|

5

De dag van de barbecue

Het zonlicht overspoelde de keuken, waar Clementine in haar pyjama op de plaats stond te rennen terwijl Sam, haar echtgenoot, als een sergeant-majoor riep: ‘Rennen, soldaat, rennen!’

Hun tweejarige dochtertje Ruby, ook in pyjama, met haar haar als een verward vogelnest op haar hoofd, rende giechelend mee naast Clementine, waarbij ze als een marionet op en neer bewoog. Ze hield een zompig stukje croissant in haar ene mollige hand en een metalen garde met een houten steel, die ze Whisk noemde, in de andere, al zag niemand Whisk nog als keukengerei; Whisk werd gevoed, gebaad en elke avond vol tederheid door Ruby naar bed gebracht in zijn/haar (Whisks geslacht was veranderlijk) met vloeipapier beklede schoenendoos.

‘Waarom ren ik eigenlijk?’ zei Clementine hijgend. ‘Ik hou niet eens van rennen!’

Die ochtend had Sam met een stichtelijke blik in zijn ogen aangekondigd dat hij een waterdicht plan had om haar te helpen ‘die auditie binnen te slepen, schatje’. Hij was de vorige avond laat opgebleven om zijn plan uit te werken.

Eerst moest ze vijf minuten zo hard mogelijk op de plaats rennen.

‘Geen vragen stellen, alleen orders opvolgen!’ zei Sam. ‘Omhoog, die knieën! Je moet flink hijgen.’

Clementine probeerde haar knieën op te trekken.

Waarschijnlijk had hij gegoogeld op ‘tips voor auditie in een orkest’ en luidde de eerste tip, heerlijk banaal, zoiets als: ‘Ga sporten! Zorg voor een topconditie.’

Dat was het probleem als je getrouwd was met iemand die geen muzikant was. Een muzikant zou hebben geweten dat hij haar het best kon helpen door met de meisjes naar buiten te gaan, zodat zij tijd had om te oefenen voordat ze naar Erika gingen. Het is geen hogere wetenschap, soldaat.

‘Nog twee minuten!’ Sam bekeek haar onderzoekend. Hij was ongeschoren en gekleed in T-shirt en boxershort. ‘Misschien moet je nog een minuut extra, je bent niet zo fit.’

‘Ik hou ermee op,’ zei Clementine terwijl ze het tempo vertraagde.

‘Nee! Je moet niet ophouden. Je moet je zenuwen voor de auditie stimuleren door je hartslag te versnellen. Als die eenmaal versneld is, moet je meteen gaan spelen.’

‘Wat? Nee, ik ga nu niet spelen.’ Ze had tijd nodig om zich nauwkeurig op haar muziekstukken voor te bereiden. ‘Ik wil nog een kop koffie.’

‘Rennen, soldaat, rennen!’ schreeuwde Sam.

‘O, in godsnaam.’ Ze bleef rennen. Het zou geen kwaad kunnen om wat te gaan sporten, al ging het nu eigenlijk al erg veel pijn doen.

Hun vijf- (‘en driekwart’, dat moesten ze erbij zeggen) jarige dochter Holly kwam klossend binnen in haar pyjamabroek, een oud Frozen-jurkje met een scheur en hoge hakken van Clementine.

‘Wauw. Kijk Holly eens,’ zei Sam plichtsgetrouw. ‘Trek die schoenen uit voordat er ongelukken gebeuren.’

‘Waarom zijn jullie aan het “rennen”?’ vroeg Holly aan haar moeder en zusje. Ze kromde met haar vingers overdreven aanhalingstekens in de lucht bij het woord ‘rennen’. Het was een nieuwe, wereldwijze gewoonte, alleen dacht ze dat je het bij elk woord kon doen. Hoe meer woorden, hoe beter. Ze fronste haar voorhoofd. ‘Hou ermee op.’

‘Ik moet rennen van je vader,’ zei Clementine hijgend.

Ruby had er ineens genoeg van en plofte op haar billen neer. Ze had het stukje croissant op de grond gelegd voor later en zoog intens op haar duim, als een roker die nodig een trek moet nemen.

