|
43
‘We kunnen hier nooit iets vinden omdat we te veel rommel bewaren,’ zei Sam. ‘We moeten regelmatig spullen weggooien. We moeten opruimen.’
Hij ging naar Holly’s ladekast, trok er een hele la uit, gooide de inhoud op haar bed neer en pakte er een willekeurig T-shirt uit. ‘Kijk! Dit draagt ze nooit. Ze zegt dat het kriebelt.’
‘Dit helpt me niet om het aardbeienshirt te vinden,’ zei Clementine met een blik op de stapel kleren. Het deed haar denken aan Erika’s moeder. Je kreeg er bijna begrip voor hoe je de controle over je spullen kon kwijtraken tot je er zo door werd overstelpt dat je niet meer wist waar je moest beginnen. ‘Zo maak je alleen maar troep.’
Sam probeerde er nog een la uit te trekken, maar die zat klem. Hij trok harder en vloekte. De ladekast rammelde. Het had iets verontrustends om hem zo bezig te zien in zijn nette broek maar zonder hemd, uit alle macht trekkend aan die kleine witte kast, met opeengeklemde kaken en gespannen spieren. Hemel!
‘Laat nou maar!’ zei Clementine. ‘Straks trek je hem kapot!’
Hij negeerde haar en trok nog eens, en deze keer schoot de la eindelijk los, waarna hij nog een stapel kleren op het bed gooide.
‘Weet je nog wat ik aan het doen was?’ zei hij ineens, met de lege la in zijn handen. ‘Vlak voordat het gebeurde?’
O god.
‘Je probeerde een pot met chocoladeballen open te krijgen,’ zei Clementine mat. Ze wist het nog. Hij had het al eerder gezegd. Ze wist niet waarom hij steeds weer over die pot begon. Het sloeg nergens op.
‘Ik moest en zou die rotpot gewoon open krijgen,’ zei Sam. ‘Het zweet stond op mijn voorhoofd omdat ik wist dat Vid hem anders van me af zou pakken, hem in één keer met die vlezige hand zou opendraaien en dat jij je ogen niet van hem zou afhouden.’
‘Wát?’ zei Clementine. Dit was nieuw. ‘Doe nou niet alsof je dat voor mij deed. Dat was voor haar. Omdat je indruk wilde maken op Tiffany!’
‘Ja, en wat deed jij? Zeg eens op! Waar was jij mee bezig?’ Hij smeet de lege la op Holly’s bed, kwam op haar af en boog zich over haar heen. Ze voelde speeksel op haar gezicht.
Sla me maar, dacht ze. Ze hief haar gezicht. Het zou goed voelen. Het zou iets in gang zetten. Het zou ergens een einde aan maken. Alsjeblieft, sla me. Maar ineens deed hij een stap naar achteren, met zijn handen in de lucht, als een man bij een knokpartij in een kroeg, die duidelijk maakt dat hij er niets mee te maken wil hebben.
‘We deden het allemaal!’ schreeuwde Clementine. ‘Alle vier!’