|
63
‘Het eten is klaar!’ riep Sam, en hij klonk volkomen normaal, heel anders dan de vreemdeling die nog geen uur geleden over een scheiding was begonnen. ‘Ik geloof dat ik er klaar mee ben.’ Nu klonk hij gewoon als papa, als Sam, als zichzelf.
De geur van het eten dat Sam het liefst maakte, puree met gehakt, hing in het hele huis. Clementine was er dol op, maar de meisjes hadden er een hekel aan, en dat was jammer, want het was een voedzame maaltijd die de meeste kinderen lekker vonden, dus probeerden ze het elke week tegen beter weten in opnieuw.
‘Houdt het nooit eens op met regenen?’ vroeg Holly terwijl ze haar iPad uitzette met de technologische onverschilligheid van een millenniumkind. ‘Ik word er gek van.’
‘Ik ook,’ zei Clementine. ‘Ruby! Kom! Eten!’
Ruby keek op vanaf de plek waar ze zat, omringd door poppen en knuffels. Ze had ze zo neergezet in een imitatie van de ‘vertelkring’ op de crèche en ze had ze zogenaamd voorgelezen uit een boek van Nieuwsgierig aapje, dat ze precies zo omhooghield als haar juf kennelijk deed, waarbij ze elke keer dat ze een bladzijde omsloeg aan haar vingertop likte.
‘Tijd voor een slaapje!’ zei Ruby opgewekt, en met een achteloze handbeweging duwde ze alle poppen omver in de slaapstand. Hopelijk had ze dat niet afgekeken van de crèche.
‘Wat eten we?’ Holly rende op de tafel af en hees zich op een stoel. Ze greep vol verwachting haar mes en vork. ‘Pasta? Ja hè, pasta!’
‘Puree met gehakt,’ zei Sam terwijl Clementine Ruby in het verhoogde zitje voor ‘grote kinderen’ vastmaakte waarin ze tegenwoordig zat in plaats van in de kinderstoel.
‘Wát?’ Holly liet zich voorovervallen, alsof haar een groot onrecht was aangedaan. ‘Puree? Al weer? Dat hadden we gisteravond ook!’
‘Dat had je gisteravond niet,’ zei Sam onbewogen terwijl hij het bord voor haar neerzette. ‘Gisteravond heb je met oma pasta gegeten toen papa en mama naar een restaurant waren.’
‘Er was nog wat over, dat staat in de ijskast!’ riep Holly opgetogen. ‘Dat weet ik nog! We hebben niet alles opgegeten! En oma zei dat...’
‘Dat is er niet meer,’ zei Clementine. ‘Ik heb het gisteravond opgegeten.’
‘Wát?’ riep Holly. Het leven bestond uit louter onrecht. ‘Maar jullie gingen toch naar een restaurant?’
‘Het was niet zo’n goed restaurant, dus we zijn vroeg thuisgekomen,’ zei Clementine. Papa en mama kunnen niet meer samen uit eten. Papa en mama vinden elkaar niet meer zo lief. Papa en mama gaan misschien ‘scheiden’.
‘Wát?’
‘Ga rechtop zitten, Holly,’ zei Clementine automatisch.
Holly krijste.
‘Hou op met dat geluid,’ zei Clementine. ‘Toe.’
Holly krijste weer, maar nu zachter.
‘Holly!’
‘Jakkie,’ zei Ruby. Ze pakte haar lepel en hield hem slap tussen haar vingers boven het bord. Ze liet hem heen en weer schommelen. ‘Luzzik niet.’
‘Niks “luzzik niet”,’ zei Sam. ‘Kom, meisjes. Een klein beetje maar.’
‘Mmm, heerlijk,’ zei Clementine toen ze een hap nam. ‘Goed gedaan, papa.’
‘Nou, ik eet dat niet,’ zei Holly. Ze sloeg haar armen over elkaar en kneep haar lippen samen. ‘Ik heb te veel smaakknoppen.’
‘Wat bedoel je met te veel smaakknoppen?’ vroeg Sam terwijl hij vastberaden een hap in zijn mond stak.
‘Kinderen hebben meer smaakknoppen dan grote mensen, daarom vind ik het vies,’ zei Holly.
‘Dat heeft ze op tv gezien,’ zei Clementine. ‘Weet je nog? Toen met die...’
