1
Hari Seldon liep de Galactische Bibliotheek in (enigszins mank, zoals tegenwoordig steeds vaker het geval was) naar de rijen skitters, de kleine wagentjes die door de eindeloze gangen van het gebouwencomplex gleden.
Maar hij bleef staan toen hij drie mannen bij een van de alkoven met een galactograaf zag zitten. Het apparaat projecteerde een volledige, driedimensionale weergave van het heelal waarin - natuurlijk - de werelden langzaam om hun eigen as draaiden en eveneens haaks daarop rondtolden.
Van waar Seldon stond kon hij zien dat de grens van de provincie Anacreon met oplichtend rood was aangegeven. De lijn liep langs de buitenrand van de Galaxis en besloeg een groot gebied, maar dit was spaarzaam bevolkt met sterren. Anacreon stond noch om haar rijkdom, noch om haar cultuur bekend, maar viel op door de grote afstand tot Trantor: tienduizend parsecs ver.
Zonder erbij na te denken ging Seldon vlak bij de drie achter een computerconsole zitten en toetste een lukrake zoekopdracht in die beslist eindeloos veel tijd in beslag zou nemen. Zijn gevoel zei hem dat zo'n grote belangstelling voor Anacreon een politieke achtergrond moest hebben. Door de ligging ervan was Anacreon de meest wankele provincie van het huidige Imperiale regime in de Galaxis. Seldons ogen bleven op het scherm gericht staan, maar zijn oren stonden open voor het gesprek naast hem. Meestal kreeg je in de bibliotheek geen politieke discussies te horen. Die zouden er eigenlijk niet mogen plaatsvinden.
Seldon kende geen van de drie mannen. Dat was geen al te grote verrassing. De bibliotheek kende heel wat vaste bezoekers en Seldon kende de meesten van gezicht - en sommigen ook van een gesprek - maar de bibliotheek stond open voor alle burgers. De toegang was vrij. Iedereen kon binnengaan en van de faciliteiten gebruikmaken. (Een beperkte tijd natuurlijk. Slechts een select gezelschap, mensen als Seldon, was het toegestaan om zich in de bibliotheek te 'vestigen'. Seldon mocht gebruikmaken van een afgesloten kantoor en had volledige toegang tot de gehele bibliotheek.)
Een van de mannen (Seldon had hem om duidelijke redenen de naam Haakneus gegeven) sprak met een zachte, maar dringende stem. 'Laat gaan,' zei hij. 'Laat gaan. Het kost ons goud om te proberen het vast te houden en zelfs als we dat doen, zal het alleen duren zolang ze daar zijn. Ze kunnen daar niet eeuwig blijven en zodra ze weggaan keert de situatie weer terug tot het oude.'
Seldon wist waar ze het over hadden. Het nieuws was net drie dagen geleden op Trantorvisie bekendgemaakt: de Imperiale regering had besloten tot een machtsvertoon om de weerspannige gouverneur van Anacreon tot de orde te roepen. Seldons eigen psychohistorische analyse had hem getoond dat het een zinloze poging was, maar de regering luisterde meestal niet wanneer iets een erezaak was geworden. Seldon glimlachte dunnetjes toen hij Haakneus hoorde zeggen wat hij zelf had gezegd, en de jongeman zei het zonder enige kennis van psychohistorie.
Haakneus ging door: 'Wat verliezen we als we Anacreon met rust laten? Het blijft liggen waar het altijd heeft gelegen, aan de rand van het Imperium. Het kan zijn spullen niet pakken en naar Andromeda gaan, toch? Het zal met ons handel moeten blijven drijven en het leven gaat door. Wat maakt het uit of ze de keizer groeten of niet? Het verschil zul je niet kunnen zien.'
De tweede man, die Seldon de naam Kale had gegeven, om redenen die nog duidelijker waren, zei: 'Behalve dat deze hele zaak zich niet in een vacuüm afspeelt. Als Anacreon zich losmaakt, maken de andere grensprovincies zich ook los. Dan valt het Imperium uit elkaar.'