‘Papa, laat mama ophouden met rennen,’ eiste Holly. ‘Ze haalt raar adem!’

‘Ik haal raar adem,’ beaamde Clementine.

‘Uitstekend,’ zei Sam. ‘We moeten zorgen dat ze buiten adem raakt. Meisjes! Kom mee! We hebben een belangrijke taak. Holly, ik zei net al: trek die schoenen uit, straks gebeuren er ongelukken!’

Hij tilde Ruby van de vloer en klemde haar als een voetbal onder zijn arm. Ze gilde het uit van pret toen hij met haar de gang door rende. Holly rende erachteraan zonder te luisteren naar wat hij over de schoenen had gezegd.

‘Blijf rennen tot we je roepen!’ schreeuwde Sam vanuit de woonkamer.

Clementine, even ongehoorzaam als Holly, ging van het rennen over in slenterpas.

‘Je mag komen!’ riep Sam.

Ze liep half lachend en zwaar hijgend naar de woonkamer. Ze bleef in de deuropening staan. De meubels waren aan de kant geschoven en midden in de kamer stond een stoel achter haar muziekstandaard. Haar cello stond tegen de stoel aan, de eindpin stevig in de harde houten vloer geramd, waar hij een gaatje zou achterlaten. (Ze hadden afgesproken die gaatjes ‘karakteristiek’ te noemen in plaats van ‘beschadigingen’.) Een groot laken dat aan het plafond hing deelde de kamer in tweeën. Holly, Ruby en Sam zaten erachter. Ze hoorde Ruby giechelen.

Dus daarom deed Sam zo opgewonden. Hij had de kamer ingericht als auditieruimte. Het witte laken nam de plaats in van het zwarte scherm waarachter de beoordelingscommissie tijdens een auditie zat als een onzichtbaar vuurpeloton, oordelend en veroordelend, anoniem en zwijgend (op af en toe wat angstaanjagend geritsel of gekuch na, en de luide, verveelde, superieure stem die elk moment haar spel kon onderbreken met: ‘Dat is genoeg, dank u’).

Ze was verbaasd en schaamde zich bijna over haar fysieke reactie bij het zien van die eenzame stoel. Een waterval van herinneringen aan alle audities die ze ooit had gedaan overspoelde haar. Die keer dat er maar één oefenruimte was voor iedereen en waar het zo stikheet, benauwd en lawaaiig was, zo vol met uitzonderlijk talentvol lijkende muzikanten, dat alles als in een draaimolen voor haar ogen was gaan rondtollen en een Franse cellist een lome arm had uitgestoken om Clementines cello op te vangen, die uit haar hand glipte (ze was kampioen flauwvallen.)

De keer na een eerste auditieronde waarin ze heel goed had gespeeld op één stomme fout na, niet eens in een lastige passage, een fout die ze nog nooit tijdens een concert had gemaakt en daarna ook nooit meer. Ze was zo van streek geweest dat ze drie uur aan één stuk had zitten huilen in een koffietent, waar de vrouw aan het tafeltje naast haar haar zakdoekjes had aangereikt en haar toenmalige vriend (de hoboïst met eczeem) steeds had gezegd: ‘Ze vergeven je die ene foute noot heus wel!’ Hij had gelijk gehad, ze hadden haar die ene foute noot vergeven. ’s Middags had ze terug mogen komen, maar tegen die tijd was ze zo uitgeput geweest van al dat huilen dat haar strijkarm slap was als een sliert spaghetti, zodat ze de laatste ronde niet had gehaald.

‘Sam,’ begon ze. Het was lief van hem, echt heel lief, ze aanbad hem hiervoor, maar het hielp haar niet.

‘Hallo, mama,’ zei Ruby duidelijk achter het laken.

‘Hallo, Ruby,’ zei Clementine.

‘Sst,’ deed Sam. ‘Niet praten.’

‘Waarom gaat mama niet “spelen”?’ zei Holly. Je hoefde haar niet te zien om te weten dat ze weer aanhalingstekens in de lucht tekende.

‘Ik weet het niet,’ zei Sam. ‘Deze auditant krijgt die baan niet als ze niet speelt, toch?’

