|
36
Het regende zo hard dat Clementine de voordeur niet had gehoord. Ze sprong op toen ze Sam ineens in de deuropening van Holly’s kamer zag staan in zijn blauw-wit gestreepte overhemd, dat zo doorweekt was dat ze erdoorheen kon kijken.
‘Je jaagt me de stuipen op het lijf!’ zei ze met haar hand tegen haar borst. ‘Waarom ben je zo vroeg thuis?’ Ze wist dat het beschuldigend klonk. Ze had misschien beter ‘Wat een leuke verrassing!’ kunnen zeggen, en daarna heel gemoedelijk: ‘Hoe kom je zo vroeg, schatje?’
Ze had hem nog nooit ‘schatje’ genoemd.
Sam plukte aan de doorweekte stof van zijn overhemd.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg hij.
‘Ik zoek iets,’ zei ze. ‘Zoals altijd.’ Ze zat op Holly’s bed en zocht in een berg kleren naar Holly’s ‘aardbeienshirt’, een wit shirt met lange mouwen en een reusachtige aardbei op de voorkant, dat Holly nu aan moest als ze ooit weer blij ging worden en dat ze natuurlijk nergens kon vinden.
Ze voelde zich vreemd ongemakkelijk. Zou ze normaal gesproken opgesprongen zijn als ze Sam zag en hem met een kus hebben begroet? Ze wist het niet meer. Het was raar dat ze hier zelfs over nadacht: hoe moest je volgens het boekje je echtgenoot begroeten.
Niet dat ze hem graag om de hals zou vliegen nu hij doornat was. In Sydney liet niemand zich meer door de regen overvallen. Je was gek als je dat liet gebeuren. Het was het enige waar iedereen het over had. De verkoop van paraplu’s was met veertig procent gestegen. Maar vanaf de eerste dag dat het was gaan regenen, vertrok Sam elke ochtend naar de pont zonder paraplu of regenjas. Ze keek hem elke dag na door het keukenraam als hij over het voetpad door de regen rende met zijn aktetas boven zijn hoofd, en als ze zijn gestalte dan in de verte zag verdwijnen, moest ze bijna lachen en huilen tegelijk. Misschien was het een vorm van masochisme. Dat hij vond dat hij geen paraplu verdiende. Hij vond waarschijnlijk dat zij er ook geen verdiende.
‘Waarom ben je zo vroeg thuis?’ vroeg ze weer.
‘Nou, ik kreeg je sms’je.’ Sams gezicht was een masker van ongerustheid met daarin een vleugje agressieve verdediging. ‘Dus ben ik eerder weggegaan.’
‘Ik schreef toch dat alles goed is met Holly?’ zei Clementine. ‘Dat er niets was om je zorgen over te maken?’
‘Dit is de tweede keer dat ze last van haar buik had,’ zei Sam.
‘Ik neem aan dat je haar beneden in de zitkamer hebt zien zitten,’ zei Clementine. ‘Tevreden spelend op de iPad, zonder een wolkje aan de lucht.’
‘Ik geloof dat we met haar naar de dokter moeten. Het zou haar blindedarm kunnen zijn. Dat die af en toe opspeelt.’
‘Ja, die speelt op als ze op school zit en verdwijnt als ze op de iPad speelt. Ze speelt, ja, met óns,’ zei Clementine. ‘Zodra ze in de auto zat, was het over. Ze had het de hele weg naar huis over haar verjaarspartijtje. Ze wil trouwens Dakota uitnodigen.’ De laatste paar woorden zei ze snel, zonder hem aan te kijken.
‘Dakota,’ zei Sam. Hij rechtte zijn rug alsof hij gevaar voelde aankomen. ‘Die Dakota?’
‘Ja, die Dakota.’
‘Die kan ze niet uitnodigen,’ zei Sam. ‘Dat spreekt voor zich, jezus.’
