Serafín

 

 

 

Bernardo Flaco stapt triomfantelijk het industrieterrein op, overtuigd dat hij met Serafíns hulp — zijn collaboratie — het opnieuw gaat winnen van zijn werknemers. De arrogantie van de industrieel is werkelijk ziekmakend. Terwijl er buiten honderden arbeiders staan te betogen heeft hij het aangedurfd naar de fabriek te komen onder begeleiding van slechts twee potige lijfwachten en een zestal agenten. Serafín en de drie andere leden van het stakingscomité — twee fabrieksarbeiders en de secretaris van de Catalaanse UGT — volgen hem de fabriek in naar het kantoor van de opzichter, een ruime kamer zonder ramen, met slechts een grote tafel en een paar stoelen.

Serafín gaat meteen zitten, zijn rug naar de deur.

Het eerste wat Flaco zegt is: ‘Ik wil onder vier ogen onderhandelen met de leider van de staking.’

Serafín knikt naar de overige leden van het comité. ‘Dat is goed.’

Met hun tweeën blijven ze achter in de kamer. Flaco gaat aan de andere kant van de tafel zitten.

‘Dit is een prettige kamer voor onderhandelingen. Weet je dat hij volkomen geluiddicht is?’

‘Ik kan het me herinneren van de vorige keer.’

Flaco gaat staan, brengt een vuist naar zijn borst en zet luidkeels de internationale in: ‘Ontwaakt, verworpenen der aarde! Ontwaakt, verdoemden in hongers sfeer!’ Lachend gaat hij weer zitten. ‘Het moet echt iets vreselijks zijn wat ze over jou weten,’ zegt hij. ‘Wat heb je gedaan?’ Hij trekt zijn wenkbrauwen op.

‘Dat is niet jouw zaak.’

‘Geld gestolen? Een man vermoord? Ben je intiem geweest met een evenhoevige?’

Serafín antwoordt niet, maar Flaco heeft wel gelijk: de chanteurs weten iets verschrikkelijks. Ze hebben Enriqueta’s dagboek achterhaald, dat kan niet anders. Het is het enige wat hem nog met haar in verband kan brengen. De lijsten met namen die ze bijhield waren uiteindelijk waardeloos — simpelweg omdat de halve stad erop stond — en op basis van de correspondentie die hij met haar heeft gevoerd kunnen ze ook niets. Hij heeft de carbonpapierdoorslag van zijn brief aan haar — weggeborgen tussen de afschriften van een opgezegde bankrekening — voor de zekerheid herlezen:

 

Beste Enriqueta,

 

Het is niet zonder terughoudendheid dat ik jou schrijf, maar ik ben de wanhoop nabij. L wordt met de dag zieker en tenzij ik ingrijp zal hij weldra zijn laatste adem uitblazen. Het is dit gegeven en dit gegeven alleen dat mij in de armen van jouw welwillendheid drijft.

Ik ga in op jouw aanbod.

 

P.S.: Ik bid je, verbrand deze brief nadat je hem hebt gelezen.

 

En ook haar antwoord heeft hij nog. Het werd twee dagen later bezorgd in een bruine envelop zonder retouradres, gericht aan Serafín in zijn hoedanigheid als gemeenteraadslid.

 

Lieve S.,

 

Het verheugt mij dat je hebt besloten mijn raad te volgen. Vertrouw erop dat je hiermee het leven van je kind zal redden. Ik kan je verzekeren dat het bloed vers en jong is.

De prijs van achtduizend peseta’s blijft gehandhaafd.

 

E.

 

Eén keer bezocht Serafín Enriqueta thuis. Liever had hij het niet gedaan, maar zij stond erop het zakelijke deel daar af te handelen. Ze was éénmaal te vaak beroofd om zich nog met dergelijke geldsommen op straat te wagen, zei ze.

Serafín was een paar minuten te vroeg geweest, en terwijl hij aan de overkant van de straat had staan wachten op het afgesproken tijdstip was hem een man van begin twintig opgevallen die uit Enriqueta’s flatgebouw naar buiten was gekomen. De jongeman droeg een bruine corduroy broek en een witte trui, en hij liep met het hoofd geheven, alsof de wereld hem toebehoorde. Was dit niet de zoon van don Riuz Calandra, de jongen die hem onlangs naar de strot wilde vliegen aan de baccarattafel? Serafín wachtte tot hij verdween om de hoek van de straat en sloop toen de straat over, het flatgebouw in, de trappen op. Ongeduldig klopte hij op Enriqueta’s deur. Hij zou haar de envelop met geld overhandigen en meteen weer vertrekken. Geen seconde langer dan noodzakelijk wilde hij hier blijven.

Ze had hem verwelkomd in een doorschijnende peignoir, wellicht hopend hem op te winden, maar de spanning die op elke vezel in Serafíns lichaam stond maakte dat hij niet ontvankelijk was voor haar sensualiteit.

‘Ik zag zojuist een jongeman uit dit gebouw komen,’ zei hij. ‘Dat was toch niet de zoon van…?’

Enriqueta legde haar wijsvinger op zijn mond. ‘Ssst. Over de Ruiz Calandra’s praten we niet.’ Ze trok hem naar binnen en sloot de deur.

Hij zag het dus goed. ‘Welke is het? Borja?’

‘Ja, maar ik ken ze alle drie. En vroeger hun vader ook.’

Serafín vroeg zich af of deze kennis hem ooit nog tot nut zou kunnen worden. ‘Hier is het geld.’ Hij gaf haar de envelop.

‘Ik ben onder de indruk,’ zei Enriqueta. ‘Dat je dit bedrag zo snel bij elkaar hebt weten te krijgen. Het is je kennelijk goed gegaan in de tijd dat we elkaar niet hebben gezien.’

‘Ik ben niet rijk,’ antwoordde Serafín. ‘Maar wel handig.’

Enriqueta telde het geld niet meteen na, maar gooide de envelop boven op een stapel kranten naast de deur. Toen pakte ze hem bij de revers van zijn jas, trok hem naar zich toe en drukte haar lippen op de zijne. Haar schoot duwde ze tegen zijn kruis. Serafín zoende haar terug met een lichte tegenzin die geleidelijk overging in passie. Hij begon tot rust te komen.

Tot hij werd afgeleid door een geluid: een korte tik van hout tegen hout, iets verderop in de hal. Als in een reflex wendde hij het hoofd in de richting waar het vandaan kwam. Een jongetje van een jaar of twee pakte zijn tol van de grond en liep terug een kamer in. Hoewel het kind Serafín nauwelijks een blik waardig keurde, zal de vakbondsman zíjn gezicht, opkijkend terwijl hij bukt voor het oppakken van een houten tol, meenemen het graf in.

Elke keer dat hij tracht zijn overleden zoon Lorenzo voor de geest te halen, is het dít jongetje dat hij ziet.

Het Bloed in Onze Aderen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html