|
11
Oliver legde na het gesprek met Erika de telefoon neer en snoot luidruchtig zijn neus. Hij pakte zijn paraplu. Het zou zijn gezondheid geen goed doen om in de stromende regen bij een oude buurman langs te gaan, maar hij kon het niet langer uitstellen.
Hij had er een heel akelig gevoel over. De laatste keer dat hij zich herinnerde Harry gezien te hebben was op de dag voor de barbecue, voordat er zelfs sprake was van een barbecue, voordat Erika met die onaangename verrassing kwam, toen er alleen was afgesproken dat ze gingen theedrinken met Clementine en Sam en de meisjes.
Die zaterdagmiddag was Harry langsgelopen voor een praatje en had hij Oliver tips gegeven over de juiste manier om het gras te maaien. Sommige mensen waren niet gediend van ongevraagd advies, maar Oliver vond het altijd fijn om iets van andermans ervaringen te leren. Harry had geklaagd over de hond van Vid en Tiffany. Het geblaf hield hem kennelijk ’s nachts wakker. Oliver had het nauwelijks kunnen geloven. Barney was maar een klein hondje. Harry had gezegd dat hij de politie zou bellen, of misschien was het de gemeente, maar eerlijk gezegd had Oliver er niet veel aandacht aan besteed. Harry diende altijd klachten in via alle kanalen die hij daar maar voor kon vinden. Klachten indienen was een soort hobby voor hem. Mensen moesten iets te doen hebben na hun pensionering.
Dat was inmiddels twee maanden geleden, en Oliver kon zich niet herinneren dat hij Harry daarna nog had gezien.
Hij deed de voordeur open en deinsde terug toen hij Tiffany daar zag staan, met haar paraplu achter haar en haar hand in de lucht, alsof ze net had willen aankloppen.
‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik weet dat je ziek bent, maar ik bleef aan Harry denken. Ik geloof echt dat we bij hem naar binnen moeten. Vid kan zich ook niet herinneren dat hij hem de afgelopen weken heeft gezien.’
‘Erika ook niet,’ zei Oliver. ‘Ik wilde er net naartoe gaan.’ Hij werd ineens panisch. Het was alsof elke minuut nu telde. ‘Kom mee.’ De wind stak op. ‘Mijn god, die regen!’
Ze hielden hun paraplu als een schild voor zich uit, waar ze achter kropen toen ze zich over de gazons naar de veranda van Harry’s huis haastten.
Tiffany liet haar paraplu in een natte hoop vallen en begon met een vuist op de deur te bonzen. ‘Harry!’ riep ze boven de roffelende regen uit. Er klonk iets van paniek in haar stem. ‘Harry! Wij zijn het maar! Je buren!’
Oliver tilde een zware, zandstenen bloempot op. Geen sleutel. Er stond een stel goedkope oude groene plastic bloempotten met morsdode planten en verdroogde aarde. Daar zou Harry toch zeker geen sleutel onder leggen? Maar toen hij de eerste pot optilde, zag hij hem. Een kleine, goudkleurige sleutel. Harry, ouwe rakker, dacht Oliver. Dat is niet bepaald veilig.
‘Tiffany.’ Oliver liet haar de sleutel zien.
‘Ah,’ zei Tiffany. Ze stapte achteruit toen Oliver naar de voordeur liep en de sleutel in het slot stak.
‘Misschien is hij wel weg,’ zei ze weifelend. ‘Naar familie.’ Maar ze wisten allebei dat hij niet weggegaan was.
‘Harry!’ riep Oliver toen hij de deur opendeed.
‘O god, nee, nee, nee,’ zei Tiffany meteen. Het duurde heel even voor de stank in Olivers verstopte neus doordrong, en toen was het alsof hij ineens tegen een muur aan liep. Een muur van stank. De weeïge stank van verrotting. Het was alsof iemand goedkoop parfum had gespoten over bedorven vlees. Zijn maaginhoud kwam omhoog. Hij keek om naar Tiffany en moest denken aan de dag van de barbecue, hoe tijdens een crisis een gezicht teruggebracht kan worden tot de essentie, tot iets universeel menselijks; alle etiketten, zoals ‘mooi’, ‘sexy’ en ‘lelijk’, telden dan niet meer.
‘Shit,’ zei hij triest.
Oliver duwde de deur helemaal open en zette een stap in het schaarse licht. Hij was er nog nooit binnen geweest. Het contact met Harry had altijd alleen in voortuinen plaatsgevonden. Harry’s voortuin. Zijn eigen voortuin.
Boven hun hoofd brandde een enkel lampje. Hij zag een lange gang met een verrassend mooie rode loper die in het donker verdween. Een trap met een gewelfde houten leuning.
Onder aan de trap lag iets groots en vreemds, en natuurlijk wist hij al dat het Harry’s lichaam moest zijn, dat er precies was gebeurd waarvoor hij bang was geweest, maar toch staarde hij er een paar seconden naar, probeerde hij er wijs uit te worden, alsof het een bedrieglijke afbeelding van een optische illusie was. Het leek gewoon onmogelijk dat die norse, nukkige, spugende Harry nu dat opgeblazen, zwarte, stille gruwelding was.
Oliver merkte een paar dingen op: Harry had twee verschillende sokken aan. Een zwarte. Een grijze. Zijn bril was in zijn gezicht gezonken alsof een onzichtbare hand hem in het zachte, weke vlees had gedrukt. Zijn witte haar was even netjes gekamd als anders. Een kleine zwerm rondzoemende vliegen.
Olivers maag kwam in opstand. Met trillende benen liep hij terug, en hij trok de deur dicht, terwijl Tiffany in de zandstenen bloempot braakte en de regen gestaag bleef vallen.