14
Dors Venabili had tien jaar in de keizerlijke paleiscomplexen gewoond. Als vrouw van de premier had ze toegang tot de tuinen gehad en kon ze vrijelijk van de koepel naar de open lucht gaan, waarbij haar vingerafdrukken haar toegang verschaften.
In de verwarring die na de moord op Cleon volgde, was haar pas nooit uit het toegangsgeheugen verwijderd en nu ze voor het eerst sinds die vreselijke dag van de koepel naar de open ruimte wilde gaan, kon dat.
Ze had altijd geweten dat ze dit maar één keer zou kunnen doen, want wanneer het werd ontdekt, zou haar pas worden opgeheven. Maar dit was de keer dat ze het moest doen.
De hemel werd plotseling donkerder toen ze de open lucht in ging en ze merkte dat de temperatuur iets lager werd. De wereld onder de koepel werd gedurende de nacht altijd iets lichter gehouden dan voor een natuurlijke nacht nodig zou zijn en werd tijdens de dagperiode iets donkerder gehouden. En de temperatuur onder de koepel was natuurlijk altijd wat gematigder dan buiten.
De meeste Trantorianen wisten dit niet, want ze brachten hun hele leven onder de koepel door. Dors was dit wel bekend, maar het maakte haar eigenlijk niet uit.
Ze nam de centrale laan waarop ze uitkwam na door de koepeluitgang op het terrein van het Dome's Edge Hotel naar buiten te zijn gegaan. Die was natuurlijk fel verlicht, zodat de duisternis van de hemel er helemaal niet toe deed.
Dors wist dat ze nog geen honderd meter ver over die laan zou komen zonder te worden tegengehouden. Nu misschien nog minder, in deze krankzinnige tijden van de junta. Haar onbekende aanwezigheid zou meteen worden opgemerkt.
Ze werd niet teleurgesteld. Een kleine grond wagen haastte zich naar haar toe en de wacht riep uit het raam: Wat moet dat hier? Waar ga je heen?'
Dors negeerde de vraag en liep door.
De wacht riep: 'Halt!' Toen trapte hij op de rem en stapte uit de wagen, wat precies was wat Dors had gewild.
De bewaker hield losjes een blaster in zijn hand. Hij dreigde er niet mee maar liet hem slechts duidelijk zien. Hij zei: 'Je registratienummer.'
Dors zei: 'Ik wil je wagen hebben.'
'Wat!' De bewaker klonk diep verontwaardigd. 'Je registratienummer. Meteen!' En nu kwam de blaster omhoog.
Zacht zei Dors: 'Je hebt mijn registratienummer niet nodig.' En toen liep ze naar de bewaker toe.
De man deed een stap achteruit. 'Als je niet blijft staan en je registratienummer geeft, schiet ik.'
'Nee! Laat je blaster zakken.'
De lippen van de bewaker verstrakten. Zijn vinger schoof naar het contact, maar voordat hij het kon bereiken was hij verloren.
Achteraf kon hij niet nauwkeurig beschrijven wat er was gebeurd. Het enige dat hij kon zeggen was: 'Hoe moest ik weten dat het De Tijgervrouw was? (Eens zou hij zelfs trots op deze ontmoeting zijn.) Ze bewoog zo snel, dat ik niet precies heb gezien wat ze deed of wat er gebeurde. Het ene moment zou ik haar neerschieten, want ik was ervan overtuigd dat ze de een of andere gek was, en het volgende dat ik weet is dat ik volkomen overmand was.'
Dors hield de bewaker stevig vast, zijn hand met de blaster omhoog gedrukt. Ze zei: 'Laat meteen je blaster vallen of ik breek je arm.'
De bewaker voelde een soort doodsgreep om zijn borst die hem bijna de adem benam. Hij begreep dat hij geen keus had en liet de blaster vallen.
Dors Venabili liet hem los, maar voordat de bewaker zich kon herstellen, keek hij in de loop van zijn eigen blaster, die Dors nu in haar hand had.
Dors zei: 'Ik hoop dat je je detectoren op hun plaats hebt gelaten. Probeer maar niet te snel te melden wat er is gebeurd. Ik zou maar wachten en er goed over nadenken wat je tegen je superieuren wilt zeggen. Het feit dat een ongewapende vrouw je blaster en je wagen heeft afgepakt, zou wel eens het eind van je nut voor de junta kunnen betekenen.'
