7
Namarti bleef zijn donkere ogen op Joranum gericht houden toen ze in hun zorgvuldig afgeschermde kantoor in de Streelingsector zaten. Het was geen uitgebreid hoofdkwartier; ze waren nog zwak in Streeling, maar ze zouden sterker worden.
Het was verbazend hoe de beweging groeide. Drie jaar geleden was zij uit niets begonnen en nu strekten de tentakels - op sommige plaatsen natuurlijk dikker dan op andere - zich over heel Trantor uit. Maar de Buitenwerelden waren nog grotendeels onaangetast. Demerzel had er enorm hard aan gewerkt om ze tevreden te houden, maar dat was
zijn fout geweest. De opstanden hier op Trantor waren de gevaarlijkste. Elders konden ze in de hand worden gehouden. Hier kon Demerzel omver worden geworpen. Vreemd dat hij dat niet besefte, maar Joranum had altijd al gevonden dat de reputatie van Demerzel was opgeblazen, dat hij een lege huls zou blijken te zijn als iemand het waagde tegen hem in het geweer te komen, en dat de keizer hem snel zou vernietigen als zijn eigen veiligheid op het spel stond.
Tot dusver waren alle voorspellingen van Joranum uitgekomen. Hij had nog nooit verloren, op enkele kleinere kwesties na, zoals de recente bijeenkomst op de Streelinguniversiteit, waarbij die knaap Seldon tussenbeide was gekomen.
Misschien dat Joranum er daarom op had gestaan met hem te praten. Zelfs het kleinste struikelblokje mocht niet over het hoofd worden gezien. Joranum genoot van het gevoel van onfeilbaarheid en Namarti moest toegeven dat een doorlopende reeks successen de beste garantie was dat de voortgang van het succes verzekerd was. Mensen waren geneigd de vernedering van een mislukking te ontlopen door zich bij de winnende kant aan te sluiten, zelfs al druiste die tegen hun eigen ideeën in.
Maar was het gesprek met die Seldon een succes geweest of was het een tweede struikelblok geworden, dat hij bij het eerste moest voegen? Het had Namarti niet aangestaan dat hij mee had moeten gaan om nederig zijn excuses aan te bieden, en het had uiteindelijk niet veel goeds opgeleverd.
Nu zat Joranum daar, stil, duidelijk in gedachten verzonken, op zijn duim kauwend alsof hij daar een soort mentale voeding uit probeerde te halen.
'Jo-Jo,' zei Namarti zacht. Hij was een van de zeer weinige mensen die Joranum bij de koosnaam konden aanspreken die de menigten in het openbaar eindeloos scandeerden. Op die manier vroeg Joranum onder andere om de genegenheid van de massa, maar in zijn privé-leven eiste hij van individuen respect, behalve van de speciale vrienden die van het begin af aan bij hem waren geweest.
'Jo-Jo,' zei hij weer.
Joranum keek op. 'Ja, G.D., wat is er?' Hij klonk een beetje prikkelbaar.
'Wat doen we aan die knaap Seldon, Jo-Jo?'
'Doen? Nu niets. Misschien voegt hij zich bij ons.'
'Waarom zouden we wachten? We kunnen druk op hem uitoefenen. We kunnen bij de universiteit aan een paar touwtjes trekken en het leven lastig voor hem maken.'
'Nee, nee. Tot nu toe heeft Demerzel ons onze gang laten gaan. Die idioot is overmoedig. Maar het laatste dat we willen doen is hem ertoe aanzetten in actie te komen voordat we helemaal klaar zijn. En één onhandige stap in de richting van Seldon kan dat tot gevolg hebben. Ik vermoed dat Demerzel Seldon enorm belangrijk vindt.'
'Vanwege die psychohistorie waar jullie het over hadden?'
'Inderdaad.'
'Wat is dat? Ik heb er nog nooit van gehoord.'
'Dat hebben slechts weinigen. Het is een mathematische methode om de menselijke samenleving te analyseren en eindigt bij het voorspellen van de toekomst.'