‘Het kan me niet schelen hoeveel smaakknoppen je hebt,’ zei Sam. ‘Je kunt best een hapje proeven.’
‘Bah,’ zei Holly.
‘Laat maar eens zien dat je goede manieren hebt,’ zei Clementine.
Sam negeerde haar.
Het was alsof hij al die jaren had gewacht op het perfecte excuus om haar te haten en dat nu eindelijk had. Haar keel werd dik. De puree was niet zo lekker als anders. Er zat te veel worcestersaus in.
Ze legde haar vork neer en nam een slok water.
‘Ik heb pijn in mijn buik,’ kreunde Holly.
‘Dat heb je niet,’ zei Clementine.
Clementines moeder zag hun huwelijk als een probleem dat kon worden opgelost met een flinke dosis gezond verstand en uithoudingsvermogen. Het huwelijk was nu eenmaal hard werken! Maar wat moesten ze met een therapeut? Ze hadden geen ruzie over geld of seks of het huishouden. Er waren geen knopen te ontwarren. Alles was nog net zoals voor de barbecue. Alleen voelde niets meer hetzelfde.
Ze keek naar Ruby, die ondeugend giechelend en blakend van gezondheid voor haar zat, en ze herinnerde zich haar gevoel toen Ruby van de afgezonderde intensive care was overgebracht naar een gewone zaal met gewone patiënten en verpleegkundigen die het te druk hadden om lang bij hen stil te staan. Geen lieftallige Kylie alleen voor hen. Het was alsof ze van een vijfsterrenhotel naar een jeugdherberg waren gegaan. Daarna, na twee nachten op de gewone zaal, had een piepjonge, vermoeide arts Ruby’s papieren doorgekeken en gezegd: ‘U zult haar morgen wel mee naar huis kunnen nemen.’ Haar longen waren schoon. Ze had geen behandeling meer nodig. De antibiotica hadden met succes een ontsteking kunnen voorkomen. Natuurlijk zouden er nog neurologische onderzoeken volgen in de polikliniek, ze zouden haar in de gaten blijven houden, maar ze maakte het goed.
Als gevolg van de welvaartszorg hoefden ze niet voor hun welvaartsonoplettendheid te betalen. Ze hadden haar mee naar huis genomen, waar een stapel cadeautjes op haar had gewacht, en een overdreven liefhebbende zus, die af en toe probeerde haar op te tillen en te knuffelen, wat ze nog nooit had gedaan, en die haar onvermijdelijk te hard kneep, zodat Ruby krijste en Holly tot de orde werd geroepen.
Niemand had normaal gedaan, behalve Ruby, die duidelijk wilde dat al die drukte om haar voorbij was. Ze had niet met een van haar ouders in het grote bed willen slapen. Ze wilde in haar eigen ledikant. En ze wilde niet dat een van haar ouders in haar kamer op de grond sliep. Ze was wankel in haar ledikant overeind gekomen, met haar duim in haar mond, en had met Whisk naar de betreffende ouder gewezen. ‘Ga weg!’ zei ze dan. Dus waren ze gegaan. Ruby leek het aan te voelen als iemand te kleverig werd of te weeïg ging doen. Clementine had soms zacht huilend met haar op schoot gezeten, en als Ruby dat merkte, keek ze haar kwaad aan en zei: ‘Hou op.’ Ze wilde niet met zorgen omringd worden, tenzij het een extra koekje opleverde.
Ze hadden zich de winnaars van een loterij moeten voelen. Op het laatste ogenblik hadden ze gratie gekregen. Ze mochten terug naar hun dagelijkse leven en hun dagelijkse zorgen, met ruzietjes over stamppot. Waarom was hun leven dan niet een en al blijdschap en opluchting?
‘Ik eet hier geen hap van,’ zei Holly. Ze sloeg theatraal haar armen over elkaar. ‘Geen. Hap.’
‘Nou, in dat geval mag je ook geen minuut op mijn iPad,’ zei Sam. ‘Geen. Minuut.’
‘Wat?’ riep Holly voorspelbaar boos en geschokt, alsof dit een volslagen nieuw dreigement was en niet iets wat ze bijna dagelijks te horen kreeg. ‘Dat is niet eerlijk!’
‘Eén hapje maar,’ zei Sam tegen Holly. ‘Jij ook, Ruby.’
‘Heb je vandaag met Isabel gespeeld op de crèche?’ vroeg Clementine aan Ruby.
