13
Trantor, de wereldhoofdstad van het Galactische Imperium, was flink veranderd sinds de dag dat Hari er achtendertig jaar geleden voor het eerst uit het hyperschip van zijn geboorteplaneet Helicon was gestapt. Was het het parelachtige waas van het geheugen van een oude man dat het oude Trantor zo helder in zijn gedachten liet glanzen? vroeg Hari zich af. Of misschien had het aan de uitbundigheid van de jeugd gelegen. Het was onvermijdelijk dat een jongeman uit een provinciale Buitenwereld als Helicon onder de indruk raakte van de glanzende torens, fonkelende koepels, de kleurige, haastige mensenmassa's die dag en nacht over Trantor schenen te stromen.
Nu, dacht Hari droevig, waren de looplanen bijna verlaten, zelfs in het volle daglicht. Dwalende dievenbendes beheersten verscheidene gedeelten van de stad en vochten met elkaar om territorium. De beveiligingsdienst was ingekrompen; degenen die er nog over waren hadden hun handen vol aan het verwerken van de klachten op het hoofdkantoor. Natuurlijk werden er beveiligingsbeambten op afgestuurd als er een noodoproep binnenkwam, maar die kwamen pas ter plekke nadat de misdaad was begaan... ze deden zelfs niet meer alsof ze de burgers van Trantor beschermden. Iemand ging op eigen risico naar buiten - en dat risico was aanzienlijk. En toch nam Hari Seldon nog dat risico in de vorm van een dagelijkse wandeling, alsof hij de krachten die zijn geliefde Imperium vernietigden uitdaagde hem ook te vernietigen.
En zo liep Hari Seldon door, mank en peinzend.
Niets lukte. Niets. Het was hem niet gelukt het genetische patroon te isoleren dat Wanda anders maakte. En zonder dat kon hij anderen als zij niet vinden.
Wanda's vermogen om gedachten te lezen was in de zes jaar sinds ze de fout in Yugo Amaryls primaire radiant had ontdekt aanzienlijk aangescherpt. Wanda was in meerdere opzichten bijzonder. Het was net of ze, zodra ze begreep dat haar geestelijke vermogens haar anders maakten dan andere mensen, vastbesloten was om deze te doorgronden, de kracht ervan in te tomen, ze te richten. Naarmate ze de pubertijd doorliep was ze rijper geworden en had ze het meisjesachtige gegiechel, waarmee ze Hari zo voor zich had ingenomen, afgeleerd, maar tegelijkertijd was ze hem nog nader gekomen door haar vastberadenheid hem met de macht van haar 'gave' bij zijn werk te helpen. Want Hari Seldon had Wanda over zijn plan voor een Tweede Foundation verteld en ze had zich voorgenomen dat doel met hem te bereiken.
Maar vandaag was Seldon in een sombere bui. Hij kwam tot de conclusie dat Wanda's geestelijke vermogens hem niets verder zouden brengen. Hij had geen kredieten om met zijn werk verder te gaan, geen kredieten om anderen als Wanda te vinden, geen kredieten om zijn mensen in het Psychohistorie Project in Streeling te betalen, geen kredieten om zijn o zo belangrijke encyclopedieproject in de Galactische Bibiliotheek op te zetten.
Wat nu?
Hij liep verder naar de Galactische Bibliotheek. Hij had beter een gravitaxi kunnen nemen, maar hij wilde lopen - mank of niet. Hij had tijd nodig om na te denken.
Hij hoorde een kreet: 'Daar is hij!' Maar sloeg er geen acht op.
Het klonk nog eens: 'Daar is hij! Psychohistorie!'
Het woord dwong hem om te kijken... Psychohistorie.
Een groep jongemannen verspreidde zich om hem heen.
Automatisch ging Seldon met zijn rug tegen de muur staan en hief zijn stok op. 'Wat willen jullie?'
Ze lachten. 'Kredieten, ouwe. Heb je geen kredieten?'
'Misschien, maar waarom willen jullie die van me? Jullie zeiden "psychohistorie". Weten jullie wel wie ik ben?'
'Zeker, je bent Raaf Seldon,' zei de jongeman die de leiding had. Hij leek zich op zijn gemak te voelen en tevreden te zijn.
'Je bent een engerd,' riep een ander.
'Wat gaan jullie doen als ik jullie geen kredieten geef?'
'Dan slaan we je in elkaar,' zei de leider, 'en pakken we ze je af.'
'En als ik jullie mijn kredieten geef?'
'Dan slaan we je ook in elkaar!' Ze lachten allemaal.
Hari Seldon hief zijn stok hoger op. 'Blijf uit de buurt, jullie.'
Hij had hen nu kunnen tellen. Het waren er acht.
Hij merkte dat hij iets moeilijker ademhaalde. Een keer waren hij, Dors en Raych door tien man aangevallen en dat had hun geen problemen opgeleverd. Toen was hij nog maar tweeëndertig geweest en Dors... toen was Dors er nog.
Nu was het anders. Hij zwaaide met zijn stok.
De leider van de bende zei: 'Hé, de ouwe gaat ons aanvallen. Wat moeten we doen?'
Seldon keek snel rond. Er waren geen beveiligingsbeambten in de buurt. Nog een aanwijzing van het ineenzakken van de samenleving. Er kwamen een paar mensen langs, maar het had geen zin om hen te hulp te roepen. Hun voetstappen versnelden en ze maakten een grote omweg. Niemand zou het risico nemen om in een vechtpartij verwikkeld te raken.
