|
26
De dag van de barbecue
‘Erika!’ zei Sam, en Clementine sloeg haar hand voor haar mond alsof ze haar woorden terug wilde nemen en liet hem daarna alsof ze werd betrapt snel weer vallen. Ongelooflijk dat ze zo stom en onnadenkend was geweest.
‘O! Hoi! Dank je!’ zei ze toen Erika de kamer binnenkwam en haar de luiertas aanreikte. ‘Hoe wist je dat we die nodig hadden? Is alles goed met Holly?’
Terwijl ze doorbabbelde, liep ze in gedachten als een razende haar gesprek met Sam na. Wat zou Erika ervan opgevangen kunnen hebben? Iets? Alles? O god, niet dat ze ‘weerzinwekkend’ had gezegd. Haar toon was het ergst geweest. De minachting die daaruit sprak.
Ze praatte door, alsof ze met nieuwe woorden ongedaan kon maken wat ze had gezegd. ‘Dakota heeft haar meegenomen naar het hondenhok of zoiets. Ze wil een pup voor haar verjaardag. Waag het niet haar een hond te geven, grapje hoor, ik weet dat je dat niet doet. Is het geen fantastisch huis? Ik durf te wedden dat zelfs dat hondenhok het toppunt van luxe is!’
Sam stond achter Erika, maakte zijn ogen groot en haalde zijn vingers langs zijn keel.
‘Tiffany wil dat we naar buiten gaan,’ zei Erika. Ze klonk even onbewogen en beheerst als anders. Misschien had ze niets gehoord.
‘Ik ga beneden kijken hoe het met Holly is,’ zei Sam. ‘Red jij het met Ruby?’
‘Natuurlijk red ik het met Ruby,’ zei Clementine. Zo deed hij altijd als hij haar achterliet met een of allebei de meisjes, alsof hij bevestigd wilde hebben dat ze de zorg voor haar eigen kinderen niet vergat.
‘Waar ga je haar verschonen?’ Erika keek om zich heen.
Ze stonden in wat mensen met geld een televisiekamer noemden. Leren banken stonden tegenover het belachelijk grote televisiescherm aan de muur. Toen Sam het zag, was hij bijna buiten zinnen geraakt van jaloezie.
‘O god,’ zei Clementine. ‘Ik weet het niet. Op de grond, denk ik.’ Ze legde het aankleedkussen en de reinigingsdoekjes neer. ‘Alles ziet er zo kostbaar uit, vind je niet?’
‘Ikke stink,’ zei Ruby. Ze hield verleidelijk haar hoofd schuin alsof stinken iets prijzenswaardigs was.
‘Ja, inderdaad,’ zei Clementine.
‘Was Holly op die leeftijd niet al zindelijk?’ vroeg Erika terwijl Clementine Ruby verschoonde.
‘We hebben het uitgesteld,’ bekende Clementine. Normaal gesproken zou ze zich geërgerd hebben aan de impliciete kritiek van Erika’s vraag, maar nu wilde ze niets liever dan haar zwakheid toegeven, alsof ze daarmee de nare dingen die ze had gezegd ongedaan maakte. (Jemig, ze had zelfs geklaagd over de afmetingen van het kaasje!)
‘Als je er eenmaal mee begint, moet je ermee doorgaan, en dan ben je zo ongeveer aan huis gekluisterd, je kunt nergens naartoe – nou ja, het kan wel, maar dat is gedoe... en eh... we zijn er wel op voorbereid, we hebben al peuterbroekjes voor haar klaarliggen, hè, Ruby? Na mijn auditie, Holly’s verjaardagspartijtje en het feest voor het veertigjarig huwelijk van Sams ouders gaan we er serieus werk van maken.’
Zwijg, zwijg, zwijg. Ze kon niet ophouden met praten.
‘Juist,’ zei Erika nietszeggend. Normaal zou ze een irritante tegenwerping hebben gemaakt. Al vanaf dat Ruby en Holly pas geboren waren, las Erika artikelen over opvoeding die betrekking hadden op hun leeftijd en had ze tips doorgegeven over ‘mijlpalen’. Clementine had dat altijd als bewijs gezien van Erika’s obsessieve, bijna bizarre belangstelling voor haar leven, niet van het feit dat ze graag zelf kinderen zou hebben. Ze was alleen maar met zichzelf bezig geweest.
‘Optillen!’ eiste Ruby zodra haar moeder haar de schone luier had omgedaan. Ze strekte haar armpjes uit naar Erika, die haar op haar heup tilde. ‘Daar!’ Ruby rekte zich uit naar één kant om aan te geven waar Erika naartoe moest lopen, alsof ze schrijlings een weerspanning paard de sporen gaf.
‘Je bent een klein tirannetje,’ zei Erika toen ze met het kind naar de boekenplank liep, waar Clementine een porseleinen pop zag staan waar Ruby haar zinnen op had gezet.
‘O, die wil je! Ik denk niet dat je daar aan mag komen,’ zei Erika, en ze draaide weg van de pop zodat Ruby’s uitgestrekte handjes er niet aan konden komen.
Over Ruby’s hoofd heen keken Erika en Clementine elkaar even aan. Er was iets verwards en vreemds aan de manier waarop Erika keek, maar ze leek niet gekwetst of boos. Ze had het vast niet gehoord. Ze had hen niet voor de deur staan afluisteren. Dat was niets voor Erika. Zij zou meteen binnengevallen zijn met de luiertas om hen te wijzen op hun incompetente gedrag, om te bewijzen dat zij hierin veel beter was dan zij.
Clementine keek hoe Erika haar voorhoofd teder naar dat van Ruby boog, en schuldgevoel sneed haar de adem af toen ze besefte hoe weinig genereus ze was.
Maar ze kon niet doen wat ze van haar vroegen; ze zou het niet doen.
Ik wil het niet. Ik wil het niet. Ze bukte zich om het aankleedkussen terug in de luiertas te stoppen, toen ze besefte dat ze in gedachten niet tegen Erika sprak, maar tegen haar moeder. Ik ben lief geweest, ik ben aardig geweest, maar nu is het genoeg, laat me dit niet ook nog doen.