‘Ik heb tegen haar gezegd dat Dakota waarschijnlijk te groot was voor een verjaardag van een zesjarige. En toen stortte ze in. Ze zei dat we hadden gezegd dat ze iedereen mocht uitnodigen die ze maar wilde, en dat hebben we inderdaad gezegd. We hebben er zelfs op aangedrongen.’
‘Ja, nou ja, we bedoelden iedereen behalve Dakota,’ zei Sam.
‘Ze was ontroostbaar.’
‘Ze ként Dakota niet eens,’ zei Sam. Hij trok zijn overhemd uit zijn broek, wrong de onderpanden met zijn handen uit en dacht toen weer na. ‘Ze heeft haar één keer meegemaakt. Zoals je zegt, ze is te oud. Ze zou niet eens naar Holly’s partijtje wíllen komen!’
‘Tja, ik heb er in elk geval mee ingestemd,’ zei Clementine. ‘Ze werd bijna hysterisch. Het was nogal beangstigend.’
‘Je zegt net zelf dat ze zich aanstelde met die buikpijn,’ zei Sam. ‘Dus dan doet ze dat hierbij ook. Ze bespeelt je, Clementine.’
Hij zei het spottend. Tot nu toe had hij haar altijd wel geplaagd, maar nooit belachelijk gemaakt.
‘Dat denk ik niet,’ zei Clementine. ‘Luister. Holly wil haar vragen, het is haar feestje en ze maakt op het ogenblik kennelijk een nogal zware fase door, wat misschien wel te verwachten was, dus als zij Dakota op haar feestje wil, krijgt ze Dakota op haar feestje. Zo erg is het nu ook weer niet!’
Sam klemde zijn kaken op elkaar. ‘Ze komt niet.’
Clementine wierp haar handen in de lucht. ‘Ze komt wel.’
Ze staarden elkaar aan.
Hoe moesten ze hieruit komen? Hoe loste een echtpaar zoiets op als er geen compromis mogelijk was, als het barsten of buigen was? Wat gebeurde er als geen van tweeën wilde buigen?
‘Ik heb Erika vandaag gebeld,’ zei ze om op iets anders over te gaan. ‘Ik heb gezegd dat ik haar mijn eicellen afsta.’
‘Juist,’ zei Sam.
Hij begon zijn shirt uit te trekken. Clementine merkte dat ze bijna uit fatsoen haar blik afwendde, zoals je deed wanneer de echtgenoot van een andere vrouw zijn overhemd uittrok.
‘Ze deed raar,’ zei Clementine. ‘Ik denk beslist dat ze heeft gehoord wat ik die dag heb gezegd toen we boven waren. Die vreselijke dingen die ik heb gezegd.’
‘Ik moet me omkleden,’ zei Sam zonder belangstelling, alsof ze hem verveelde.
‘Dus je vindt het goed dat ik mijn eicellen afsta?’ vroeg Clementine zonder hem aan te kijken, alsof het een vraag was die er niet toe deed.
‘Het is jouw beslissing,’ zei Sam. ‘Ze is jouw vriendin. Daar heb ik niets mee te maken.’
Zijn gebrek aan belangstelling deed bijna pijn, als pijn die ze moest ondergaan, een steenpuist die opengesneden moest worden.
‘Dus jij wilt definitief geen kind meer?’ vroeg ze. Daar had je het weer. Net als tijdens dat etentje in het restaurant. Die wens om hem een zetje te geven, hem zelfs van de rand te duwen waarop ze gestrand waren.
‘Een kind?’ zei Sam. Hij hing zijn natte hemd aan de klink van Holly’s deur. ‘Wij? Nog een kind? Dat meen je niet.’
‘O. Nou, goed dan,’ zei Clementine. Ze stapelde kleren op. ‘Jij hebt zeker ook niet dat aardbeienshirt van Holly gezien? Het is verdwenen.’ Ze keek gefrustreerd rond en probeerde haar tranen binnen te houden. ‘O, ik kan het niet uitstaan, waarom verdwijnt hier altijd alles?’