|
82
Het regende niet meer. Eindelijk! Dakota kon het bijna niet geloven. Haar hele leven, de hele wereld zag er totaal anders uit.
‘Dat wordt fijn!’ zei Dakota’s moeder toen ze de voordeur opendeden en de veranda op liepen.
‘Ik snap niet waarom we niet met de auto kunnen,’ zei Dakota’s vader voor de duizendste keer. ‘Waarom moeten we over straat lopen om daar te komen? Als daklozen?’
‘Omdat we het geluk hebben dat het een prachtige wandeling is van nog geen tien minuten!’ zei haar moeder. Ze had Barney aan de riem vast terwijl de hond opsprong en in de lucht hapte om een onzichtbare vlieg te vangen.
Haar moeder ‘deed’ de laatste tijd aan dankbaarheid. (Haar vader hoopte dat ze daar snel weer overheen was.) Ze had een speciale pot gemaakt die ze de gelukspot noemde. Het was de bedoeling dat je je mooie herinneringen op een stukje papier schreef en dat daarin stopte; op nieuwjaarsdag bekeek je ze allemaal en dan werd je je bewust van al je zegeningen of iets dergelijks. Het was oktober, dus ze mochten wel opschieten als ze nog veel fijne herinneringen wilden verzamelen.
‘Maar dat we een Lexus hebben, is ook een geluk,’ merkte haar vader op. ‘We moeten die auto wel blijven waarderen.’
Haar moeder had een mooi wandelpad ontdekt door een nationaal park, vlak in de buurt! Een heel klein stukje maar! Om de een of andere reden was dat heel belangrijk. Het was net zoiets als het hebben van een vensterzitje. Blijkbaar maakten Erika en Oliver die wandeling ‘de hele tijd’, en het verbaasde hun dat Dakota’s moeder niet eens van het bestaan ervan wist, en daarvoor schaamde haar moeder zich, althans dat zei ze, want waarschijnlijk was het niet waar, omdat Erika en Oliver aardige, sullige mensen waren en niemand zich schaamde tegenover dat soort mensen. Daarom leverde hun aanwezigheid geen spanningen op.
‘Dan zie ik jullie daar,’ zei haar vader. ‘Ik moet een paar boodschappen doen. Belangrijke boodschappen, weet je.’
‘Geen denken aan,’ zei haar moeder. ‘Schiet eens op, jij.’
Haar moeder wilde dat haar vader gezonder leefde. (Hij had een enorm dikke, behaarde buik, maar die kon hij zo hard maken als een steen, en dan vroeg hij Dakota ertegen te stompen. ‘Harder!’ brulde hij dan als een gek. ‘Kom op, je hebt toch wel meer in huis dan die kippenkracht?’
‘Wat vind jij, Dakota? Ga jij niet liever met de auto? Veel beter, toch? Veel comfortabeler?’ vroeg haar vader. ‘Dan kunnen we daarna ergens een ijsje halen.’
‘Het maakt mij niet uit,’ zei Dakota. ‘Zolang we maar om drie uur terug zijn.’ Ze had ’s middags een Hunger Games-feestje, dus dit deed er allemaal niet toe. Het feestje was bij haar vriendin Ashling, en Ashlings moeder nam het thema altijd heel serieus. Niemand zou echt doodgaan, zover ging ze niet, maar de kans was groot dat er echt met pijl-en-boog geschoten werd.
Toen ze hun oprit af liepen, hoorden ze iemand roepen vanaf het huis van Harry. ‘Hallo!’
‘Barney!’ zei Dakota’s moeder toen de hond bijna haar arm eraf rukte door keihard aan de riem te trekken en opgewonden blaffend te springen. Als Dakota hondentaal had kunnen verstaan, zou hij volgens haar zeggen: ‘Nog een menselijk schepsel! Geweldig!’
Haar vader bleef staan. ‘Hallo!’ schreeuwde hij. Hij schreeuwde letterlijk. Alsof hij zich verstaanbaar moest maken over een bergketen in plaats van een voortuin. ‘Alles goed? Prachtige dag, nietwaar?’
Haar vader was even opgewonden als Barney als hij een mens zag. Serieus.
Een man in een lichtroze polo en een spierwitte korte broek kwam op hen af met iets in zijn armen. Vandaag werd Harry’s huis leeggehaald. Het was vreemd om de meubels naar buiten gedragen te zien worden: een oude bank, een kleine tv, een oud, vergeeld, vlekkerig matras. Dakota had de andere kant op gekeken. Het was alsof ze Harry’s ondergoed zag.
