|
14
‘Hoe ging het vandaag in de bibliotheek met je eh... dinges? Je eh... hoe noem je het, je verhaal?’ vroeg Sam met verstikte stem, alsof hij de vraag er met geweld uit moest persen.
‘Het ging goed,’ begon Clementine.
‘Veel mensen?’ viel Sam haar in de rede. Hij roffelde met zijn vingertoppen op het witte tafelkleed en keek ongedurig het restaurant door, alsof hij iets of iemand zocht. ‘Hoeveel schat je? Twintig? Dertig?’
‘Nog geen twintig,’ zei Clementine. ‘Erika was er een van.’
Ze wachtte op een reactie, en toen die niet kwam zei ze: ‘Ik begreep echt niet waarom zij daarbij wilde zijn.’
‘Nou, Erika is je grootste fan,’ zei Sam met een flauw lachje.
Dat was bedoeld als grap. Het gaf haar hoop voor deze avond dat hij grapjes maakte. Sam was de eerste man geweest die onmiddellijk en instinctief begreep hoe ingewikkeld haar vriendschap met Erika was. Hij had nooit met ongeduld of onbegrip gereageerd; hij had nooit gezegd: ‘Ik begrijp het niet, als je haar niet aardig vindt, ga je toch niet met haar om!’ Hij had Erika gewoon geaccepteerd als een onderdeel van Clementines leven, als een lastige zus.
‘Dat is waar,’ zei Clementine, en ze lachte net iets te hard. ‘Al is ze halverwege vertrokken.’
Sam zei niets. Hij keek langs haar heen naar rechts, alsof daar iets interessants te zien was.
‘Hoe was het vandaag op je werk?’ vroeg ze.
‘Prima,’ zei Sam kil. ‘Zoals gebruikelijk.’
(‘Je huwelijk wordt op de proef gesteld, schat, maar het zoet komt na het zuur! Vergeving en communicatie, dat is het enige wat je erdoorheen helpt!’ had Clementines moeder dramatisch en indringend haar dochter ingefluisterd, alsof ze dringend een wijze boodschap mee moest geven voordat haar dochter aan een avontuurlijke reis begon. Ze stonden samen bij de voordeur op Sam te wachten, die dat moment had uitgekozen om achter de computer een e-mail te gaan beantwoorden die kennelijk een zaak van leven en dood was, terwijl het schelle geluid van een of andere verschrikkelijke popprinses uit de televisie schalde. Pam had – overbodig – het bandje van Clementines jurk wat verschikt. ‘Jullie moeten met elkaar práten! Praat het uit! Zeg wat je voelt!’)
‘En hoe bevalt die “proactieve bedrijfscultuur”?’ vroeg Clementine.
Ooit zou ze hem met precies die woorden aan het lachen hebben gekregen, maar nu hoorde ze het vleugje wrok in haar stem. Twee muzikanten konden dezelfde noten spelen en toch totaal anders klinken. Het was de toon die het hem deed.
‘Die bevalt heel goed.’ Sam keek haar aan met iets van haat in zijn ogen. Clementine sloeg haar blik neer. Soms als ze naar hem keek, had ze het gevoel dat in haar borst een strak opgerolde slang lag te slapen, een slang die op een dag sissend tot leven zou komen en met onvoorstelbare, onvergeeflijke gevolgen zou toeslaan.
Ze ging op een ander onderwerp over.
‘Ik moet toegeven dat ik niet echt van die spreekbeurten geniet,’ zei ze. Elke keer was ze bloednerveus, maar het was een totaal ander soort nervositeit dan voor een optreden of zelfs een auditie. Haar publiek applaudisseerde altijd, maar het klonk gedempt, en vaak voelde ze er een ondertoon van afkeuring in.
Ze keek door de natgeregende ruit, die een wazig, prentbriefkaartachtig uitzicht bood op Sydney Harbour, compleet met de witte zeilen van het Opera House, waar ze twee avonden daarvoor nog had opgetreden. ‘Ik heb er een beetje een hekel aan.’
