|
12
De dag van de barbecue
Dakota zag aan de rand van haar gezichtsveld iets bewegen. Ze keek uit het raam en zag Barney het grasveld over schieten. De voordeur vloog met een knal open en ze hoorde haar vader roepen: ‘Ik ben helemaal klaar met die man! Tiffany! Waar zit je? Hij is te ver gegaan! Er zijn grenzen, Tiffany, grenzen! En deze keer is hij te ver gegaan!’
Ze hoorde haar moeder ergens in huis roepen: ‘Wat?’
Wat zeg je, dacht Dakota.
‘Dakota! Waar is je moeder? Waar zit je?’
Dakota zat precies waar ze al de hele ochtend zat, met een boek in de vensterbank, maar natuurlijk merkte haar vader dat soort details niet op.
Het huis was zo groot dat ze elkaar nooit konden vinden. ‘Je hebt een plattegrond nodig in dit huis,’ zei Dakota’s tante elke keer dat ze op bezoek kwam, ook al was ze er al duizend keer geweest en had ze helemaal geen plattegrond nodig. Ze wist zelfs beter dan Dakota alles in de keukenkastjes te vinden.
Dakota reageerde niet op haar vader. Haar moeder had gezegd dat ze het hoofdstuk mocht uitlezen voordat ze moest helpen het huis op te ruimen voor het bezoek. (Alsof zij om dat bezoek had gevraagd.) Ze keek op en dacht na, omdat ze eigenlijk net aan een nieuw hoofdstuk was begonnen, maar toen ze weer in het boek keek, was die aanblik genoeg om haar weer in het verhaal te zuigen. Ze vond het een aangename fysieke gewaarwording, alsof ze letterlijk terugviel in de wereld van The Hunger Games, waar zij Katniss was, sterk, machtig en bedreven, maar ook heel knap. Dakota was er honderd procent van overtuigd dat zij zich net als Katniss in de Games zou opofferen voor haar lieve kleine zusje als ze dat had gehad. Niet dat ze dat speciaal wilde (het zusje van haar vriendin Ashling hing altijd bij hen in de buurt rond, en die arme Ashling kon nooit van haar af komen) maar als Dakota een klein zusje had, zou ze absoluut haar leven voor haar geven.
‘Waar zit je, Dakota?’ riep haar moeder nu.
‘Hier,’ fluisterde Dakota. Ze sloeg de bladzijde om. ‘Ik zit hier.’