|
51
De dag van de barbecue
De twee ambulancebroeders in hun blauwe uniform liepen de achtertuin in met het onmiskenbare gezag van dirigenten die een podium betreden. Ze renden niet, maar ze liepen stevig door, met een starre kalmte.
Het was alsof de rest van hen niet langer volwassen was. Het was alsof ze een spel hadden gespeeld, een spel waarin ze hadden gedaan alsof ze hun leven onder controle hadden, een spel waarin ze deden alsof ze een interessant beroep hadden, een vette bankrekening, familie en barbecues, maar waarbij nu ineens bruusk een gordijn was weggetrokken en de volwassenen binnenmarcheerden omdat de regels overtreden waren.
De regels waren zwaar overtreden. De kring mensen rond Ruby ging automatisch uiteen om de broeders bij haar te laten. Ruby mompelde onsamenhangend, angstaanjagend. Ze kwam versuft en gedrogeerd over, alsof ze uit een narcose kwam.
De ambulancebroeders gingen te werk als in een choreografie die ze al vele malen hadden uitgevoerd. Terwijl ze Ruby met geschoeide handen onderzochten, stelde de oudste man snel vragen zonder op te kijken, erop vertrouwend dat hij antwoord kreeg. Hij sprak net iets harder en langzamer dan normaal was, alsof hij het tegen kinderen had.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Wat is haar naam?’
‘En hoe oud is Ruby?’
‘Wanneer is Ruby voor het laatst gezien?’
‘Dus niemand heeft haar zien vallen? U weet niet of ze haar hoofd heeft gestoten?’
‘Klopte haar hart toen ze uit het water werd gehaald?’
‘Bent u de ouders?’
Bij die laatste vraag keek hij even op naar Erika en Oliver. Een logische veronderstelling. Zij waren de enigen die drijfnat waren.
‘Nee,’ zei Sam. ‘Dat zijn wij.’ Hij wees naar Clementine.
‘Zij hebben haar gered,’ zei Clementine. Het leek belangrijk om dat duidelijk te maken. ‘Onze vrienden. Zij hebben haar gereanimeerd. Zij hebben haar weer aan het ademen gekregen.’
‘Hoe lang hebben jullie haar gereanimeerd?’ vroeg de verpleger.
‘Dat moet ongeveer vijf minuten zijn geweest,’ zei Oliver. Hij keek naar Erika om bevestiging.
‘Op zijn hoogst,’ zei Erika.
‘We hebben na elke vijftiende borstcompressie twee keer mond-op-mondbeademing gedaan,’ zei Oliver zorgelijk.
Vijf minuten? Dat kan niet, dacht Clementine. Het had ondraaglijk veel langer geduurd.
Er zat iets in Ruby’s mond, een slangetje in haar neus, een maskertje over haar gezicht. Ze was in een patiënt veranderd. Niet meer hun ondeugende, grappige kleine Ruby.
‘Hebt u een paar handdoeken?’ vroeg de jongste ambulancebroeder. Met een lange kartelschaar knipte hij Ruby’s kleren door: haar tutu, haar T-shirt met lange mouwen, waarna haar witte borstkas zichtbaar werd.
‘Natuurlijk.’ Vid haastte zich naar binnen en kwam terug met een stapel keurig gevouwen donzige witte handdoeken.
‘Wat doet u?’ vroeg Sam scherp toen de broeder Ruby stevig afdroogde en twee plakkaten op haar borst drukte.
‘Dat zijn elektroden voor defibrillatie,’ zei de verpleger. ‘Voor het geval haar hart er weer mee ophoudt. We bereiden ons alleen voor op het ergste scenario. Het kan ons ook bruikbare informatie opleveren.’
Ruby’s armpjes gingen op en neer.
‘We gaan haar nu sederen,’ zei de oudste verpleger. ‘Is er sprake van allergieën?’
‘Nee,’ zei Sam.
‘Gebruikt ze medicijnen? Wat is haar medische achtergrond?’
‘Ze heeft nog nooit antibiotica gehad,’ zei Clementine.
De verpleger tikte tegen de zijkant van een naald. Clementine zag witte puntjes voor haar ogen dansen.
‘Let op haar,’ zei de broeder scherp, en Clementine besefte pas dat hij haar bedoelde toen Sam haar arm vastgreep.
Sam was altijd degene geweest die met de meisjes meeging voor een inenting. Clementine kon niet tegen naalden.
‘Hoofd tussen uw knieën,’ zei de broeder.
‘Het gaat wel weer,’ zei Clementine terwijl ze diep ademde.
‘Wat doet de politie hier?’ vroeg Sam. Clementine keek op en zag Vid praten met een piepjong uitziende agent met een parmantig paardenstaartje. Ze maakte aantekeningen terwijl Vid praatte. Wat vertelde hij? De moeder lette niet op. Ze zat met mij te praten. Ze maakte grapjes.
Clementine zag dat Erika onopgemerkt haar positie bij de fontein naast Ruby had verlaten en op het terras was gaan zitten. Ze had twee witte handdoeken om haar schouders geslagen en er een op haar schoot gelegd, waar Holly nu op zat, met haar rug naar Clementine en haar hoofd op Erika’s schouder.
‘Dat is standaard bij zo’n ongeval,’ zei de verpleger terwijl hij verderging met Ruby. ‘Ze stellen alleen een paar vragen om duidelijk te krijgen wat er is gebeurd. We hebben hen ook nodig om de straat af te zetten voor de traumahelikopter.’
‘Een helikopter?’ zei Sam. ‘Sturen ze een helikopter? Waar willen ze die laten landen?’
‘Meestal voor de voordeur,’ zei de broeder. Hij boog zich over Ruby’s arm. Clementine keek de andere kant uit.
‘Dat meent u niet,’ zei Sam.
‘Ze landen op snelwegen, in achtertuinen, op tennisvelden. Deze straat is perfect. Een mooie, brede, doodlopende straat. Ondergrondse leidingen. Dat doen ze altijd.’
‘Jemig,’ zei Sam.
‘En de rotorbladen zijn korter dan van een normale helikopter.’
Mijn god, zaten ze nu als mannen onder elkaar over helikopters te babbelen?
Maar Clementine kon wel zien dat Sam, hoe normaal hij ook klonk, niet helemaal zichzelf was, omdat hij zijn handen steeds tot vuisten kneep en weer opende, snel en obsessief, steeds opnieuw, alsof hij het ijskoud had of gek werd.
‘Maar waarom een helikopter?’ vroeg Clementine. De paniek, die een beetje was afgenomen toen ze Ruby’s borst had zien bewegen en nog meer toen de ambulancebroeders arriveerden, sloeg weer toe. ‘Ze is nu toch in orde? Het komt toch weer goed? Ze ademt nu. Ja toch?’
Ze keek naar Sam en zag de angst in zijn ogen. Hij was haar altijd net een slag voor bij het signaleren van gevaar. Een halfleeg glas, noemde zij het. Alertheid, noemde hij het. Een akelig, lelijk woord kwam voor het eerst bij haar op: hersenbeschadiging.
‘Dat gebeurt vrijwel standaard bij een ernstig ongeluk met een kind. Er zal een arts aan boord zijn. Ik verwacht dat ze haar intuberen en stabiliseren voordat ze de helikopter in gaat,’ zei de broeder. Hij keek naar haar op. Zijn huid had het ruwe van iemand die veel buiten is. In zijn ogen was chronische vermoeidheid te zien, als bij een oorlogsveteraan die dingen heeft gezien die een gewone burger nooit zou kunnen begrijpen. ‘Uw vrienden hebben op de juiste manier gehandeld.’