Clementine zuchtte. Ze moest het spel meespelen. Ze ging op de stoel zitten. Ze proefde banaan. Voordat ze naar een auditie ging, at ze in de auto op weg erheen altijd een banaan, omdat bananen natuurlijke bètablokkers bevatten die de zenuwen kalmeerden. Nu kon ze nooit meer een banaan eten zonder aan audities te denken.

Misschien kon ze deze keer weer echte bètablokkers proberen, al had ze de enige keer dat ze die had genomen het gevoel gehad dat ze watten in haar mond had en dat er in haar hoofd iets geëxplodeerd was.

‘Mama heeft al een baan,’ zei Holly. ‘Ze is toch al celliste.’

‘Dit is haar droombaan,’ zei Sam.

‘Zoiets,’ zei Clementine.

‘Wat nou?’ zei Sam. ‘Wie zei dat? Dat was toch niet de kandidaat, hè? Die moet niet praten, maar spelen.’

‘Dat was mama,’ zei Ruby. ‘Hallo, mama!’

‘Hallo, Ruby!’ riep Clementine terug terwijl ze haar strijkstok met hars insmeerde.

‘Droombaan’ was misschien te veel gezegd (als ze al een droom had, kon ze net zo goed dromen dat ze een wereldberoemde solospeler was), maar ze wilde deze baan wel heel erg graag hebben: eerste cellist bij het Sydney Royal Chamber Orchestra. Een vaste baan met collega’s en vakanties en een rooster. Het leven als freelancemuzikant was flexibel en leuk, maar het was ook erg onzeker, versplinterd en onbeduidend, met optredens op bruiloften, bij bedrijven en op scholen, met invaloptredens en wat zich verder voordeed. Nu de meisjes respectievelijk naar school en naar de dagopvang gingen, wilde ze haar carrière weer op de rails zetten.

Ze kende alle leden van de strijkerssectie van het srco al, omdat ze af en toe met het orkest optrad. (‘Dus het zou toch geen enkel probleem moeten zijn om die baan te krijgen? Je werkt er al bijna!’ had haar moeder de vorige avond gezegd, voor het gemak de felle competitie vergetend die in Clementines wereld plaatsvond. Haar twee oudere broers werkten allebei in het buitenland als ingenieur. Meteen na hun studie had hun carrière een vlucht genomen. Zij jammerden nooit ‘Ik heb vandaag niet het gevoel dat ik ingenieur kan zijn!’)

Met name haar beste vrienden in het orkest, het echtpaar Ainsley en Hu, een celliste en een contrabasspeler die deel uitmaakten van de jury die achter het scherm over haar lot zou beslissen, moedigden haar aan. Rationeel wist Clementine wel dat ze een goede kans maakte. Het was alleen die ondermijnende fobie voor audities die haar ervan weerhield haar perfecte leven realiteit te maken. Haar angst voor de angst.

‘Een goede voorbereiding is alles,’ had Sam de vorige avond gezegd, alsof dat baanbrekend advies was. ‘Visualiseren. Je moet visualiseren dat je die auditie wint.’

Het was niet loyaal van haar om te denken dat je een auditie voor een orkest niet ‘won’, en je erop voorbereiden was niet hetzelfde als, bijvoorbeeld, je voorbereiden op een powerpointpresentatie over verkoopaantallen en marketingplannen voor een nieuwe antiroosshampoo, zoals Sam in zijn vorige baan had moeten doen. Misschien was het hetzelfde. Ze wist het niet. Ze kon zich niet voorstellen wat mensen met een kantoorbaan deden, de hele dag achter hun computer. Sam was momenteel enthousiast, hij ging elke dag vrolijk naar zijn werk omdat hij net een nieuwe baan had als marketingmanager voor een groter, ‘dynamischer’ bedrijf waar ze energiedrankjes produceerden. Er werkten veel twintigers in zijn nieuwe kantoor. Soms hoorde ze hun lijzige stembuigingen bij hem in zijn uitspraak terug. Hij zat nog in de wittebroodsfase. Gisteren had hij iets gezegd over de ‘proactieve bedrijfscultuur’, en dat had hij niet spottend bedoeld! Hij werkte er pas een week. Ze spaarde hem nog even voordat ze hem ermee zou plagen.