Namarti fronste zijn wenkbrauwen en voelde zijn lichaam iets bij Joranum vandaan glijden. Was dit een grap van Joranum? Was dit bedoeld om hem aan het lachen te maken? Namarti had het nooit begrepen wanneer of waarom mensen verwachtten dat hij lachte. Hij had er nooit aandrang toe gevoeld.
Hij zei: 'De toekomst voorspellen? Hoe?'
'Ha! Als ik dat wist had ik Seldon toch niet nodig?'
'Eerlijk gezegd geloof ik het niet, Jo-Jo. Hoe kun je de toekomst voorspellen? Dat is waarzeggerij.'
'Ik weet het, maar nadat die Seldon je bijeenkomst had verstoord, heb ik hem laten nagaan. Helemaal. Acht jaar geleden is hij naar Trantor gekomen en presenteerde hij tijdens een bijeenkomst van mathematici een verhandeling, waarna de hele zaak meteen uitdoofde. Er is nooit meer door iemand met een woord over gerept. Zelfs niet door Seldon.'
'Dan ziet het ernaar uit dat er dus niets van klopte.'
'O nee, integendeel. Als het langzaam was weggeëbd, als het belachelijk was gemaakt, had ik ook gezegd dat er niets van klopte. Maar dat het zo plotseling en volkomen is afgekapt, betekent dat het allemaal in de koudste ijskast is gezet. Dat is misschien de reden waarom Demerzel niets heeft gedaan om ons tegen te houden. Misschien wordt hij niet geleid door een idiote overmoedigheid. Misschien wordt hij geleid door een psychohistorie die iets voorspelt waarvan Demerzel op het juiste moment gebruik wil maken. Zo ja, dan loopt het misschien slecht voor ons af, tenzij we zelf van psychohistorie gebruik kunnen maken.'
'Volgens Seldon bestaat die niet.'
'Zou jij niet hetzelfde zeggen als je hem was?'
'Ik blijf erbij dat we druk op hem moeten uitoefenen.'
'Dat zou geen zin hebben, G.D. Heb je nooit het verhaal van de As van Venn gehoord?'
'Nee.'
'Wel als je van Nishaya afkomstig was geweest. Daar is het een beroemd volksverhaal. Kort gezegd: Venn was een houthakker die een magische bijl had waarmee hij met een enkele lichte klap elke boom kon omhakken. Die bijl was enorm kostbaar, maar hij deed nooit moeite om hem te verbergen of weg te stoppen. Toch is hij nooit gestolen, want niemand kon de bijl optillen of ermee hakken, behalve Venn zelf.
Nou, op dit moment kan niemand, behalve Seldon zelf, omgaan met psychohistorie. Als hij alleen aan onze kant zou staan omdat we hem ertoe zouden dwingen, zouden we nooit zeker kunnen zijn van zijn loyaliteit. Zou hij dan niet kunnen aansturen op een lijn van gebeurtenissen die in ons voordeel zou lijken te werken maar zo subtiel zou zijn, dat we na een tijdje plotseling vernietigd zouden blijken te zijn? Nee, hij moet zich vrijwillig aan onze kant scharen en voor ons komen werken omdat hij wil dat we winnen.'
'Maar hoe krijgen we hem zover?'
'Seldons zoon. Raych heette hij, dacht ik. Heb je hem goed bekeken?'
'Niet echt.'
'G.D., G.D., als je niet alles goed in de gaten houdt verlies je punten. Die jongeman luisterde met gespitste oren naar wat ik vertelde. Hij was onder de indruk. Dat kon ik aan hem zien. Als er één ding is dat ik kan zien, dan is dat hoe ik indruk maak op anderen. Ik zie het wanneer ik een ziel heb geroerd, wanneer ik iemand zover heb gekregen dat hij zich laat bekeren.'
Joranum glimlachte. Het was niet de pseudowarme innemende glimlach die hij in het openbaar gebruikte. Dit keer was het een echte glimlach... koud en dreigend. 'We zullen zien wat we met Raych aankunnen,' zei hij. 'En via hem kunnen we bij Seldon komen.'