|
85
‘Je hoeft toch niet meteen terug naar kantoor?’ vroeg Oliver terwijl hij zijn oren onder zijn badmuts stopte – klap, klap – en zijn duikbril over zijn ogen trok, zodat hij er in Erika’s ogen uitzag als een mallotig ruimtewezen.
Ze hadden tussen de middag afgesproken in zwembad North Sydney, voor allebei op loopafstand van hun werk, voor de eerste zwempartij na hun korte ‘winterpauze’, zoals Oliver dat altijd noemde. Tijdens de wintermaanden wisselden ze hun zwempartijen af met een pittige cardiowork-out van dertig minuten in de sportschool.
‘Als ik maar om halftwee terug ben.’ Erika trok ook haar duikbril over haar ogen, zodat de wereld turkoois kleurde.
‘Goed,’ zei Oliver. Hij keek ernstig.
Terwijl Erika haar eerste baantje zwom, vroeg ze zich af wat er in zijn hoofd omging. Sinds hij haar ‘vreemde gewoonte’ had ontdekt, had ze het gevoel dat ze in hun huwelijk was gedegradeerd. Ze had hem moeten beloven dat ze met haar psychologe over haar ‘kleptomanie’ zou praten.
‘Het is geen kleptomanie,’ riep Erika. ‘Het is alleen maar...’
‘Spullen stelen van je vriendin,’ maakte Oliver opgewekt haar zin af.
Er was de laatste tijd iets in Oliver veranderd: alsof hij roekeloos was geworden, maar niet echt, want Oliver zou nooit roekeloos zijn. Een beetje agressief? Niet echt. Fel. Het was eerlijk gezegd niet onaantrekkelijk. Ze hadden veel wilde seks. Het was fantastisch.
Ze had haar ‘kleptomanie’ nog niet met haar psychologe besproken omdat ze nog niet bij haar was geweest. Niet Pat had op het laatste moment een paar sessies afgezegd. Ze had waarschijnlijk haar eigen problemen. Erika hoopte stiekem dat ze misschien een sabbatical zou nemen.
Steeds als ze boven water kwam en opkeek, zag ze de grijze, gewelfde pylonen van de Harbour Bridge die oprezen naar de helderblauwe lucht. Het was een fantastische plek om te zwemmen. Was dit niet voldoende in het leven? Fijn werk, fijne lichaamsbeweging, fijne seks. Ze maakte een buiteling en keek of ze Oliver zag. Een heel eind voor haar uit schoot hij door het water; gelukkig was het niet zo druk, want zelfs voor de snelle baan zwom hij te hard.
Het moest de baby zijn. Daar zou hij over willen praten. De baby was zijn project, en zijn projectmanagementvaardigheden waren uitstekend. Nu Clementine niet langer deel uitmaakte van het plan, zou hij ‘andere opties, andere wegen’ willen verkennen. Hij zou alle voors en tegens willen bespreken. Erika’s hele lichaam werd loom bij de gedachte. Haar benen voelden als een zwaar gewicht dat ze achter zich aan moest slepen.
De gedachte ‘ik ben er klaar mee’ kwam bij haar op. Ik ben klaar met het project-baby. Maar natuurlijk kon dat niet, niet voordat Oliver ook zover was.
Dit was gewoon de muur waar ze tegenaan liep. Bij elke marathon liep je tegen een muur aan. De muur was zowel een fysieke als een mentale barrière, maar je kon hem overwinnen (door koolhydraten tot je te nemen, water, je te concentreren op je techniek). Ze zwom door. Ze had niet het gevoel dat ze hierdoorheen zou komen, maar dat was een muur eigen.
Na het zwemmen zaten ze buiten in de zon op een terras met uitzicht op de haven, waar ze tonijn en koolsalade aten. Met hun kleren aan. Een zonnebril op. Hun haar nog vochtig aan de punten.
‘Ik mail je de link van een artikel,’ zei Oliver. ‘Ik heb het gisteren gelezen, en ik heb erover nagedacht. Veel over nagedacht.’
‘Oké,’ zei Erika. Waarschijnlijk een nieuwe voortplantingstechnologie. Geweldig. Het is die muur maar, hield ze zich voor. Haal diep adem.