Ze keek weer naar Sam. Er verscheen een blik van intense ergernis op zijn gezicht. Het leek wel of hij sidderde. ‘Hou er dan mee op,’ zei hij. ‘Hou er gewoon mee op. Waarom blijf je dat doen? Je lijkt er wel door bezeten! Je hebt al genoeg op je bordje. Je moet je voorbereiden op je auditie. Ga je eigenlijk nog wel auditie doen?’
‘Natuurlijk ga ik dat doen!’ zei Clementine. Waarom vroegen mensen dat steeds? ‘Ik sta elke dag om vijf uur op om te oefenen!’ Hoe was het mogelijk dat hij dat niet wist? Ze wist dat hij slecht sliep. Zij werd soms midden in de nacht wakker en hoorde dan zijn voetstappen beneden in de gang of het gedempte geluid van de televisie beneden. ‘Heb je me niet gehoord?’
‘Misschien heb ik je wel gehoord,’ zei Sam slecht op zijn gemak. ‘Ik denk dat ik twee en twee niet bij elkaar heb opgeteld; ik besefte niet dat je aan het oefenen was.’
Wat dacht hij dan dat ze aan het doen was? Was het geluid van de cello voor hem niet meer dan onbelangrijke achtergrondruis? Of kon het hem zo weinig schelen dat hij het zich niet eens afvroeg?
Ze slaagde erin de kribbigheid die ze voelde uit haar toon te weren. ‘En ik ben vandaag bij Ainsley en Hu geweest om te oefenen.’
‘O,’ zei Sam. Hij leek oprecht verbaasd. ‘Nou, geweldig, lijkt me. Hoe ging het?’
‘Heel goed. Het ging heel goed.’
Het was niet goed gegaan. Het was vreemd en verschrikkelijk geweest. Hu en Ainsley hadden een behoorlijke woordenwisseling gekregen over haar vertolking van het eerste stuk.
‘Geweldig!’ had Hu na afloop gezegd. ‘Bravo. Geef die vrouw maar een baan.’ Hij had verwachtingsvol naar zijn vrouw gekeken, maar Ainsley had niet gelachen.
‘Tja,’ had ze ongemakkelijk gezegd. ‘Je hebt er duidelijk heel hard aan gewerkt. Technisch was het perfect. Alleen... Ik weet niet, het klonk niet zoals jij. Als ik achter het scherm had gezeten, zou ik nooit hebben gedacht dat jij het was.’
‘Nou en?’ had Hu gezegd.
‘Het was zo vreselijk correct. Elk nootje precies daar waar het hoorde. Ik zou hebben gedacht dat er een arrogant wonderkind van twintig speelde, dat net van het conservatorium kwam.’
‘En nogmaals, nou en? Als ze zo speelt, zou ze absoluut door mogen naar de volgende ronde,’ had Hu gezegd. ‘Ik zou haar in elk geval door laten gaan. Jij ook. Dat weet ik.’
‘Misschien, maar ik denk niet dat ze de ronde daarna zou halen. Het had iets... Dit moet je niet verkeerd opvatten, Clementine, maar het had bijna iets robotachtigs.’
‘Hoe kan ze dat niet verkeerd opvatten?’ had Hu gevraagd.
‘Het is onze taak om eerlijk te zijn,’ had Ainsley gezegd. ‘Niet vriendelijk.’ Daarna had ze naar Clementine gekeken en ineens gezegd: ‘Weet je zeker dat je het nog wilt? Na... alles?’
‘Natuurlijk wil ze dat nog,’ had Hu gezegd. ‘Wat is er met jou aan de hand?’
Toen was hun vaste telefoon gegaan, en Clementine had nooit antwoord hoeven geven op wat een oprechte vraag had moeten zijn.
‘Hoe is het met Ainsley en Hu?’ vroeg Sam. Ze kon gewoon zien hoeveel moeite het hem kostte om een normale, beleefde vraag te stellen. Het was alsof ze hem een opdrukoefening zag doen. ‘Ik heb ze al een poosje niet gezien.’
