|
9
De dag van de barbecue
Het was stil. Het werd altijd doodstil zodra Vid de kamer had verlaten. Het was als wanneer een band stopte met spelen en de stilte oorverdovend in je oren brulde. Tiffany hoorde de klok tikken. Ze hoorde de klok nooit tikken als Vid in de kamer was.
Ze zat aan de keukentafel op haar laptop haar e-mails te lezen terwijl ze brood met Marmite at. Vid was naar buiten gelopen om de krant te halen, mopperend dat hij die elke dag uit de tuin moest halen en dat hij hem zou opzeggen.
‘Lees hem dan op internet, zoals de rest van de wereld,’ zei Tiffany altijd, maar ook al was Vid meestal iemand die graag iets nieuws uitprobeerde, hij was ook extreem trouw, en zijn trouw aan bepaalde gewoonten en persoonlijke rituelen, producten en mensen was rotsvast.
‘Wat is het stil, hè, als papa de kamer uit is,’ zei Tiffany tegen Dakota, die als een kat opgekruld in het zonovergoten vensterbankzitje lag. Barney, hun dwergschnauzer, lag naast Dakota, met zijn neus en poten op haar arm en zijn ogen dicht, zodat je alleen zijn dikke, borstelige wenkbrauwen kon zien. Barney was een hond die doezelde als een kat.
Dakota lag te lezen, natuurlijk. Ze las constant, waarbij ze verdween in werelden waarheen Tiffany haar niet kon volgen. Nou ja, ze kon haar wel volgen als ze de moeite zou nemen om een boek te pakken, maar van lezen werd ze onrustig. Haar benen begonnen na een bladzijde ongedurig te bewegen. Ook van tv-kijken werd ze onrustig, maar dan kon ze in elk geval nog de was opvouwen of rekeningen overmaken. Toen ze zo oud was als Dakota pakte Tiffany nooit voor haar plezier een boek. Ze was meer van de make-up en de kleren. Pas nog had Tiffany aangeboden Dakota’s nagels te lakken, waarop haar dochter had gereageerd met een vriendelijk, vaag: ‘Eh... later misschien, mam.’ Het was haar karma voor alle keren dat haar eigen lieve, huiselijke moeder Tiffany had voorgesteld haar te helpen met bakken en Tiffany daar volgens de familieverhalen op had gereageerd met: ‘Hoeveel krijg ik ervoor?’ ‘Je wilde altijd overal iets voor krijgen,’ zei haar moeder.
Tja, nou ja, tijd is geld.
‘Stil hier, hè?’ zei Tiffany toen Dakota niet reageerde.
‘Wat?’
‘Je bedoelt: “wat zeg je?”,’ zei Tiffany.
Het bleef even stil. ‘Wat?’ zei Dakota weer, en ze sloeg een bladzijde om.
Tiffany snoof verontwaardigd.
Ze opende een nieuwe e-mail. Hij kwam van Saint Anastasia, de superchique particuliere school waar Dakota volgend jaar naartoe zou gaan. Tiffany zou haar dochter ook in die nieuwe wereld niet kunnen volgen. Vids drie dochters uit zijn eerste huwelijk, Dakota’s oudere halfzusjes, hadden allemaal op Saint Anastasia gezeten, wat in Tiffany’s ogen niet echt een aanbeveling was, maar de school had een uitstekende naam (dat mocht verdomme ook wel voor die prijs) en Vid had Dakota daar al vanaf haar kleuterjaren naartoe willen sturen. Tiffany vond dat belachelijk, aangezien er vlakbij een fantastische kleine openbare school was. Ze sloten een compromis: ze zou er in het vijfde jaar naartoe gaan.
In augustus was er een informatieochtend. Nog twee maanden. Die bijeenkomst was ‘verplicht’ voor alle leerlingen en ‘hun beide ouders’. Haar nekharen gingen rechtop staan door de opdringerige toon van de e-mail en ze klikte hem snel weg. Zij paste daar niet. Ze bespeurde echt weerstand om naar die informatieochtend te gaan, zelfs een bepaalde nervositeit. Zodra ze besefte dat het angst was, walgde ze van zichzelf. Razend was ze. Ze sloeg de laptop met een klap dicht en weigerde er zelfs nog over na te denken. Het was zondag. Het was een vrije dag. Ze had een zware week voor de boeg.
‘Mooi boek?’ vroeg ze aan Dakota.