Seldon zei: 'De eerste van jullie die naar me toe komt krijgt een gat in zijn hoofd.'
'Ja?' en de leider deed snel een stap naar voren en greep de stok. Er volgde een korte, felle worsteling en de stok werd uit Seldons hand gerukt. De leider gooide hem opzij. 'En wat nu, ouwe?'
Seldon deinsde terug. Hij kon nu alleen nog maar op de klappen wachten. Ze verzamelden zich om hem heen, elk klaar om een paar klappen uit te delen. Seldon hief zijn armen op om te proberen zich te beschermen. Hij kon nog steeds twisten... een beetje althans. Als hij er slechts één of twee tegenover zich zou hebben staan, kon hij misschien nog met zijn lichaam twisten en hun klappen ontwijken en terugslaan. Maar niet tegen acht... beslist niet tegen acht.
Hij probeerde het toch en bewoog zich snel een kant op om de klappen te ontwijken, maar zijn rechterbeen, dat met de ischias, vouwde dubbel onder hem. Hij viel en wist dat hij volkomen hulpeloos was.
Toen hoorde hij een stentorstem roepen: Wat is hier aan de hand? Weg jullie, stelletje schoften. Weg, of ik vermoord jullie allemaal!'
De leider zei: 'Kijk eens aan, nog een ouwe man.'
'Niet zó oud,' zei de nieuwkomer. Met de rug van zijn hand sloeg hij de leider in het gezicht, dat een lelijke rode kleur aannam.
Verrast zei Seldon: 'Raych, jij bent het.'
Raych zwaaide met zijn hand naar achteren. 'Hou je hier buiten, pap. Sta op en ga weg.'
De leider wreef over zijn wang en zei: 'Dat zetten we je betaald.'
'Nee, niets daarvan,' zei Raych, die een Dahlitisch mes trok: lang en glimmend. Daarna trok hij een tweede mes, zodat hij er nu in beide handen een had.
Zwakjes zei Seldon: 'Draag je nog steeds messen bij je, Raych?'
'Altijd,' zei Raych. 'Niets zal me ooit daarvan kunnen weerhouden.'
'Ik wel,' zei de leider, die een blaster tevoorschijn haalde.
Sneller dan het oog kon volgen zeilde een van Raych' messen door de lucht en trof de keel van de leider. Hij snakte luidruchtig naar adem, wat gevolgd werd door een gorgelend geluid, waarna hij viel, terwijl de andere zeven starend toekeken.
Raych deed een stap naar voren en zei: 'Ik wil mijn mes terug.' Hij trok het uit de keel van de boef en veegde het schoon aan diens hemd. Daarbij zette hij zijn hand op de voet van de man, bukte zich en pakte de blaster op.
Raych liet de blaster in een van zijn ruime zakken glijden. Hij zei: 'Ik gebruik niet graag een blaster, stelletje nietsnutten, want soms mis ik. Maar met een mes mis ik nooit. Nooit! Die man is dood. Er staan er nog zeven van jullie. Willen jullie blijven staan of gaan jullie?'
'Grijp hem!' riep een van de boeven, waarop de zeven samen op hem afstormden.
Raych deed een stap achteruit. Een mes flitste en toen het andere, en twee van de boeven bleven met elk een mes in hun buik begraven staan.
'Geef me mijn messen terug,' zei Raych, die ze er allebei met een snijdende beweging uittrok en afveegde.
'Deze twee leven nog, maar niet lang meer. Dus staan er nog vijf van jullie overeind. Willen jullie me weer aanvallen of gaan jullie nu weg?'
Ze draaiden zich om, waarop Raych riep: 'Pak je dode en stervenden op. Ik wil ze niet hebben.'
Snel gooiden ze de drie lichamen over hun schouders en renden er toen als een haas vandoor.
Raych bukte zich om Seldons stok te pakken. 'Kun je lopen, pap?'
'Niet goed,' zei Seldon. 'Ik heb mijn been verdraaid.'
'Goed dan, stap in mijn auto. Waarom liep je hier dan ook?'
'Waarom niet? Er is nog nooit iets met me gebeurd.'
'Dus wachtte je af tot er wel iets zou gebeuren. Stap in mijn auto, dan geef ik je een lift naar Streeling.'
Zachtjes programmeerde hij de grondwagen en zei vervolgens: 'Jammer dat Dors niet bij ons was. Mama zou hen met haar blote handen hebben aangevallen en hen alle acht binnen vijf minuten hebben gedood.'
Seldon voelde de tranen in zijn ogen branden. 'Ik weet het, Raych, ik weet het. Wist je niet dat ik haar elke dag mis?'
'Het spijt me,' zei Raych met een zachte stem.
Seldon vroeg: 'Hoe wist je dat ik moeilijkheden had?'
'Wanda zei het. Ze zei dat er slechte mensen voor je op de loer lagen en waar, waarna ik meteen ben weggegaan.'
'Twijfelde je er niet aan of ze wel wist waar ze het over had?'
'Helemaal niet. We weten nu genoeg over haar om te begrijpen dat ze een soort contact met jouw gedachten heeft en met de dingen om je heen.'
'Zei ze hoeveel mensen me aanvielen?'
'Nee. Ze zei gewoon "een stuk of wat".'
'Dus ben je helemaal in je eentje gekomen, hè Raych?'
'Ik had geen tijd om er mensen bij te halen, pap. Ik kon hen trouwens in mijn eentje aan.'
'Ja, dat wel. Bedankt, Raych.'