15
Cleon was niet meer de knappe jonge monarch zoals zijn holografieën hem afbeeldden. Zijn spiegel vertelde hem een ander verhaal. Zijn laatste verjaardag was met de gebruikelijke pracht en praal gevierd, maar toch was het zijn veertigste geweest.
De keizer vond er niets verkeerd aan om veertig te zijn. Hij verkeerde in uitstekende gezondheid. Hij was iets aangekomen, maar niet veel. Misschien had zijn gezicht er ouder uitgezien zonder de micro-aanpassingen die regelmatig waren aangebracht en hem een enigszins glad uiterlijk gaven.
Hij zat nu achttien jaar op de troon, wat al een van de langere regeringsperioden van deze eeuw was, en hij vond dat er niets was dat hem ervan zou moeten weerhouden om nog eens veertig jaar te regeren, met misschien de langste regeringsperiode in de geschiedenis van het Imperium als resultaat.
Cleon keek weer in de spiegel en vond dat hij er iets beter uitzag als hij de derde dimensie niet inschakelde.
Neem nou Demerzel; die trouwe, betrouwbare, noodzakelijke, onverdraaglijke Demerzel. Aan hem veranderde er niets. Hij bleef er hetzelfde uitzien en voor zover Cleon wist had hij ook geen micro-aanpassingen laten aanbrengen. Maar Demerzel hield ook zijn mond over alles. En hij was nooit jong geweest. Toen hij eerst Cleons vader diende had hij er niet jong uitgezien, terwijl Cleon de jongensachtige keizerlijke prins was geweest. En nu zag hij er ook niet jong uit. Was het beter om er meteen oud uit te zien en later te voorkomen dat je veranderde?
Veranderde!
Dat herinnerde hem eraan dat hij Demerzel met een bedoeling had laten komen en niet alleen om hem daar te laten staan terwijl de keizer zat na te denken. Demerzel zou een teveel aan nadenken zien als een teken van ouderdom. 'Demerzel,' zei hij.
'Sire?'
'Die knaap Joranum. Ik krijg schoon genoeg van hem.'
'Dat is nergens voor nodig, sire. Hij is zo'n fenomeen dat een tijdje in het nieuws wordt geplaatst om dan weer te verdwijnen.'
'Maar hij verdwijnt niet.'
'Soms duurt het even, sire.'
'Wat vind je van hem, Demerzel?'
'Hij is gevaarlijk maar geniet een zekere populariteit. Door die populariteit wordt het gevaar vergroot.'
'Als jij hem gevaarlijk vindt en ik me aan hem erger, waar wachten we dan nog op? Kan hij niet gewoon worden opgesloten, of geëxecuteerd of zo?'
'De politieke situatie op Trantor, sire, is delicaat...'
'Die is altijd delicaat. Wanneer heb je me ooit gezegd dat die niet delicaat was?'
'We leven in delicate tijden, sire. Het heeft geen zin om krachtig tegen hem op te treden als dat het gevaar slechts zou vergroten.'
'Het bevalt me niet. Ik ben dan misschien niet overal van op de hoogte - een keizer heeft de tijd niet om overal van op de hoogte te zijn - maar ik ken mijn keizerlijke geschiedenis in elk geval. Er heeft zich de afgelopen eeuwen een aantal gevallen voorgedaan van zulke opportunisten, zoals ze worden genoemd, die naar de macht grepen. En elke keer reduceerden ze de regerende keizer tot slechts een stroman. Ik wil geen stroman zijn, Demerzel.'
'Zoiets is ondenkbaar, sire.'
'Niet wanneer je niets doet.'
'Ik probeer maatregelen te nemen, sire, maar heel behoedzaam.'
'Er is ten minste één knaap die niet behoedzaam is. Een paar maanden geleden heeft een professor van de universiteit - een profèssor - in zijn eentje een potentiële Joranumitische rel tegengehouden. Hij ging er meteen op af en maakte er een eind aan.'
'Dat is waar, sire. Hoe weet u dat?'
'Omdat hij een zekere professor is voor wie ik me interesseer. Waarom heb je me hier niet over verteld?'
Demerzel zei bijna kruiperig: 'Zou ik u moeten lastigvallen met elk onbetekenend detail dat ik op mijn bureau krijg?'
'Onbetekenend? De man die in actie kwam was Hari Seldon.'
'Zo heette hij inderdaad.'
'En die naam kwam me bekend voor. Heeft hij niet een paar jaar geleden op het vorige Tienjaarlijkse Congres een verhandeling gehouden die ons interesseerde?'
'Ja, sire.'
Cleon keek blij. 'Zoals je ziet heb ik toch een geheugen. Ik ben niet voor alles van mijn staf afhankelijk. Ik heb toch met die knaap Seldon over zijn verhandeling gepraat?'
'Uw geheugen is inderdaad feilloos, sire.'
'Wat is er van zijn idee geworden? Het was een apparaat om de toekomst te voorspellen. Mijn feilloze geheugen vertelt me niet hoe hij het noemde.'
'Psychohistorie, sire. Het was niet precies een apparaat om de toekomst te voorspellen maar een theorie om algemene stromingen in de toekomst van de menselijke geschiedenis te voorzien.'
'En wat is daarmee gebeurd?'
'Niets, sire. Zoals ik indertijd uitlegde bleek het idee volkomen onbruikbaar te zijn. Het was een kleurrijke gedachte, maar zinloos.'
'Toch is hij in staat om in actie te komen en een potentiële rel te voorkomen. Zou hij dat hebben durven doen als hij niet vooraf had geweten dat het hem zou lukken? Is dat niet het bewijs dat die - wat? - psychohistorie werkt?'
'Het bewijst slechts dat Hari Seldon roekeloos is, sire. Zelfs als psychohistorie bruikbaar was geweest, zou het niet mogelijk zijn om er resultaten mee te boeken die op één persoon of één gebeurtenis betrekking hebben.'
'Jij bent geen mathematicus, Demerzel. Hij wel. Ik denk dat het tijd wordt hem weer te ondervragen. Het duurt tenslotte niet lang meer tot het volgende Tienjaarlijkse Congres.'
'Het heeft geen zin om...'
'Demerzel, ik wil het. Zorg ervoor.'
'Ja, sire.'