‘Mag ik op de iPad spelen?’ vroeg Holly achter het laken.

‘Stil, je moeder doet auditie,’ zei Sam.

‘Mag ik dan wat eten?’ zei Holly, en daarna, boos: ‘Ruby!’

‘Ruby, hou op met je zusje likken,’ zei Sam zuchtend.

Clementine keek op en probeerde zich niet af te vragen hoe het laken aan het plafond was vastgemaakt. Hij zou toch geen punaises in de sierlijst hebben gestoken? Nee. Hij was de verstandigste van hen tweeën. Ze pakte haar strijkstok en zette haar cello in de juiste positie.

De bladmuziek stond op de standaard. Toen ze de stukken de vorige dag had doorgenomen, was ze geen onverwachte dingen tegengekomen. Brahms zou goed gaan. Beethoven ook wel, als ze tenminste het begin overtuigend bracht. Don Juan, natuurlijk, de grootste uitdaging, maar daar moest ze gewoon tijd in steken. Ze had tot haar blijdschap gezien dat er een stuk van Mahler bij zat: het vijfde deel van symfonie nummer 7. Misschien moest ze nu voor Sam het stuk van Mahler spelen, om hem blij te maken en hem het idee te geven dat dit hielp.

Tijdens het stemmen hoorde ze in gedachten Marianne met haar Duitse accent adviseren: ‘De eerste indruk is belangrijk! Zelfs als je aan het stemmen bent! Je moet snel, rustig en kalm stemmen.’ Ze voelde ineens een nieuwe golf van verdriet om haar oude muzieklerares, ook al was ze al tien jaar geleden overleden.

Ze herinnerde zich de keer dat ze in paniek was geraakt omdat ze het gevoel had dat het stemmen buitensporig veel tijd kostte en dat ze meende het ongeduld van het panel door het scherm heen te voelen. Dat was in Perth geweest, en ze had met haar perfect gestemde cello in de smorende hitte over een plein een ijskoude concertzaal in moeten lopen.

Elke auditie was een nachtmerrie, maar die keer was echt traumatisch geweest. De auditieleider had haar gevraagd haar schoenen uit te trekken, zodat haar hakken op het podium niet zouden verraden dat ze een vrouw was. Hij had ook geopperd niet te hoesten of haar keel te schrapen, omdat ze ook daarmee kon verraden wat haar geslacht was. Hij was er nogal door geobsedeerd. Toen ze het podium op liep, was ze uitgegleden op een van haar kousenvoeten (zwarte kousen, bij een temperatuur van veertig graden!), waarbij ze een zeer typisch vrouwelijke kreet had geslaakt. Tegen de tijd dat ze eindelijk haar cello had gestemd, konden ze haar wel opvegen. Het enige waar ze trillend, zwetend en bibberend aan had kunnen denken was al het geld dat ze had verspild aan vliegtuigen en accommodatie voor een auditie waarvoor ze werd afgewezen.

Hemel, wat had ze een hekel aan audities. Als ze deze baan kreeg, zou ze nooit, nooit meer auditeren.

‘Ruby! Kom terug. Niet aankomen!’

Het laken viel ineens op de grond, ze zag Sam, die op de bank zat met Holly op schoot, en Ruby, op de grond, met zowel een schuldbewuste als opgewonden blik om wat ze voor elkaar had gekregen, met het laken om haar heen.

‘Dat heeft Whisk gedaan,’ zei Ruby.

‘Niet waar!’ zei Holly. ‘Dat heb jij gedaan, Ruby!’

‘Oké, oké,’ zei Sam. ‘Rustig maar.’ Hij haalde laconiek zijn schouders op naar Clementine. ‘Ik kreeg het idee om elke zondag een proefauditie te doen na het ontbijt. Het leek me wel een leuk plan en misschien zelfs... zinvol, maar het pakt nogal stom uit, sorry.’

