17
Hari Seldon zei: 'Het is prachtig buiten... een
heerlijke avond. Aangezien we onder een koepel leven, zou je
verwachten dat we elke avond zulk mooi weer als dit zouden
hebben.'
Onverschillig zei Wanda: "We zouden er genoeg van krijgen, opa, als het altijd mooi was. Een klein beetje verandering van avond tot avond is goed voor ons.'
'Voor jou, want jij bent jong, Wanda. Jij hebt nog vele, vele avonden voor je liggen. Ik niet. Ik wil nog meer mooie.'
'Kom nou, opa, je bent niet oud. Het gaat goed met je been en je hersenen zijn scherper dan ooit. Ik weet het.'
'Vast. Ga door. Monter me maar op.' Daarna zei hij enigszins onbehaaglijk: 'Ik wil wandelen. Ik wil weg uit dit kleine appartement, naar de bibliotheek wandelen en van deze prachtige avond genieten.'
'Wat wil je in de bibliotheek doen?'
'Op het moment niets. Ik wil gewoon wandelen. Maar...'
'Ja? Maar?'
'Ik heb Raych beloofd dat ik niet zonder lijfwacht buiten op Trantor zou gaan lopen.'
'Raych is er niet.'
'Ik weet het,' mompelde Seldon, 'maar beloofd is beloofd.'
'Hij zei toch niet wie die lijfwacht moest zijn, hè? Laten we dan gaan wandelen. Ik ben je lijfwacht.'
'Jij?' Seldon grijnsde.
'Ja, ik. Hierbij bied ik vrijwillig mijn diensten aan. Maak je klaar, dan gaan we wandelen.'
Seldon genoot. Hij was half van plan geweest zonder stok te gaan, want zijn been deed de laatste tijd nauwelijks nog pijn, maar aan de andere kant had hij een nieuwe stok, een waarvan de kop met lood was gevuld. Hij was zwaarder en sterker dan zijn oude stok en als hij niemand anders dan Wanda als lijfwacht zou hebben, kon hij maar beter zijn nieuwe stok meenemen.
Het was een heerlijke wandeling en Seldon was vreselijk blij dat hij aan de verleiding had toegegeven... tot ze op een bepaalde plek kwamen.
Seldon hief in een mengeling van woede en afkeer zijn stok op en zei: 'Moet je dat zien!'
Wanda keek omhoog. De koepel gloeide, zoals altijd 's avonds, om een indruk van de eerste schemering te geven. Hij werd natuurlijk donkerder naarmate de nacht vorderde.
Maar Seldon wees naar een donkere streep die over de koepel liep. Een deel van de lichten was uitgegaan.
Seldon zei: 'Toen ik voor het eerst op Trantor was, was zoiets ondenkbaar. Er waren mensen die altijd voor de lichten zorgden. De stad wérkte, maar nu valt ze op al die kleine punten uiteen, en wat me het meest ergert, is dat het niemand iets kan schelen. Waarom worden er geen petities naar het keizerlijk paleis gestuurd? Waarom zijn er geen bijeenkomsten waarin mensen hun ontevredenheid uiten? Het lijkt wel of het volk van Trantor verwacht dat de stad uiteenvalt, waarna ze zich aan mij ergeren omdat ik juist aangeef dat dit precies datgene is wat er gebeurt.'
Zacht zei Wanda: 'Opa, er lopen twee mannen achter ons.'
Ze waren de schaduwen onder de kapotte koepellichten in gelopen en Seldon vroeg: Wandelen ze gewoon?'
'Nee.' Wanda keek niet naar hen om. Dat hoefde ze niet. 'Ze zitten achter jou aan.'
'Kun je hun iets opdringen... tegenhouden?'
'Ik probeer het, maar ze zijn met hun tweeën en heel vastberaden. Het is... het is of je een muur iets opdringt.'
'Hoe ver achter me zijn ze?'
'Ongeveer drie meter.'
'Komen ze dichterbij?'
'Ja, opa.'
'Zeg het wanneer ze een meter achter me zijn.' Hij liet zijn hand langs zijn stok glijden tot hij het dunne uiteinde vast had en liet de verzwaarde kop losjes zwaaien.
'Nu, opa!' siste Wanda.
En Seldon draaide zich om en zwaaide met zijn stok. Die kwam hard op de schouder van een van de mannen achter hem neer, waarna die met een gil neerviel en kronkelend op het wegdek bleef liggen.
Seldon vroeg: Waar is die andere vent?'
'Die is weggegaan.'
Seldon keek neer op de man op de grond en zette zijn voet op diens borst. Hij zei: 'Doorzoek zijn zakken, Wanda. Iemand moet hem hebben betaald en ik wil zijn kredietbestand zien. Misschien kan ik ontdekken waar zijn kredieten vandaan kwamen.' Bedachtzaam voegde hij eraan toe: 'Ik had hem op zijn hoofd willen raken.'
'Dan had je hem gedood, opa.'
Seldon knikte. 'Dat wilde ik ook. Een schande. Maar goed dat ik heb gemist.'
Een strenge stem zei: Wat moet dat daar?' Een gedaante in uniform kwam zwetend aanrennen. 'Geef die stok hier!'
'Agent,' zei Seldon vriendelijk.
'Vertelt u me uw verhaal later maar. We moeten een ambulance voor deze arme man laten komen.'
'Arme man!' zei Seldon kwaad. 'Hij wilde me aanvallen. Ik handelde uit zelfverdediging.'
'Ik heb het zien gebeuren,' zei de beveiligingsbeambte. 'Die man heeft u met geen vinger aangeraakt. U draaide zich naar hem om en sloeg hem zonder enige reden. Dat is geen zelfverdediging. Dat is mishandeling.'
'Agent, ik zeg u dat...'
'Zeg maar niets. Bewaar dat voor de rechter.'
Met een lief klein stemmetje zei Wanda: 'Agent, als u naar ons wilt luisteren...'
De agent zei: 'Ga naar huis, jij, jongedame.'
Wanda kwam overeind. 'Geen sprake van, agent. Waar mijn opa heen gaat, ga ik ook heen.' Haar ogen flitsten, waarop de beveiligingsbeambte mompelde: 'Goed, kom dan maar mee.'