|
45
‘Ik hoop dat u snel opknapt,’ zei de agent tegen Oliver, die haar en haar collega uitliet.
‘Dank u wel,’ zei Oliver misschien iets te nadrukkelijk, want de agent keek hem aan alsof ze iets had gemist. Maar hij was echt geroerd door haar zorg om zijn welzijn. Was zijn dankbaarheid verdacht? Sprak er schuld uit? Hij was nooit zo iemand geweest die zich al schuldig voelde als hij een politiewagen langs zag rijden. Zijn geweten was in het algemeen smetteloos. De meeste mensen reden tien kilometer te hard, terwijl hij meestal vijf kilometer onder het aangegeven maximum bleef.
De politie was gekomen naar aanleiding van Harry’s dood. Ze hadden moeite om zijn familieleden op te sporen. Oliver had graag behulpzamer willen zijn. Hij gaf toe dat zijn gesprekken met Harry nooit persoonlijk waren geweest. Ze hadden over het weer gekletst en over de tuin en de auto die al een tijd onbeheerd in de straat stond. Hij had, terecht of niet, het gevoel gehad dat Harry persoonlijke vragen niet op prijs zou hebben gesteld.
De politie wilde nogmaals horen wanneer hij Harry voor het laatst had gezien, en hij kon hun de exacte datum geven: de dag voor de barbecue. Hij zei dat Harry toen in goede gezondheid leek. Hij zei niet dat Harry over Vids hond had geklaagd. Dat leek niet belangrijk. Hij wilde Harry niet in een kwaad daglicht stellen.
‘U lijkt erg zeker van die datum,’ zei de aardige agent.
‘Ja, dat komt doordat er de dag erna een... ongeval plaatsvond. Hiernaast.’
Ze trok haar wenkbrauwen op, en hij vertelde haar de details, in het kort, omdat hij tot zijn verbazing merkte dat hij buiten adem raakte als hij erover sprak. De agent reageerde er niet op. Misschien wist ze er al van. Er was per slot van rekening een politierapport van opgemaakt.
Natuurlijk zou de politie zien dat het er niets mee te maken had, dat er geen kruisverwijzing was tussen Harry’s dood en de barbecue, maar toen Oliver de deur sloot en terugging naar de keuken om een warme drank met honing en citroen te maken, merkte hij dat hij aan die twee minuten dacht.
Hij schatte dat het twee minuten waren geweest. Twee minuten zelfmedelijden. Twee minuten die alles hadden kunnen veranderen, want als hij naar buiten was gegaan, zou hij hebben gezien wat er aan de hand was. Hij dacht dat de kans groot was dat hij het dan zou hebben gezien.
Kom op. Dat was te vergezocht. Melodramatisch. Jezelf in het middelpunt plaatsen. ‘Jij bent niet verantwoordelijk voor de hele wereld, Oliver,’ had zijn moeder een keer tegen hem gezegd op een moment dat ze nuchter of dronken was, het verschil was altijd moeilijk te onderscheiden geweest.
Oliver zette de waterketel aan.
Maar het was niet vergezocht, omdat wat er tijdens de barbecue was gebeurd hun hele leven overhoop had gehaald, en als hij niet afgeleid was geweest, als zijn leven zijn normale, voorspelbare gang was gegaan, zou hij Harry’s afwezigheid veel eerder hebben opgemerkt en zou hij weken eerder bij hem hebben aangeklopt.
Harry was dan waarschijnlijk evengoed dood geweest, maar niet al die tijd, zo onvergeeflijk, verschrikkelijk lang.
Of misschien zou hij zelfs zijn leven hebben gered.
Het water begon te borrelen en te sissen, en Oliver herinnerde zich hoe hij achter op het terras in dat luxe toilet had gestaan, waar hij het warme water doelloos over zijn handen had laten lopen terwijl hij in zijn eigen bedroefde, stomme gezicht staarde.