Holly klom van Sams schoot en trok het laken over zich heen. Ruby kroop erbij, en samen begonnen ze te fluisteren.

‘Het was niet stom,’ zei Clementine. Ze dacht aan haar ex, Dean, een contrabasspeler, die nu een baan had bij het New York Philharmonic. Ze herinnerde zich dat hij als ze met hem oefende ‘Vol-gen-de!’ had geroepen en naar de deur had gewezen om haar duidelijk te maken dat ze niet goed genoeg speelde, en dat ze dan in tranen was uitgebarsten. ‘Jezus, die onzekerheid van jou wordt vervelend,’ had hij vervolgens gapend gezegd. Jezus, wat was jij een aanmatigende zak, Dean, en zo goed was je trouwens ook niet, vriend.

‘Ik ga wel met de meisjes de deur uit, dan kun jij oefenen,’ zei Sam.

‘Dank je wel,’ zei Clementine.

‘Daarvoor hoef je me niet te bedanken,’ zei Sam. ‘Je hoeft niet dankbaar te zijn. Ik meen het. Haal die dankbare uitdrukking van je gezicht.’

Ze trok een overdreven neutraal gezicht, en Sam schoot in de lach, maar ze was hem wel dankbaar, en dat was het probleem, want zij wist dat dit de eerste stap was van een weg die kronkelend eindigde in boosheid, onredelijke maar hartgrondige boosheid, en misschien voelde Sam dat aan en zei hij daarom dat ze niet dankbaar hoefde te zijn. Hij had dit eerder meegemaakt. Hij wist hoe de auditie hun leven de komende tien weken kon beheersen als zij langzaam haar verstand verloor van de zenuwen en de spanning om wat kostbare oefentijd af te kunnen schrapen van een leven dat al veel te druk was. Hoeveel tijd die arme Sam haar ook gaf, het zou nooit helemaal genoeg zijn, omdat hij en de kinderen eigenlijk tijdelijk niet zouden moeten bestaan. Ze zou ertussenuit moeten glippen naar een andere dimensie waar ze alleenstaand en kinderloos was. Alleen voor een periode van nu tot de auditie. Ze zou naar een chalet in de bergen moeten gaan (waar een goede akoestiek was) en daar alleen maar muziek moeten maken en ademen. Wandelen. Mediteren. Gezond eten. Al die positieve visualisatieoefeningen moeten doen die jonge musici tegenwoordig deden. Ze had een vreselijk vermoeden dat als ze dat echt deed, ze Sam en de kinderen niet eens erg zou missen, en als ze hen al miste, zou het te verdragen zijn.

‘Ik weet dat ik geen prettig gezelschap ben als ik een auditie in het verschiet heb,’ zei Clementine.

‘Waar heb je het over? Je bent aanbiddelijk als je een auditie in het verschiet hebt,’ zei Sam.

Ze deed alsof ze hem in zijn maag stompte. ‘Hou je kop.’

Hij pakte haar pols en trok haar naar zich toe voor een onstuimige knuffel. ‘We lossen het wel op,’ zei hij. Ze snoof zijn geur op. Hij had zich weer met de prikvrije babyshampoo voor de meisjes gewassen. Zijn borsthaar was zo donzig als een kuikentje. ‘We komen er wel.’

Ze vond het fijn dat hij ‘we’ zei. Dat deed hij altijd. Zelfs als hij bezig was met een klus in huis, een project waar zij niets voor deed behalve zich er verre van houden, bekeek hij zijn vorderingen, veegde zijn stoffige, bezwete gezicht af en zei: ‘We komen er wel.’

Hij was onzelfzuchtig van aard. Ze moest doen alsof zij dat ook een beetje was.

‘Je bent een lieverd, Samuel,’ zei Clementine. Het was een zinnetje uit een of andere tv-serie die ze jaren geleden hadden gezien, en dat was haar manier geworden om ‘dank je wel en ik hou van je’ te zeggen.

‘Ik ben een heel grote lieverd,’ beaamde Sam terwijl hij haar losliet. ‘Een prima kerel. Misschien wel een fantastische kerel.’ Hij keek naar de kleine gestalten van Holly en Ruby onder het laken. ‘Heb jij Holly en Ruby gezien?’ vroeg hij op luide toon. ‘Want ik dacht dat ze net nog hier waren, en nu lijkt het erop dat ze zijn verdwenen.’