‘Ehhh.... ja,’ zei Ruby. Ze tuurde naar boven en trommelde met haar vingers tegen haar lippen terwijl ze probeerde het zich te herinneren. ‘Ik bedoel nee.’
Op de crèche zeiden ze dat alles goed met haar was. Voor zover zij konden beoordelen was ze niet getraumatiseerd of aangeslagen, alleen maar blij om weer terug te zijn. Die eerste maand na het ongeluk had Clementine besloten, en dat meende ze op dat moment serieus, dat ze haar carrière zou opgeven en voortaan thuis zou blijven. (Ze had er zelfs rekening mee gehouden dat ze dan de hypotheek niet konden betalen, ze zouden het huis en de cello verkopen en een bescheiden flat huren, waar Clementine haar dagen zou slijten met groente snijden en knutselen en waar ze de kinderen geen moment uit het oog zou verliezen.) Tegen Ruby had ze gezegd: ‘Wil je niet liever elke dag thuisblijven bij mama in plaats van naar de crèche gaan?’ Ruby had haar aangekeken alsof ze een snoepje had gevraagd en een wortel had gekregen. ‘Nee, dankewel,’ zei ze luid en duidelijk. Tot zover dus haar poging tot boetedoening.
‘Oké dan, ik neem één hapje.’ Holly pakte haar vork en nam een miniem hapje. Haar gezicht vertrok in een uitdrukking van extreme walging.
‘Jezus!’ Sam sloeg met zijn vlakke hand zo hard op de tafel dat alle borden rammelden en iedereen opsprong. Hij stond op, greep de borden van de meisjes en liep ermee de keuken in, waar hij ze met een klap in de gootsteen neerzette.
Er volgde een stilte. Holly en Ruby keken allebei verbijsterd. Dit gebeurde anders nooit als ze tegen puree protesteerden. Het was niet de bedoeling dat het ernst werd. Ze waren geen gezin waarin werd geschreeuwd en op tafels geslagen.
Ruby’s lipje trilde. Haar ogen stonden vol tranen.
‘Het is goed, Ruby,’ zei Clementine.
Ruby boog haar hoofd en legde haar handen over haar gezicht, alsof ze probeerde zich erachter te verstoppen.
‘O god, Ruby, het spijt me zo, lieve schat,’ zei Sam vanuit de keuken. Hij klonk alsof hij bijna in tranen was. ‘Maar ik was zo in de war. Het spijt me heel erg. Heel, heel erg.’
Ruby hief haar met tranen bevlekte snoetje en zoog luidruchtig en bedachtzaam op haar duim.
‘Je praatte wel heel hard, papa,’ zei Holly bibberig. ‘Het deed pijn aan mijn oren.’
‘Ik weet het, het spijt me. Wie wil er ijs?’ vroeg Sam. ‘Heel veel ijs?’
‘Wat? Je kunt ze in plaats van eten geen ijs geven.’ Clementine, die met haar rug naar de keuken zat, draaide zich naar hem om.
‘Natuurlijk wel,’ zei Sam ongedurig. ‘Waarom niet?’ Hij liep naar de vriezer.
‘Ze moeten op zijn minst eerst een broodje eten,’ zei Clementine.
‘Ik wil ijs!’ joelde Ruby, die plotseling weer was hersteld, en ze zwaaide met haar roze, natte duim in de lucht om haar woorden kracht bij te zetten.
‘Ik ook!’ zei Holly.
‘Jemig, Sam,’ zei Clementine. ‘Ze krijgen geen ijs als avondeten.’
Hun opvoeding liep de laatste tijd helemaal uit de hand. Van veel te toegeeflijk naar veel te streng, en terug.
‘Ze krijgen ijs,’ zei Sam. Hij zette de bak met ijs op het aanrecht en haalde het deksel eraf. Hij draafde in zijn geagiteerdheid door. Alsof hij aan de drugs was. ‘Wat geeft het dat ze ijs als avondeten krijgen? Pluk de dag. Leef in het moment. Het leven is kort. Dans alsof niemand kijkt of hoe heet dat gelul.’
Clementine staarde naar hem. ‘Waarom doe je zo...?’
‘Waar is de ijsschep?’ vroeg Sam terwijl hij met een gebogen hoofd in de bestekla zocht. ‘Die met die ijsbeer...’
‘Die is kwijt!’ schreeuwde Clementine. ‘Zoals alles hier!’