‘Wat?’ zei Dakota. ‘Ik bedoel: wat zeg je?’
‘Ik hou van je, Dakota.’
Lange stilte. ‘Wat?’
De voordeur ging met een klap dicht. Op de muur was te zien dat Vid elke keer de deur ertegenaan gooide alsof hij na een avontuurlijke reis eindelijk weer thuiskwam.
‘Waar is het vrouwvolk?’ riep hij.
‘Waar je ons hebt achtergelaten, ventje!’ riep Tiffany terug.
‘Ik ben geen ventje! Waarom noem je me steeds zo? Dat slaat nergens op! Luister, ik heb nieuws!’ Hij kwam binnen terwijl hij met zijn opgerolde krant zwaaide alsof het een baton was. Hij zag er energiek uit. ‘Ik heb net de buren uitgenodigd voor een barbecue. Ik kwam Erika buiten tegen.’
‘Vid, Vid, Víd.’ Tiffany steunde haar hoofd in haar hand. ‘Waarom doe je dat?’
Erika en Oliver waren prima mensen, maar ook akelig terughoudend en serieus. Het viel niet mee om contact met ze te maken. Je kon ze beter uitnodigen als er meer mensen bij waren, zodat je ze aan hen kon overlaten als je al dat serieuze gepraat beu werd.
‘Je had beloofd dat we er een rustige zondag van zouden maken,’ zei ze.
Ze had een razend drukke week voor de boeg: dinsdagavond een pand dat geveild werd, woensdag moest ze de strijd aangaan met de gemeenteraad over milieuwetgeving, en dan wachtten er nog een schilder, een tegelzetter en een elektricien (nou ja, Vid) op haar beslissingen. Ze had haar rust nodig.
‘Waar heb je het over? Dat doen we toch? Een rustige, prachtige dag!’ protesteerde Vid met een oprecht verbaasde blik. ‘Wat is er ontspannender dan een barbecue? Ik ga Drago bellen. Voor een zwijn. O, en hun vrienden komen ook. Herinner je je die celliste nog? Clementine. Clementine en haar man. Hoe heette hij ook weer?’
‘Sam,’ zei Tiffany. Ze fleurde een beetje op. Sam mocht ze graag. Hij leek op de kleine, breedgeschouderde blonde surfer met wie ze vroeger, voor Vid, iets had gehad, en hij was grappig en makkelijk in de omgang. Ze hadden elkaar maar één keer ontmoet, toen Erika en Oliver vorig jaar een kerstborrel gaven. Dat was een bijzonder eigenaardige avond geweest. Vid en Tiffany waren nooit eerder op zo’n soort borrel geweest. Al die mensen die daar maar rustig stonden te praten, alsof ze in een bibliotheek of in een kerk waren. Eén vrouw dronk zelfs théé.
‘Waar blijven de hapjes?’ had Vid steeds veel te hard tegen Tiffany gefluisterd, terwijl Oliver en Erika idioot lang ijverig de reeds schone keukenwerkbladen nog schoner veegden met een doek, alsof ze hun gasten duidelijk wilden maken dat ze er een puinhoop van maakten, maar dat zij daar meteen iets aan deden. Het was zo’n opluchting geweest toen ze aan Clementine en Sam werden voorgesteld. Vid, die van klassieke muziek hield, was zo verheugd toen hij hoorde dat Clementine celliste was dat het bijna gênant was, maar toen raakten Tiffany en Sam aan de praat over politiek en volgde er een aangenaam gesprek. (Hij was een beetje een watje, maar dat vergaf ze hem.) ‘Zouden we een pizza kunnen bestellen?’ had Sam op een bepaald moment gefluisterd, en Vid had gebruld van het lachen, al hadden ze hem allemaal moeten tegenhouden, anders had hij zijn mobiel gepakt om echt een bestelling te doen. Clementine vond een reep chocola onder in haar tas en verdeelde die heimelijk onder hen vieren terwijl die arme Erika en Oliver hun werkbladen poetsten. Het was alsof ze met z’n allen op een onbewoond eiland waren achtergelaten en alles in het werk hadden gesteld om te overleven.
‘Ze hebben twee dochtertjes,’ zei Vid.
‘Ik herinner me dat ze vertelden dat ze jonge kinderen hadden,’ zei Tiffany. ‘Met snoezige namen.’
‘Ik kan me geen namen herinneren,’ zei Vid. ‘Maar goed, Dakota kan met ze spelen, ja toch, Dakota?’ Hij keek hoopvol naar zijn dochter.