‘Ik weet het niet. Waar zouden ze kunnen zijn?’ vroeg Clementine.

‘We zijn hier!’ kwinkeleerde Ruby.

‘Sst!’ Holly nam dit soort spelletjes heel serieus.

‘Zeg, hoe laat zouden we vanmiddag op de thee gaan bij Erika?’ vroeg Sam. ‘Misschien moeten we het afzeggen.’ Hij keek hoopvol. ‘Dan kun jij de hele dag oefenen.’

‘Dat kunnen we niet afzeggen,’ zei Clementine. ‘Erika en Oliver willen... hoe zeg je dat? Ze willen iets met ons bespreken.’

Sam huiverde. ‘Dat klinkt onheilspellend. Ze hebben toch niet het woord “investeringsmogelijkheid” gebruikt, hè? Weet je nog dat Lauren en David ons te eten vroegen en dat dat een truc was om ons te betrekken bij die verrekte milieuvriendelijke wasserij of wat het in vredesnaam ook was?’

‘Als Erika en Oliver ons een investeringsmogelijkheid boden, zouden we daarop ingaan,’ zei Clementine. ‘Absoluut.’

‘Goed punt,’ zei Sam. Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik wed dat ze ons vragen om mee te doen aan een “pretloop”.’ Hij gebruikte Holly’s aanhalingstekens bij het woord pretloop. ‘Voor een of ander goed doel. Zodat we ons verplicht voelen.’

‘We zouden hen te veel ophouden,’ zei Clementine.

‘Ja, inderdaad, jij in elk geval. Ik zou me er met mijn atletische bouw wel doorheen slepen.’ Sam fronste weer zijn wenkbrauwen en krabde peinzend aan zijn wang. ‘O jee, stel dat ze met ons willen kampéren? Dan zeggen ze vast dat het goed is voor de kinderen. De buitenlucht.’

Erika en Oliver waren bewust kinderloos, maar ze legden evengoed een levendige, nogal bezitterige belangstelling aan de dag voor Holly en Ruby. Het was bijna alsof het heilzaam voor hen was, alsof het deel uitmaakte van een systematische aanpak om volledige zelfverwezenlijking te bereiken: we doen regelmatig aan sport, we gaan naar het theater, we lezen de juiste boeken, niet alleen de Man Booker-shortlist maar ook de longlist, we bekijken de juiste tentoonstellingen en we hebben serieuze belangstelling voor internationale politiek, wereldproblemen en de schattige kinderen van onze vrienden.

Dat was niet eerlijk. Misschien zelfs heel oneerlijk. Hun belangstelling voor de kinderen was niet alleen uiterlijk vertoon, en Clementine wist dat de reden waarom ze hun leven zo strak en ordelijk inrichtten niets te maken had met competitiedrang.

‘Misschien willen ze een trustfonds voor de meisjes opzetten,’ zei Sam. Hij dacht even na en haalde zijn schouders op. ‘Daar zou ik mee kunnen leven. Daar ben ik genoeg man voor.’

‘Zo rijk zijn ze nu ook weer niet,’ zei Clementine lachend.

‘Je denkt toch niet dat een van hen een verschrikkelijke, zeldzame erfelijke ziekte heeft, hè?’ zei Sam. ‘Want dan zou ik me vreselijk voelen.’ Hij huiverde. ‘Oliver zag er de laatste keer nogal magertjes uit.’

‘Ze zijn zo mager door die marathons. Ik weet zeker dat het om iets leuks gaat, wat het ook is,’ zei Clementine verstrooid, al voelde ze zich een beetje ongemakkelijk, maar dat kwam waarschijnlijk alleen door de auditie, die alles bedierf, die alles de komende tien weken een constante ondertoon van lichte angst gaf. Er was niets om bang voor te zijn. Ze gingen gewoon een kop thee drinken op een prachtige, zonnige dag.

Bijna echt gebeurd
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml