ontvangen.’
De man werpt er een snelle blik op. ‘Een koninklijke rehabilitatie van majoor Santamaría? Maar Santamaría werd veroordeeld door de Hoge Raad…’
‘Ook de tweede pagina graag,’ benadrukt Torres. ‘Wij zijn van mening dat zijn diensten aan het vaderland als verdediger van Igueriben een promotie tot luitenant-kolonel ruimschoots rechtvaardigen.’
De secretaris gromt. ‘Moet Zijne Majesteit hem ook meteen een adellijke titel verlenen?’
‘We wachten het antwoord af,’ zegt Torres. ‘Maar u begrijpt dat haast is geboden.’
•
• – •
Lucas Molina begrijpt twee zaken. De eerste is dat er in de komende dagen een pronunciamiento zal worden uitgesproken. Het was niet zijn keuze geweest, maar je kunt in het leven nu eenmaal niet alles naar je hand zetten, soms moet je de dingen accepteren zoals ze tot je komen. De tweede is dat een mislukking hiervan ernstige negatieve consequenties zal hebben voor de belangen van zijn klanten, en daarmee ook voor zijn eigen belangen. De staatsgreep móet dus slagen. Niets mag het gezag van Primo de Rivera ondermijnen, of de illusie aantasten dat een militair directorium eindelijk orde zal brengen.
Een aantal potentiële tegenstanders heeft hij bezocht, mensen die onhandige blokkades zouden kunnen opwerpen of die de opinie de verkeerde kant op zouden kunnen sturen: linkse militairen, eigenaars van kranten, een paar beïnvloedbare socialisten. Molina’s door de Patronale Federatie financieel ondersteunde overtuigingskracht heeft de meesten doen besluiten zich te onthouden van onbesuisde, contraproductieve acties. En in Barcelona hebben de somatén en het vrije syndicaat beloofd zich koest te zullen houden. Het zou bij een groot deel van de bevolking te veel weerstand opwekken als de kapitein-generaal zich met hen liet associëren.
Niet alleen is het nodig de conservatieve militairen bij te staan in de staatsgreep, net zo belangrijk is dat het nieuwe bewind beseft hoezeer het is geholpen, in welke mate het bij hem in het krijt staat, en natuurlijk hoe het verder door hem geholpen kan worden: Lucas Molina is er om zijn land te dienen. Hij verwacht een uittocht aan oude regenten; het regime zal behoefte hebben aan nieuwe adviseurs, aan nieuwe bestuurders. Wie beter om het militair directorium wegwijs te maken in de complexe wereld van wetten en financiën dan een ervaren jurist die zijn waarde reeds heeft bewezen?
•
• – •
Vader Andres verscheurt het telegram van zijn broer Pau. Volgens Pau heeft Augusto Santamaría in Barcelona hun moeder bezocht, op zoek naar Borja. De voormalig militair heeft beet, en zijn vasthoudendheid maakt het slechts een kwestie van tijd eer hij Borja in Madrid weet op te sporen. Als Santamaría nog niet weet dat ze broers zijn, zal dat niet lang meer duren.
Zo stapelen de problemen met Borja zich langzaam op sinds het dagboek is opgedoken. De moord op de kolonel en de politie-inspecteur, een paar maanden geleden het kroeggevecht waarbij hij een man levensbedreigend verwondde, en nu weer de socialist Maragall: zelf medeplichtig aan de hekserij van Enriqueta Martí, maar naar het zich laat aanzien plotseling bevangen door de geest van moraal, rekenschap en boetedoening. Hij heeft Andres herkend, en vermoedt — of weet — hoe Borja tien jaar geleden is geholpen. Waarschijnlijk heeft hij ook door dat de priester betrokken was bij de chantage rond de textielfabriek van Mataró. Er zit veel woede in Maragall, en Andres vreest dat deze woede zou kunnen ontaarden in agressie, in een wens de schuld van anderen te vergelden. Een als engel der wrake herrezen socialist is wel het laatste wat hij kan gebruiken.
Het lijkt erop dat God besloten heeft Andres met morele en praktische dilemma’s continu op de proef te stellen. De priester begrijpt het niet. Wat is het doel hiervan? Het maakt hem het werk onmogelijk. Waar blijft de goddelijke rechtvaardigheid? Er waren zovele gelegenheden waarbij Borja had kunnen sterven, verdíend had kunnen sterven; wat mag ooit de reden zijn dat God hem in leven houdt?