‘Het gaat over het opnemen van pleegkinderen,’ zei Oliver. ‘Oudere kinderen.’
‘Pleegkinderen?’ Erika’s vork bleef voor haar mond hangen.
‘Over hoe zwaar het is,’ zei Oliver. ‘Over de romantische ideeën die mensen over het pleegouderschap hebben, en dat daar niets van klopt. Dat pleegouders geen idee hebben waar ze aan beginnen. Een genadeloos eerlijk artikel.’
‘O,’ zei Erika. Ze kon zijn ogen niet zien vanwege zijn zonnebril. Ze was zich bewust van een klein vonkje hoop dat in haar ontbrandde. ‘Dus dat stuur je me omdat...?’
‘Ik vind dat we dat moeten doen,’ zei Oliver.
‘Jij vindt dat we dat moeten doen,’ herhaalde Erika.
‘Ik dacht aan Clementine en Sam,’ zei Oliver. ‘En dat Ruby’s ongeluk hen zo verschrikkelijk heeft aangegrepen. Wil je weten waarom dat zo hard bij hen is binnengekomen?’ Hij wachtte niet op een antwoord. ‘Omdat ze nog nooit iets hebben meegemaakt!’
‘Tja,’ zei Erika peinzend. ‘Ik weet niet of dat helemaal...’
‘Maar jij en ik, wij gaan van het ergste uit,’ zei Oliver. ‘Onze verwachtingen zijn niet hooggespannen. Wij zijn sterk. Wij kunnen tegen een stootje.’
‘Is dat zo?’ vroeg Erika. Ze wist niet of ze hem eraan moest herinneren dat ze in therapie was.
‘Iedereen wil een baby,’ zei Oliver zonder op haar vraag in te gaan. ‘Kleine, schattige baby’s. Maar wat het hardst nodig is, zijn pleegouders voor de oudere kinderen. De lastpakken. De gebroken kinderen.’ Hij zweeg en leek ineens niet meer zo zelfverzekerd. Hij pakte zijn supersmoothie. ‘Ik dacht alleen... nou ja, ik dacht dat we er misschien over kunnen nadenken, omdat we misschien wel begrip, of op z’n minst enig idee hebben van wat die kinderen doormaken.’ Hij zoog aan zijn rietje. Ze zag de haven weerspiegeld in zijn brillenglazen.
Erika at haar salade en dacht aan Clementines ouders. Ze zag Pam weer voor zich zoals ze het kampeerbed voor haar opmaakte als ze bleef logeren, waarbij ze de kraakheldere lakens zo hoog opgooide dat ze door de lucht zweefden: de heerlijke, schone geur van bleekmiddel was nog steeds Erika’s favoriet. Ze zag Clementines vader in zijn auto naast haar toen ze voor het eerst achter het stuur zat. Hij liet haar zien hoe ze haar handen op ‘kwart voor drie’ op het stuur moest leggen. ‘Iedereen zegt op tien voor twee,’ zei hij. ‘Maar die hebben het allemaal mis.’ Ze reed nog steeds met haar handen op kwart voor drie.
Hoe zeiden mensen dat ook alweer? Geef het door.
‘Stel dat we het doen,’ zei Erika. ‘Dat we een van die gebroken kinderen in huis nemen.’
Oliver keek op. ‘Ja.’
‘Volgens dat artikel wordt het dus verschrikkelijk.’
‘Dat zeggen ze,’ beaamde Oliver. ‘Traumatisch. Stressvol. Rampzalig. De kans bestaat dat we dol worden op een kind dat uiteindelijk terugkeert naar zijn biologische ouders. Of dat we een kind met een zware gedragsstoornis in huis krijgen. Of we komen erachter dat onze relatie op de proef wordt gesteld zoals we nooit voor mogelijk hadden gehouden.’
Erika depte met een servet haar mond en strekte haar armen boven haar hoofd. De zon scheen warm op haar kruin en gaf haar het gevoel dat ze smolt.
‘Of het wordt fantastisch,’ zei ze.
‘Ja,’ zei Oliver. Hij glimlachte. ‘Ik denk dat het fantastisch kan worden.’