Maar hij deed zijn best, dus dat zou zij ook proberen.
‘Goed. Het gaat goed met ze. Zeg, ik vertelde aan Hu dat jij me op de plaats hebt laten rennen voordat ik ging oefenen, en toen vertelde hij dat hij een leraar had die hem hetzelfde liet doen!’ Sam keek haar onbewogen aan. Je zou denken dat het een ander was geweest die een paar weken geleden het beddenlaken aan het plafond had opgehangen, die had geroepen: ‘Rennen, soldaat, rennen!’ Ze ploeterde door. ‘Van die leraar moest hij ook midden in de nacht opstaan om te oefenen, als hij nog half in slaap was, en ook spelen nadat hij een paar glaasjes had gedronken, en nu we het daarover hebben... Ah, mooi, daar komt iemand.’
Een jonge ober kwam naar hun tafel en bleef iets te ver van hen vandaan staan. ‘Wilt u dat ik het menu van de dag met u doorneem?’ Hij rechtte zijn schouders op de heldhaftige manier van iemand die aanbiedt iets gevaarlijks te doen.
‘Ja, maar we vroegen ons eigenlijk af waar onze drankjes blijven. We hebben twee glazen wijn besteld... eh... een tijdje geleden alweer.’ Duizend jaar geleden.
Clementine probeerde haar woorden met een glimlach te verzachten. De ober was nog pijnlijk jong en zag er een tikje uitgehongerd uit. Hij zou perfect zijn voor de rol van straatjongen in Les Misérables.
‘U hebt uw drankjes nog niet gekregen?’ De ober keek geschokt, alsof hij nog nooit zoiets had gehoord.
Clementine gebaarde naar hun tafeltje om het duidelijk te maken. Geen drankjes. Alleen hun twee mobieltjes, die recht voor hen lagen, zodat ze meteen voor het grijpen lagen als zich een crisis voordeed, want op die manier leefden ze nu, voorbereid op een crisis.
‘Misschien zijn ze ons vergeten,’ opperde Clementine.
‘Misschien,’ zei de ober. Hij wierp angstig een blik achterom naar de bar, waar een knappe serveerster dromerig glazen stond te poleren.
‘Zou je het even na willen vragen?’ vroeg Clementine. In godsnaam. Waarom had dit pretentieuze restaurant kinderen in dienst? Uitgehongerde kinderen? Geef ze te eten en stuur ze naar huis.
‘Natuurlijk, het ging om twee glazen...?’
‘The Pepper Tree, shiraz,’ zei Clementine.
Ze hoorde de schelle toon waarop ze sprak, als een viswijf.
‘Juist. Eh... Zal ik het menu van de dag eerst nog met u doornemen?’
‘Nee,’ zei Clementine op het moment dat Sam zei: ‘Natuurlijk, kerel.’ Hij glimlachte naar de ober. ‘Laat maar horen wat het menu van de dag is.’
Hij nam altijd meteen de rol van good cop aan.
De ober haalde diep adem, sloeg zijn handen ineen als een koorknaap en begon op te sommen: ‘Het hoofdgerecht bestaat uit zalmconfit met koriander, sinaasappel en munt.’
Hij zweeg even. Zijn lippen murmelden stilzwijgend. Clementine drukte met haar vinger op haar telefoon. Het schermpje lichtte op. Geen telefoontjes. Alles was in orde.
Sam verschoof op zijn stoel en knikte de ober bemoedigend toe, alsof hij wilde zeggen ‘je kunt het’, als een liefhebbende ouder die tijdens een poëzievoordracht in het publiek zit.
Toen Clementine naar haar man keek – wat was hij irritant menselijk – voelde ze ineens een opwelling van liefde, als één perfecte, zuivere noot. Een fluweelzachte lage E. Maar zodra ze het gevoel bespeurde, was het weer weg en voelde ze alleen nog maar geïrriteerd ongeduld terwijl de ober zich hakkelend door de langste specialiteitenlijst sinds mensenheugenis worstelde.