'Nou en?' fluisterde Haakneus fel. 'Het Imperium kan zichzelf toch al niet meer behoorlijk regeren. Het is te groot. Laat de grensprovincies gaan en laat het Imperium voor zichzelf zorgen... als het dat kan. De Binnenwerelden zullen sterker worden en beter af zijn. De grenzen hoeven politiek gezien niet van ons zijn. Ze zullen economisch gezien toch van ons blijven.'
En daarna zei de derde man (Roodwang): 'Ik wou dat je gelijk had, maar zo zal het niet gaan. Als de grensprovincies onafhankelijk worden, is het eerste dat ze zullen doen, proberen hun macht te vergroten ten koste van hun buren. Er komen oorlogen en conflicten van en elk van de gouverneurs zal ervan dromen uiteindelijk keizer te worden. Het zal net als vroeger zijn, voordat het koninkrijk Trantor bestond: een duister tijdperk dat duizenden jaren zal aanhouden.'
Kale zei: 'Zó erg zal het toch niet worden. Misschien valt het Imperium uit elkaar, maar het zal zich snel herstellen wanneer de mensen zien dat een uiteenvallen alleen oorlog en armoede betekent. Ze zullen terugkijken op de gouden tijden waarin het Imperium intact was en alles zal weer in orde komen. We zijn toch geen barbaren? We vinden wel een manier.'
'Beslist,' zei Haakneus. 'We moeten niet vergeten dat het Imperium in het verleden de ene crisis na de andere heeft meegemaakt en zich er elke keer weer uit heeft gered.'
Maar Roodwang schudde met zijn hoofd en zei: 'Dit is niet zomaar weer een crisis. Dit is veel erger. Het Imperium is al generaties lang aan het inzakken. Een junta van tien jaar heeft de economie vernietigd en sinds de val van de junta en de komst van de nieuwe keizer is het Imperium zo zwak dat de gouverneurs in de buitenrand niets hoeven te doen. Het Imperium zakt onder zijn eigen gewicht in.'
'En de eed van trouw aan de keizer?' begon Haakneus.
'Wat voor eed?' vroeg Roodwang. 'Nadat Cleon was vermoord hebben we het jarenlang zonder keizer gedaan en niemand scheen het veel te kunnen schelen. En deze nieuwe keizer is slechts een stroman. Hij kan niets doen. Niemand kan iets doen. Dit is geen crisis. Dit is het einde.'
De andere twee keken Roodwang fronsend aan. Kale zei: 'Je gelooft het echt! Denk je dat de Imperiale regering gewoon blijft zitten en alles laat gebeuren?'
'Ja! Net als jullie beiden zullen ze niet geloven dat het gebeurt. Tot het te laat is, tenminste.'
'Wat zouden ze dan moeten doen als ze het wel geloofden?' vroeg Kale.
Roodwang keek naar de galactograaf, alsof hij daar een antwoord zou vinden. 'Ik weet het niet. Kijk, over een tijdje ga ik dood en dan zal het allemaal nog niet zo erg zijn. Daarna, als de situatie ernstiger wordt, kunnen anderen zich daar druk om maken. Dan ben ik er niet meer. En de goede ouwe tijd ook niet. Misschien voor altijd. Ik ben trouwens niet de enige die er zo over denkt. Hebben jullie wel eens van ene Hari Seldon gehoord?'
'Zeker,' zei Haakneus meteen. 'Was hij niet premier onder Cleon?'
'Ja,' zei Roodwang. 'Hij is een soort geleerde. Ik heb hem een paar maanden geleden een voordracht horen geven. Het deed me goed te horen dat ik niet de enige ben die denkt dat het Imperium uit elkaar valt. Hij zei...'
'Hij zei dat alles naar de bliksem ging en dat er een permanent duister tijdperk zou ontstaan?' kwam Kale tussenbeide.
'Nou nee,' zei Roodwang. 'Hij is een heel voorzichtige man. Hij zegt dat het kan gebeuren, maar hij vergist zich. Het zal gebeuren.'