Dors startte de wagen en reed snel de centrale laan af. Na een verblijf van tien jaar op het complex wist ze precies welke kant ze op ging. De wagen waarin ze reed - een officiële grondwagen - was geen binnendringer van buiten het terrein en zou natuurlijk niet worden opgemerkt. Toch moest ze het erop wagen te hard te rijden, want ze wilde haar bestemming snel bereiken. Ze joeg de wagen op tot een snelheid van tweehonderd kilometer per uur.
Uiteindelijk trok haar snelheid de aandacht. Ze negeerde de radio-oproepen die vroegen waarom ze te hard ging en al gauw gaven de detectoren van de auto aan dat een andere grondwagen haar achtervolgde.
Ze wist dat er een waarschuwing vooruit was gestuurd en dat er andere grondwagens bij haar aankomst zouden staan te wachten, maar niemand kon veel tegen haar uithalen, behalve proberen haar van de weg af te schieten, wat kennelijk niemand wilde doen, hangende verder onderzoek.
Toen ze bij het gebouw was waar ze heen was gereden, stonden twee grondwagens haar op te wachten. Ze klom rustig uit haar eigen wagen en liep naar de ingang.
Onmiddellijk versperden twee mannen haar de weg, duidelijk verbaasd dat de bestuurder van de wagen die te hard had gereden geen bewaker was, maar een vrouw die in burger was gekleed.
'Wat doet u hier? Waarom hebt u zo'n haast?'
Kalm zei Dors: 'Belangrijk bericht voor kolonel Hender Linn.'
'Is dat waar?' zei de bewaker ruw. Er stonden nu vier mannen tussen haar en de ingang. 'Registratienummer, alstublieft.'
Dors zei: 'Hou me niet op.'
'Registratienummer, zei ik.'
'U verdoet mijn tijd.'
Een van de bewakers zei plotseling: 'Weet je op wie ze lijkt? De vrouw van de vroegere premier. Doctor Venabili. De Tijgervrouw.'
Ze deden alle vier een stap achteruit, maar een van hen zei: 'U staat onder arrest.'
'O ja?' zei Dors. 'Als ik De Tijgervrouw ben, weten jullie dat ik aanzienlijk sterker ben dan ieder van jullie en dat mijn reflexen aanzienlijk sneller zijn. Ik stel voor dat jullie me alle vier kalm naar binnen begeleiden en dan zullen we wel zien wat kolonel Linn te zeggen heeft.'
'U staat onder arrest,' werd er herhaald en alle vier de blasters werden op Dors gericht.
'Goed,' zei Dors, 'als jullie erop aandringen.'
Ze bewoog zich snel en plotseling lagen twee bewakers kreunend op de grond, terwijl Dors met in elke hand een blaster overeind stond.
Ze zei: 'Ik heb geprobeerd hen geen pijn te doen, maar het zou kunnen dat ik hun polsen heb gebroken. Dan zijn er dus nog twee van jullie over. Ik schiet sneller dan jullie, dus als iemand van jullie de kleinste beweging maakt - hoe klein ook - zal ik een gewoonte die een leven lang heeft standgehouden verbreken en jullie doden. Ik vind het vreselijk om te doen en ik smeek jullie me er niet toe te dwingen.'
Er heerste een absolute stilte en de twee bewakers bleven bewegingloos staan.
'Ik stel voor,' zei Dors, 'dat jullie me naar de kolonel escorteren en dat jullie daarna een dokter voor jullie kameraden zoeken.'
Het voorstel was niet nodig. Kolonel Linn kwam uit zijn kantoor naar buiten. Wat is hier aan de hand? Wat heeft...'
Dors wendde zich tot hem. 'Ah! Ik zal me even voorstellen. Ik ben doctor Dors Venabili, de vrouw van professor Hari Seldon. Ik kom iets belangrijks met u bespreken. Deze vier probeerden me tegen te houden, en het gevolg is dat er twee ernstig gewond zijn. Zet u ze allemaal weer aan het werk en laat me met u praten. Ik wil u geen kwaad doen.'
Linn staarde naar de vier bewakers, toen naar Dors. Hij zei kalm: 'U wilt me geen kwaad doen? Al hebben vier bewakers u niet kunnen tegenhouden, ik heb er onmiddellijk vierduizend tot mijn beschikking.'
'Roept u ze dan,' zei Dors. 'Hoe snel ze ook komen, het zou niet op tijd zijn om u te redden, als ik zou besluiten u te doden. Stuur uw bewakers weg en laten we als beschaafde mensen praten.'
Linn stuurde de bewakers weg en zei: 'Nou, kom binnen, dan praten we. Maar ik waarschuw u, doctor Venabili, ik heb een goed geheugen.'
'Ik ook,' zei Dors. Ze liepen samen Linns vertrekken binnen.