•
• – •
Juist als Torres komt aangelopen, verlaat een dozijn kolonels en brigadegeneraals het huis van Cavalcanti aan de Calle Tutor. Sommigen vloeken, anderen kibbelen opgewonden, weer anderen staren slechts nors voor zich uit. Het ziet er slecht uit. Het quadrumviraat zou een laatste poging doen unanieme steun te verwerven voor het pronunciamiento, maar dit lijkt hopeloos mislukt. Torres loopt door naar het appartement en treft hier de vier generaals zittend in de salon — bedrukte gezichten alom. Cavalcanti staat op om hem voor te stellen aan de enige andere officier die is achtergebleven. ‘Francisco, dit is kapitein Cruz Conde. Net als jij van de artillerie.’
‘We kennen elkaar,’ zegt de kapitein. Hij geeft Torres een hand.
‘Was je niet gelegerd in Cordoba?’
‘In Sevilla, kolonel.’
‘Er is slecht nieuws en nog slechter nieuws,’ zegt Cavalcanti. ‘Het slechte nieuws is dat we het garnizoen niet verenigd krijgen achter onze plannen.’
‘En het nog slechtere nieuws?’
‘Primo de Rivera heeft getelegrafeerd. De staatsgreep gaat definitief door en waarschijnlijk al overmorgen.’
‘Kan hij niet een paar dagen wachten? Tot we hier de zaken op orde hebben?’
‘Nee. Vanmiddag is in Barcelona een demonstratie van separatisten enorm uit de hand gelopen, met gewelddadigheden en rellen. De bereidheid tot actie over te gaan is nu maximaal. De kapitein-generaal doet het pronunciamiento, met ons of zonder ons.’
Generaal Saro komt ook overeind uit zijn stoel. ‘We hebben besloten dat Primo de Rivera op de hoogte moet worden gesteld van de situatie alhier. Persoonlijk, niet per telegram. Kapitein Cruz Conde zal verslag uitbrengen in Barcelona. Hij zal daarbij benadrukken dat we morgen langsgaan bij onze kapitein-generaal om hem de keuze voor te leggen: hij kan zich bij ons aansluiten, hij kan zijn functie neerleggen of hij kan ons in hechtenis nemen.’
‘Stop onderweg in Zaragoza,’ draagt Cavalcanti de kapitein op. ‘En verzeker je daar van de medewerking van generaal Sanjurjo.’
‘Sanjurjo is toch militair gouverneur?’ zegt Saro. ‘Kan hij niet beter praten met de kapitein-generaal?’
‘Sanjurjo heeft meer prestige bij de officiersmacht, en hij heeft zich al eens bereid verklaard in opstand te komen. Hij is per brief op de hoogte gesteld dat het pronunciamiento overmorgen plaatsvindt, maar heeft nog niet gereageerd.’
Cruz Conde kijkt op zijn horloge. ‘De eerste trein vertrekt morgenochtend om zes uur. Ik zorg dat ik erin zit.’
‘Mijn Rolls Royce staat voor,’ zegt Torres. ‘Daarmee zouden we nu meteen kunnen vertrekken. Dan zijn we morgenmiddag in Barcelona.’
‘Weet je het zeker?’ vraagt Cavalcanti. ‘Nu meteen? Dat zou ontzettend helpen.’
‘Geen enkel probleem,’ antwoordt de kolonel grootmoedig. ‘Ik ga graag mee.’ En intussen denkt hij: Als dit fout loopt zit ik vanuit Barcelona direct in Frankrijk.
Generaal Cortez de Medina woont vier blokken van generaal Cavalcanti vandaan, aan het eind van de Gran Vía, en voor ze wegrijden naar Barcelona brengt kolonel Torres een bliksembezoek aan zijn neef. ‘Ik vertrek zo naar Barcelona, om met Primo de Rivera te overleggen,’ zegt hij.
Cortez de Medina staat op het punt te gaan slapen. Hij heeft zijn pyjama al aan. ‘Een beetje laat, vind je niet?’
‘De staatsgreep is in principe donderdag. Als het zover is, stuur ik een bericht naar jouw huis. Lucas zal hier zijn om je te vertellen wat te doen.’
‘Zoals je wilt.’