Seldon had genoeg gehoord. Hij hobbelde naar de tafel waaraan de drie mannen zaten en tikte Roodwang op zijn schouder. 'Meneer,' zei hij, 'mag ik u even spreken?'
Verbaasd keek Roodwang op en zei: 'Hé, bent u niet professor Seldon?'
'Altijd al geweest,' zei Seldon. Hij liet de man een referentiepas met zijn foto erop zien. 'Ik zou u overmorgen om vier uur 's middags hier in mijn kantoor op de bibliotheek willen spreken. Zou dat lukken?'
'Ik moet werken.'
'Meld u zich desnoods ziek. Het is belangrijk.'
'Nou, ik weet het niet, meneer.'
'Doe het,' zei Seldon. 'Als u er problemen door zou krijgen, los ik die wel op. En intussen, heren, zou u zo vriendelijk willen zijn mij de Galaxissimulatie even te laten bekijken? Het is lang geleden dat ik er een heb gezien.'
Ze knikten zwijgend, kennelijk verlegen door de aanwezigheid van de vroegere premier. De mannen stapten een voor een achteruit zodat Seldon bij de bediening van de galactograaf kon.
Seldons vingers raakten de knoppen aan en het rood dat de provincie Anacreon had gemarkeerd, verdween. Er stonden geen merktekens in de Galaxis; het was een gloeiend rad van mist dat in het bolvormige centrum oplichtte. Daarachter lag het Galactische zwarte gat.
Er waren natuurlijk geen losse sterren te onderscheiden, tenzij de projectie werd uitvergroot, maar dan zou slechts een bepaald deel van de Galaxis op het scherm zichtbaar zijn en Seldon wilde juist het geheel zien... om een blik te kunnen werpen op het verdwijnende Imperium.
Hij drukte een schakelaar in waarna er een reeks gele stippen op het beeld verscheen. Dat waren de bewoonbare planeten: vijfentwintig miljoen in totaal. Ze waren in de dunne mist die de buitenrand van de Galaxis voorstelde als losse stipjes te zien, maar naarmate je het centrum dichter naderde, werden ze steeds vetter. Er was een gordel te zien die bijna massief geel was (maar die bij een vergroting in aparte stippen uiteen zou vallen) rondom de gloed in het centrum. De centrale gloed zelf bleef wit en zonder markeringen, natuurlijk. Midden in de turbulente energiestromen van de kern konden geen bewoonbare planeten bestaan.
Ondanks het vele geel wist Seldon dat om nog niet één ster op de tienduizend een bewoonbare planeet cirkelde. Ondanks de planeetaanpassende en terravormende kunsten van de mensheid was dat nog steeds zo. Van de meeste werelden konden zelfs niet alle aanpassingstechnieken in de Galaxis bij elkaar iets maken waarop een mens rustig en zonder bescherming van een ruimtepak kon lopen.
Seldon drukte nog een andere schakelaar in. De gele stippen verdwenen, maar een heel klein gebied gloeide blauw op: Trantor en de verschillende werelden die er rechtstreeks van afhankelijk waren. Zo dicht bij de centrale kern als mogelijk was, maar toch geïsoleerd van de dodelijkheid ervan. Trantor werd meestal gezien als het 'centrum van de Galaxis', wat het niet echt was. Zoals altijd raakte men onvermijdelijk onder de indruk van de nietigheid van de wereld Trantor, een kleine plek in het enorme rijk in de Galaxis, maar daarop was de grootste concentratie van rijkdom, cultuur en regeringsautoriteit samengeperst die de mensheid ooit had gezien.
En zelfs dat was gedoemd om te worden vernietigd.
Het was bijna alsof de mannen zijn gedachten konden lezen of misschien interpreteerden ze de droevige uitdrukking op zijn gezicht.
Kale zei zacht: 'Zal het Imperium echt worden vernietigd?'
Seldon antwoordde nog zachter: 'Misschien. Misschien. Er kan van alles gebeuren.'
Hij stond op, glimlachte naar de mannen en liep weg, maar in gedachten gilde hij: Het gebeurt! Het gebeurt!