12
Raych probeerde zijn nieuwe metgezel op te nemen zonder dat zijn eigen gezicht de gladde naïviteit verloor. De man had scherpe, groene ogen en hij had zijn rechterhand, die op de tafel rustte, bijna dreigend tot een vuist gebald.
Raych keek de ander uilig aan en wachtte.
Weer zei de man: 'Ik begrijp dat u zich een Joranumiet noemt.'
Raych deed zijn best om eruit te zien alsof hij zich slecht op zijn gemak voelde. Dat was niet moeilijk. Hij zei: 'Waarom vraagt u dat, meneer?'
'Omdat ik denk dat je niet oud genoeg bent.'
'Ik ben oud genoeg. Ik keek altijd naar Jo-Jo Joranums toespraken op holovisie.'
'Kun je hem citeren?'
Raych haalde zijn schouders op. 'Nee, maar ik begreep hem wel.'
'Je bent een moedige jongen om zo openlijk te zeggen dat je een Joranumiet bent. Sommige mensen vinden dat niet leuk.'
'Ik heb gehoord dat er heel veel Joranumieten in Wye zijn.'
'Dat kan wel zijn. Ben je daarom hierheen gekomen?'
'Ik zoek naar werk. Misschien zou een andere Joranumiet me helpen.'
'Er zijn ook in Dahl Joranumieten. Waar kom je vandaan?'
Er was geen twijfel aan dat hij Raych' accent herkende. Dat kon hij niet verbergen.
Hij zei: 'Ik ben in Millimaru geboren, maar ik heb als kind hoofdzakelijk in Dahl gewoond.'
'Wat heb je daar gedaan?'
'Niet veel bijzonders. Ik ben er een beetje naar school geweest.'
'En waarom ben je een Joranumiet?'
Raych liet de spanning in zijn lichaam even groeien. Als hij in het vertrapte, gediscrimineerde Dahl had gewoond was het wel duidelijk waarom hij een Joranumiet was. Hij zei: 'Omdat ik vind dat er een grotere volksvertegenwoordiging in de regering van het Imperium moet zijn, meer invloed van het volk en meer gelijkheid van de sectoren en de werelden. Is dat niet wat iedereen met een beetje hersens en een hart zou vinden?'
'En wil je dat de keizer wordt weggestuurd?'
Raych pauzeerde. Je kon straffeloos een heleboel subversieve kreten slaken, maar iets dat openlijk tegen de keizer was, ging te ver. Hij zei: 'Dat heb ik niet gezegd. Ik geloof in de keizer, maar een heel Imperium regeren is te veel voor één man.'
'Het is niet één man. Er zit een hele Imperiale bureaucratie achter. Wat vind je van Hari Seldon, de premier?'
'Niet veel. Ik weet niets van hem.'
'Je weet alleen dat de mensen beter bij regeringszaken zouden moeten worden betrokken, nietwaar?'
Raych deed of hij verward keek. 'Dat zei Jo-Jo Joranum altijd. Ik weet niet hoe u het noemt. Ik heb het eens iemand "democratie" horen noemen, maar ik weet niet wat dat betekent.'
'Democratie is iets dat een paar werelden hebben geprobeerd. Sommige doen dat nog steeds. Ik weet niet of die werelden beter geleid worden dan andere. Ben je dus een democraat?'
'Noemt u het zo?' Raych liet zijn hoofd zakken alsof hij diep nadacht. 'Ik voel me beter thuis als Joranumiet.'
'Natuurlijk, als een Dahliet...'
'Ik heb er alleen een tijdje gewoond.'
'...ben je voor gelijkheid van de mensen en zo. De Dahlieten zijn een onderdrukte groep en denken er natuurlijk zo over.'
'Ik heb gehoord dat Wye ook sterk Joranumitisch denkt. Dat is niet onderdrukt.'
'Dat heeft andere redenen. De oude burgemeesters van Wye wilden altijd al keizer zijn. Wist je dat?'
Raych schudde zijn hoofd.
'Achttien jaar geleden,' zei de man, 'lukte het burgemeester Rashelle bijna een staatsgreep te plegen. Dus de Wyanen zijn rebellen. Niet zozeer Joranumieten als wel anti-Cleon.'
Raych zei: 'Daar weet ik niets van. Ik ben niet tegen de keizer.'
'Maar je bent toch wel voor volksvertegenwoordiging? Denk je dat een soort gekozen vergadering het Galactische Imperium zou kunnen leiden zonder te verzanden in politiek en partizaans gekibbel? Zonder dat de boel vastloopt?'
Raych zei: 'Hè? Dat begrijp ik niet.'
'Dacht je dat een grote groep mensen in geval van nood snel tot een besluit zou kunnen komen? Of zouden ze gewoon blijven zitten ruzie maken?'
'Ik weet het niet, maar ik vind het niet juist dat slechts een paar mensen alles over alle werelden te zeggen hebben.'
'Zou je voor je geloof willen vechten? Of wil je er alleen over praten?'
'Niemand heeft me gevraagd om te vechten,' zei Raych.
'Stel dat iemand dat zou doen. Hoe belangrijk denk je dat je geloof in de democratie - of Joranumitische ideeën - zouden zijn?'
'Ik zou ervoor vechten... als ik zou denken dat het zin had.'
'Zo mag ik het horen. Dus je bent naar Wye gekomen om voor je geloof te vechten.'
'Nee,' zei Raych, die zich ongemakkelijk voelde. 'Dat wil ik niet zeggen. Ik ben gekomen om werk te zoeken, meneer. Het is niet eenvoudig om tegenwoordig werk te vinden. En ik heb geen kredieten. Je moet toch leven.'
'Dat ben ik met je eens. Hoe heet je?'
De vraag werd plotseling, zonder enige waarschuwing gesteld, maar Raych was er klaar voor. 'Planchet, meneer.'
'Voor- of achternaam?'
'De enige naam, voor zover ik weet.'
'Je hebt geen kredieten en, neem ik aan, heel weinig scholing.'
'Helaas.'
'En geen ervaring met enig speciaal werk?'
'Ik heb niet veel gewerkt, maar ik wil graag.'
'Goed. Weet je wat, Planchet?' Hij haalde een klein, wit driehoekje uit zijn zak en drukte er zodanig op dat er een bericht op zichtbaar werd. Toen wreef hij er met zijn duim over, zodat het stil bleef staan. 'Ik zal je zeggen waar je heen moet gaan. Neem dit mee, misschien krijg je werk.'
Raych pakte het kaartje aan en bekeek het. De tekens leken op te lichten, maar Raych kon ze niet lezen. Hij keek de andere man voorzichtig aan. 'Straks denken ze dat ik het heb gestolen.'
'Je kunt het niet stelen. Mijn teken staat erop en nu staat jouw naam erop.'
'En als ze vragen wie u bent?'
'Dat zullen ze niet. Je zegt dat je werk zoekt. Dit is je kans. Ik beloof je niets, maar dit is je kans.' Hij gaf hem nog een kaartje. 'Hier moet je heen gaan.' Dit kaartje kon Raych lezen.
'Dank u wel,' mompelde hij.
De man stuurde hem met een luchtig gebaar van zijn hand weg.
Raych stond op en liep weg, zich afvragend waar hij zich aan waagde.