‘Ik weet dat ik op je kan rekenen.’ Torres glimlacht. ‘Eén ding nog: mocht je Spaanse waardepapieren bezitten, probeer er morgen van af te komen en koop Franse of Engelse terug.’
•
• – •
Borja opent de deur van de bezemkast en Esperanza rolt eruit. Ze heeft zitten trekken aan de knopen, waardoor de touwen nog strakker zijn gaan staan. Hoewel hij wel kan lachen om haar naïeve ontsnappingspoging, wil hij eerst goed duidelijk maken hoe de verhoudingen liggen. Hij trapt haar in de buik. Ze krimpt ineen, kreunt door de doek in haar mond heen.
Hij wacht tot ze weer is bijgekomen, knielt naast haar en maakt de doek los. ‘Waar is het dagboek?
‘Welk dagboek?’
Hij pakt haar bij de haren, trekt haar omhoog en sleurt haar mee naar de eetkamer, waar hij haar over de tafel duwt. Met de vuist geeft hij haar een keiharde stoot midden tussen de schouderbladen, net onder de nek. ‘Hoe heb je me gevonden?’
De pijn schiet naar haar armen en door haar wervels naar beneden. Nog iets harder en hij breekt haar rug. ‘Ik weet niet waar u het over heeft.’ Haar ogen tranen en ze begint te hyperventileren, maar ze moet alles ontkennen; het is de enige uitweg. ‘Wie bent u? Wat wilt u van mij?’
Hij scheurt een reep van haar jurk en bindt deze voor haar ogen. ‘Blijf liggen op die tafel!’ beveelt hij. ‘Beweeg en ik trap je dood. Ik wurg je, ruk je buik open met een kachelpook en gooi je uit het raam.’ Hij gaat op een stoel naast haar zitten en steekt een sigaret op. Dit is het moment om de rust te bewaren. Hij mag zijn doel niet uit het oog verliezen: het achterhalen van het dagboek. Te vaak drijven emoties hem tot uitvallen waar hij — maar vooral ook anderen — later spijt van krijgen. Beheerst en zo vriendelijk mogelijk vraagt hij het: ‘Wat heeft Cartoux je verteld?’
‘Alstublieft, houdt u hier mee op. Ik kan u niet helpen.’
‘Je liegt!’ — Nee, hij laat zich te makkelijk gaan. — Controle, opnieuw: ‘Waar is het dagboek?’
‘Ik heb geen dagboek.’
‘Waar is het dagboek?’
‘Ik heb geen dagboek.’
‘Je liegt, domme trol. En dat ga ik je betaald zetten.’ Ze vraagt er gewoon om. Hij drukt de sigaret uit op haar zij. Ze verkrampt terwijl haar vlees sissend wegsmeult. Meteen steekt hij een nieuwe op. ‘Ik vraag het je nog maar één keer: waar is het dagboek?’
Esperanza weet niets meer te zeggen, kan niets meer zeggen. Ze probeert weerstand te bieden, niet gek te worden en in elkaar te storten. Zal ze een verhaal verzinnen? Zou ze hem kunnen verwarren, zich hieruit kunnen praten met een list?
Hij klemt zijn arm om haar hals, houdt haar strottenhoofd in zijn elleboog en drukt steeds steviger door. ‘Je gaat praten, uiteindelijk. Je gaat me alles vertellen wat ik wil weten.’
Ze staat op het punt een willekeurige naam te roepen: iemand die politieagent zou moeten zijn. Misschien neemt hij haar dan mee naar buiten om die persoon aan te wijzen. De naam ‘Roberto’ wil ze zeggen, maar het lukt niet. Er komt geen lucht meer in haar longen, geen bloed meer in haar hoofd. Haar lichaam verslapt. Hij laat los en haar hoofd slaat tegen de tafel. Zo moeilijk doen en vervolgens buiten bewustzijn raken van een beetje sjorren aan haar keel.
Borja Ruiz Calandra beschouwt zichzelf graag als iemand met vele bezigheden, als een man met een volle agenda die maar nauwelijks toekomt aan al zijn verantwoordelijkheden. De zaken waar hij plezier in schept, schetst hij bij voorkeur als verplichtingen. Dit mismaakte kind, dat hij als een huisdier houdt in een zolderappartement, is één van die verplichtingen.