‘Prosciutto en pepperoni, nee, wacht, geen pepperoni, prosciutto en eh... prosciutto en...’ Hij wiegde op en neer en tuurde naar zijn schoenen, met zijn lippen op elkaar geperst. Clementine ving Sams blik. Ooit had Clementine alleen maar even grote ogen hoeven opzetten om Sam zijn zelfbeheersing te laten verliezen, en om de gevoelens van de ober niet te kwetsen zou hij van wanhoop rood aangelopen zijn terwijl zijn ogen zich vulden met tranen van het ingehouden lachen.
Maar nu keken ze elkaar alleen maar aan en daarna weer weg, alsof frivoliteit niet was toegestaan volgens de nieuwe regels in het leven waarin ze zo voorzichtig hun weg zochten, waarin ze checkten en dubbelcheckten, waarin ze niet konden ontspannen, zelfs niet heel even.
De ober vervolgde zijn martelgang, en Clementine zocht afleiding door in haar hoofd het stuk van Brahms te spelen, waarbij ze onder het tafelkleed haar onderarm gebruikte als de hals van het instrument. Het stuk van Brahms bevatte veel minifrasen in één langgerekte lijn. Het moest een mooie, lyrische sfeer uitdrukken. Had Ainsley gelijk? Richtte ze zich te veel op technische perfectie? ‘Als je je op de muziek concentreert, lossen de technische problemen zich vanzelf op,’ zei Marianne altijd tegen haar, maar Clementine was gaan geloven dat ze dat advies te serieus had toegepast in elk aspect van haar leven. Ze moest gefocust zijn, gedisciplineerd, opruimen als ze wegging, haar rekeningen op tijd betalen en de regels volgen, volwassen worden, verdomme.
‘... met een parfait van rundvlees en geitenkaas!’ De ober voltooide zijn voordracht met het gejaagde gejubel van een koorzanger aan het eind van een kerstlied.
‘Klinkt allemaal heerlijk,’ zei Sam.
‘Wilt u alles nog eens horen?’ vroeg de ober.
‘Beslist niet,’ zei Sam, en Clementine lachte bijna hardop. Hij kon altijd iets duidelijk maken zonder een spier te vertrekken.
‘Juist. Dan kunt u er even over nadenken terwijl ik intussen ga kijken waar uw...’ De ober keek vragend naar Clementine.
‘Shiraz,’ vulde Clementine aan. ‘Pepper Tree-shiraz.’
‘Geen probleem.’ De ober knipte met zijn vingers, opgemonterd nu hij de lijst met specialiteiten had afgewerkt.
‘Zo,’ zei Sam toen de ober was vertrokken.
‘Zo,’ zei Clementine.
‘Wat neem jij?’ Sam pakte de menukaart die voor hem lag op als een krant.
‘Ik weet het niet,’ zei Clementine, die haar eigen menukaart pakte. ‘Het lijkt me allemaal lekker.’
Ze moest iets grappigs zeggen. Iets grappigs over de ober. De specialiteit van de dag. Dat de drankjes niet gekomen waren. Het meisje achter de bar, dat nog steeds verstrooid glazen poleerde. Er was zoveel materiaal voorhanden. Even leek het alsof alles daarvan afhing. Als ze nu maar het juiste grapje maakte, zou ze de avond redden, hun huwelijk redden. Iets over dat meisje, dat ze haar werk op boeddhistische wijze aanpakte? Dat ze zo mindful de wijnglazen poetste? Als ze dan ook maar zo mindful hun glazen zou vullen? Lieve hemel, sinds wanneer was zij iemand die van tevoren geestige opmerkingen zat te bedenken?
Er lachte iemand in het restaurant. Een man. Een diepe, duidelijke baritonlach.
Clementines hart sloeg over. Sam keek met een ruk op van de menukaart.
Niet Vid. Niet hier. Niet vanavond.