‘Eh... jongens, er is iemand aan de deur,’ zei Dakota zonder van haar boek op te kijken, terwijl Barney met een waakzame blik zijn kop van haar arm tilde en naar de deur rende, waar hij blij blaffend rondjes draaide. Barney was even dol op bezoek als Vid.
Er klopte iemand herhaaldelijk op de voordeur, zonder aan te bellen.
‘Je hebt ze toch niet nu al uitgenodigd, hè?’ vroeg Tiffany. ‘Vid?’
Vid stond bij de kelderkast om er ingrediënten uit te halen. ‘Natuurlijk niet,’ zei hij afwezig, hoewel het heel goed mogelijk was geweest.
Tiffany ging opendoen, terwijl Barney opgewonden voor haar voeten liep zodat ze bijna over hem struikelde. Op de veranda stond Harry, de oude buurman, zoals gewoonlijk met een kwaaie blik, in zijn gebruikelijke outfit: een oude grijze broek van een pak (nog van zijn vroegere werk, misschien?) en een wit overhemd dat aan de boord geel verkleurd was. Witte plukken haar staken boven de bovenste knoop van zijn overhemd uit. Hij had witte, borstelige wenkbrauwen, net als Barney.
‘Hallo, Harry,’ zei Tiffany met een zo vriendelijk mogelijke glimlach terwijl ze dacht: wat hebben we nu weer verkeerd gedaan, oude vriend? ‘Hoe gaat het?’
‘Dit is al de zoveelste keer!’ schreeuwde Harry. ‘Het is onacceptabel!’ Hij reikte haar een brief aan die geadresseerd was aan Vid. ‘Ik heb het al vaker gezegd. Ik wil jullie post niet. Ik zou jullie je post niet hoeven te bezorgen. Ik heb er niets mee te maken.’
‘Dat doet de postbode, Harry,’ zei Tiffany. ‘Hij heeft hem per ongeluk in de verkeerde brievenbus gestopt. Dat kan gebeuren.’
‘Het is al vaker gebeurd!’ zei Harry strijdlustig.
‘Ja, ik geloof dat het al een keer eerder is gebeurd,’ zei Tiffany.
‘Nou, daar moet je een eind aan maken. Je bent toch niet stom? Het is niet mijn verantwoordelijkheid!’
‘Goed, Harry,’ zei Tiffany.
‘Harry, kerel!’ Vid kwam de gang in geslenterd terwijl hij een handvol blauwe druiven in zijn mond stopte. ‘Kom je straks barbecueën? Erika en Oliver komen ook! Je weet wel, van nummer 7.’
Harry knipperde met zijn ogen. Hij stak zijn hand onder zijn overhemd en krabde. ‘Wat? Nee, ik wil niet barbecueën.’
‘Jammer,’ zei Vid. Hij legde een arm om Tiffany. ‘Misschien een andere keer, maar Harry, ik wil niet dat je mijn vrouw “stom” noemt. Oké, Harry? Dat is niet aardig. Dat is niet buurvriendelijk.’
Harry keek hen met zijn bruine druipogen aan.
‘Ik wil geen post meer die voor jullie is,’ mompelde hij. ‘Niet mijn verantwoordelijkheid. Jullie moeten je verantwoordelijkheid nemen.’
‘Die nemen we,’ zei Vid. ‘Maak je daar maar geen zorgen over.’
‘Hou die hond bij me weg!’ zei Harry toen Barney gefascineerd aan zijn schoen rook. Barney hief zijn bebaarde kop alsof zijn gevoelens gekwetst waren.
‘Kom hier, Barney.’ Vid knipte met zijn vingers.
‘Je weet ons te vinden als je ons nodig hebt, Harry,’ zei Tiffany. Ze had ineens medelijden met hem, hij was net een verward kind.
‘Wat?’ Harry keek verbijsterd. ‘Waarom zou ik jullie nodig hebben? Zorg dat die verdomde post niet in mijn brievenbus terechtkomt.’
Hij schuifelde met hangende schouders weg, hoofdschuddend en mompelend.
Vid sloot de deur achter hem. Harry was al vergeten. ‘Goed,’ zei hij. ‘Heb ik zin om iets te bakken? Ja, ik heb zin om iets te bakken! Zal ik strudel maken? Wat vind jij? Strudel? Ja. Het wordt absoluut strudel.’