Hij komt graag bij Cecilia, want er zijn weinig mensen met wie hij zo vrijuit kan spreken over wat hem bezighoudt als met haar. Velen zouden hem ervoor veroordelen — of althans: pretenderen dit te doen — en sommigen zouden zelfs misbruik maken van wat hij ze zou vertellen. Maar dit meisje heeft daar helemaal geen mogelijkheden toe. Zelfs als ze hem kón verlaten, zou ze niets tegen hem weten te beginnen.
Hij ligt met de ogen dicht op bed en vertelt. Dit keer voor de verandering niet over Barcelona maar over Madrid: het dienstmeisje dat hij gevangen heeft gezet in het huis van commissaris Santamaría. ‘Het is een hoer,’ zegt hij. ‘Ze werkte in Malasaña als dienstmeisje voor een majoor bij de politie. Tenminste, dat beweert ze. Waarschijnlijk is ze gewoon haar werk blijven doen, maar dan wat meer privé, denk je niet?’
Cecilia zit tegenover hem op een krukje. ‘U heeft vast gelijk, meneer.’
‘Ik heb haar vastgebonden en in een kast gestopt.’ Hij stelt zich voor hoe benauwd Esperanza het op dit moment zal hebben, hoe bang ze wel niet moet zijn. ‘Wat vind je daar eigenlijk van, dat ik zoiets doe?’
‘Niets, meneer.’
Hij schudt het hoofd. ‘Nee, natuurlijk vind jij niets.’ Hij rekt zich uit. ‘Ik zou dat ook met jou kunnen doen…’
Cecilia negeert de opmerking. Veel van wat hij zegt kan het beste worden genegeerd.
‘O, Esperanza…’ zingt hij. ‘Het gaat slecht met je aflopen.’
‘Esperanza? Heet ze zo, meneer?’
‘Ze heeft getracht mij een streek te leveren, maar dat is haar dus slecht bekomen.’
‘Wat gaat u met haar doen?’
‘Wat ik van plan ben met haar? Weet je, sommige vrouwen moet je kapotmaken. Jou niet natuurlijk, want jij bent dat al. Maar haar wel.’ Hij opent de ogen een moment. ‘Eerst breek ik haar en dan vermoord ik haar.’
Eigenlijk zou Borja kwaad moeten worden om Esperanza’s koppigheid en trots. Aan de andere kant: het biedt ook veel mogelijkheden. Hoe trotser en koppiger ze is, hoe meer ze tegenstribbelt, des te groter de uiteindelijke overwinning. Langzaam zal hij haar verzet breken. Ze moet wel blijven voelen wat hij doet, dus ze mag eerst wat herstellen tot morgennacht. Daarna gaat hij uitvinden hoe gehard ze is als prostituee. En pas op het einde, als ze volledig door het stof is gegaan en alles heeft verteld wat hij wil weten, dan pas maakt hij haar af.
Hij verheugt zich er nu al op.
•
• – •
Esperanza heeft dorst, zo ontzettend veel dorst. Als ze ademhaalt schuurt het van haar neus tot diep achter in haar keel. Ze ligt helemaal stil in de donkere kast maar toch draait alles. Water, het is het enige waar ze aan kan denken, hoe komt ze aan water? Ze trapt tegen de kastdeur, maar deze geeft letterlijk geen millimeter toe. Natuurlijk niet: vanmiddag lukte het ook niet en toen was ze sterker dan nu.
Wat voor hoop heeft ze nog? Dat de portier argwaan krijgt? Dat een inbreker haar vindt? Dat de majoor of mevrouw Helena iemand stuurt om te controleren hoe ze het huishouden voert? De moordenaar van de San Carlosstraat is de enige die weet dat ze hier zit. Als hij niet terugkomt om haar los te laten, sterft ze zeker.
Ze begint een plan te verzinnen, hoe moeilijk het ook is de gedachten te concentreren op iets anders dan water. Ze verzint dat een politieagent met de naam Roberto het dagboek in handen heeft. Hij werkt bij het commissariaat van de straat Atocha en het is een oude klant van haar. Verder weet ze niets, maar ze kan hem wel aanwijzen… dat wordt het verhaal. Zou hij het geloven? Zou ze een kans maken?
Kramp schiet in haar kuiten, de spieren lijken uit elkaar te worden getrokken, op het punt te staan uiteen te worden gescheurd. In haar hoofd gaat duizeligheid over in duisternis. Voor ze wegzakt moet ze het verhaal in haar hoofd prenten. Ze moet het kunnen oproepen als hij terugkomt.