‘Hallo,’ zei de man buiten adem alsof hij hardgelopen had. Hij sprak Dakota’s moeder aan. ‘We hebben elkaar onlangs ontmoet. Steve. Steve Lunt.’
‘Ik ben Vid! Aangenaam!’ zei haar vader. ‘We gaan een stukje wandelen, weet je. We komen net de deur uit.’ Hij maakte een karatebeweging met zijn hand. ‘Zo zijn we. Verzot op frisse lucht.’
Dakota voelde zich opgelaten.
‘Hallo, Steve,’ zei haar moeder. ‘Hoe gaat het met het opruimen? Dit is trouwens onze dochter, Dakota, en onze malle hond Barney.’
Dakota stak haar hand een minimaal stukje omhoog om haar vaders hoogdravende luidruchtigheid te compenseren. Ze probeerde oogcontact met Steve te vermijden, zodat hij zich niet verplicht hoefde te voelen om een praatje met haar te maken (‘In welke klas zit je?’).
‘Hallo, Dakota,’ zei Steve. ‘Eigenlijk was ik naar jou op zoek. Ik vroeg me af of je deze oude globe wilt hebben. Misschien leuk voor op je kamer?’
Hij stak een ouderwetse globe op een houten standaard in de lucht. Hij was goudbeige van kleur en beschreven met krulletters, als een oude zeeroversschatkaart. Dakota merkte tot haar eigen verbazing dat ze hem heel graag wilde hebben. Ze zag hem al staan op haar bureau, goud glanzend en mysterieus.
‘Hij is echt prachtig,’ zei haar moeder. ‘Maar hij lijkt wel antiek. Misschien is hij veel geld waard. Wil je hem niet laten taxeren?’
‘Nee, nee, ik wil dat jullie hem krijgen. Ik wil dat hij een goed thuis krijgt.’ Steve lachte zijn parelwitte tanden bloot naar Dakota en reikte haar de globe aan.
‘Dank je wel,’ zei ze. Hij was zwaarder dan ze had verwacht.
‘Gebruik hem maar niet voor je aardrijkskundeles,’ zei hij. Hij tikte hem met zijn vingertop aan, zodat hij zacht begon te draaien. ‘Perzië en Constantinopel staan er nog op in plaats van Iran en Istanbul.’
‘Dan is hij inderdaad heel oud,’ zei Vid. ‘Dat is een heel kostbaar geschenk dat je aan Dakota geeft. Dank je wel.’
Perzië. Constantinopel. Dakota drukte de globe tegen zich aan.
‘Ik geloof dat hij van Harry’s zoon is geweest,’ zei Steve. Hij dempte zijn stem en draaide zijn gezicht een beetje naar haar moeder alsof hij niet wilde dat Dakota het zou horen, maar daardoor spitste ze juist haar oren. ‘Het leek wel of er na de dood van zijn zoon nooit iets aan zijn slaapkamer is veranderd. Volgens mijn moeder is dat minstens vijftig jaar geleden. Het was heel griezelig om te zien. Alsof ik terugging in de tijd. Er lag een boek.’ Zijn stem trilde van emotie. ‘Biggles leert vliegen. Geopend op het bed. Al zijn kleren hingen nog in de kast.’
Dakota’s moeder sloeg haar hand voor haar mond. ‘O, god. Die arme, arme man.’
Ja hoor. Nu zou haar moeder zich nog schuldiger voelen over die verschrikkelijke meneer Spuug.
‘We hebben foto’s gemaakt,’ zei Steve ernstig.
Dakota vond dat nogal ongepast. Zou hij foto’s van de kamer van die overleden jongen op Instagram gaan zetten?
Dakota’s vader werd onrustig. Hij rammelde met zijn sleutels in zijn zak. ‘Zullen we die mooie globe even veilig binnen zetten, Dakota?’
‘Dank je wel,’ zei Dakota nogmaals tegen Steve. ‘Heel erg bedankt.’
‘Hij is je gegund,’ zei Steve. ‘Ik weet zeker dat Harry het fijn zou vinden dat jij hem krijgt.’
‘Harry was dol op Dakota,’ zei haar vader. Dat was zo’n aperte leugen dat Dakota haar oren haast niet kon geloven. ‘Hij liet het misschien niet altijd merken, weet je.’ Hij keek Steve aan. ‘Wil je niet even uitrusten, man? Even een kop koffie binnen? Iets eten? We hebben...’
‘We zouden gaan wandelen, Vid,’ viel haar moeder hem in de rede.
‘O ja,’ zei haar vader somber. ‘Dat was ik even vergeten.’