|
7
De dag van de barbecue
‘Laat nou maar,’ zei Clementine.
Het was bijna één uur, om drie uur werden ze bij Erika op de thee verwacht, en het was Sam en de meisjes nog steeds niet gelukt om de deur uit te gaan om haar de beloofde oefentijd te geven. Het zou niet meer gebeuren.
‘Nee,’ zei Sam. ‘Ik laat me niet klein krijgen door een schoentje.’
Een van Ruby’s splinternieuwe dure sportschoenen met lichtjes op de zijkant was onvindbaar, en als gevolg van haar recente groeispurt waren dat de enige schoenen die ze op dit moment nog paste.
‘Hoe gaat dat gedicht ook weer?’ zei Clementine. ‘Door het ontbreken van een spijker was de schoen verloren, door het ontbreken van een hoef was het paard verloren... en daarna nog iets, totdat het koninkrijk verloren was.’
‘Wat?’ gromde Sam. Hij lag plat op zijn buik op de grond om onder de bank naar de schoen te zoeken.
‘Door het ontbreken van een schoen was mijn auditie verloren,’ mompelde Clementine terwijl ze van dezelfde bank kussens optilde, waaronder kruimels, muntjes, potloden, haarspelden en een sportbeha maar geen schoen tevoorschijn kwamen.
‘Wat?’ zei Sam weer. Hij strekte zijn arm uit. ‘Ik geloof dat ik hem zie!’ Hij haalde een sok vol stof tevoorschijn.
‘Dat is een sók,’ zei Holly.
Sam nieste. ‘Ja, ik weet dat het een sok is.’ Hij ging op zijn hurken zitten en wreef zijn schouder. ‘We besteden de helft van ons leven aan het zoeken naar spullen. We moeten systematischer worden. Een andere manier van werken. Daar moet een app voor zijn. Een “waar zijn onze spullen?”-app.’
‘Schoen! Waar ben je? Schoen?’ riep Ruby. Ze liep scheef op de ene schoen, waarmee ze af en toe stampte zodat de gekleurde lichtjes opflitsten.
‘Schoenen hebben geen oren, Ruby,’ zei Holly minachtend.
‘Erika zegt dat we een schoenenrek bij de deur moeten zetten.’ Clementine legde de kussens weer boven op alle rommel. ‘Ze zegt dat we de kinderen moeten leren daar hun schoenen op te zetten als ze binnenkomen.’
‘Ze heeft gelijk,’ zei Sam. ‘Die vrouw heeft altijd gelijk.’
Voor iemand die geen kinderen wilde, beschikte Erika over een rijkdom aan kennis van het ouderschap, waarvan ze vond dat ze die moest delen. Je kon niet zeggen ‘Hoe weet jij dat?’, omdat ze altijd haar bronnen vermeldde. ‘Ik heb het in een artikel gelezen in Psychology Today,’ begon ze dan.
‘Dat lijkt me een storende vriendschap,’ had Clementines vriendin Ainsley een keer gezegd. ‘Die kun je beter kwijt zijn.’
‘Ze is niet storend,’ had Clementine gezegd. ‘Heb jij geen vriendinnen aan wie je je ergert?’ Ze dacht dat iedereen vrienden had die als een verplichting voelden. Haar moeder kreeg bijvoorbeeld soms als ze de telefoon opnam een bepaalde blik in haar ogen, een gelaten ‘daar gaan we weer’-blik, die duidelijk maakte dat haar vriendin Lois belde.
‘Niet zoals die meid jou stoort,’ zei Ainsley.
Clementine zou Erika nooit van haar leven kunnen of willen lozen. Ze was Holly’s peettante. Het moment, als dat er al was geweest, waarop ze hun vriendschap had kunnen beëindigen, was allang voorbij. Dat kon je iemand niet aandoen. Bestonden er zelfs woorden voor? Erika zou er kapot van zijn.
Maar goed, sinds Erika de aardige, ernstige Oliver had ontmoet en met hem was getrouwd, was hun vriendschap de afgelopen jaren veel beter te hanteren. Hoewel Clementine had gehuiverd toen ze Ainsley het woord had horen zeggen, was ‘storend’ eerlijk gezegd een accurate beschrijving van wat Clementine vaak had ervaren in aanwezigheid van Erika: de intense ergernis die ze uit alle macht had moeten onderdrukken en verbergen, de teleurstelling over zichzelf, want Erika was niet gemeen of hard of stom, ze was domweg storend, en Clementines reactie op haar gedrag was zo totaal buiten proportie dat het haar beschaamd en verward maakte. Erika hield van Clementine. Ze zou alles voor haar doen. Waarom maakte ze Clementine dan zo kwaad? Het was alsof ze allergisch voor haar was. Ze had door de jaren heen geleerd de tijd die ze samen doorbrachten zo kort mogelijk te houden. Vandaag, bijvoorbeeld: toen Erika had voorgesteld om samen te lunchen, had Clementine automatisch gezegd: ‘Laten we ’s middags theedrinken.’ Korter. Minder tijd om gek te worden.
‘Mag ik alsjeblieft een cracker, papa?’ vroeg Holly.
‘Nee,’ zei Sam. ‘Help mee de schoen van je zusje te zoeken.’
‘Zeg, meisjes, jullie zeggen vanmiddag wel netjes alsjeblieft en dank je wel tegen Erika en Oliver, toch?’ zei Clementine terwijl ze achter de gordijnen zocht. ‘Luid en duidelijk?’
Holly was zeer verontwaardigd. ‘Ik zeg heus wel alsjeblieft en dank je wel! Ik zei net nog alsjeblieft tegen papa.’
‘Dat weet ik,’ zei Clementine. ‘Daardoor moest ik eraan denken. Ik dacht: wat beleefd!’
Als Holly of Ruby érgens zouden vergeten om alsjeblieft of dank je wel te zeggen, zou het bij Erika zijn, die de gewoonte had om de meisjes zo scherp op hun manieren te wijzen dat Clementine het nogal ongemanierd vond. ‘Hoorde ik daar dank je wel?’ zei Erika als ze hun een glas water aangaf, met een hand achter haar oor, en dan zei Holly ‘Nee hoor, dat hoorde je niet’, wat een vroegwijze indruk maakte, ook al was ze gewoon zichzelf.
Holly trok haar schoenen uit, klom op de bank, balanceerde op haar sokken met haar armen wijd als een skydiver op het randje en liet zich toen voorover op de kussens vallen.
‘Niet doen, Holly,’ zei Sam. ‘Dat heb ik al vaker tegen je gezegd. Je kunt jezelf op die manier lelijk bezeren.’
‘Van mama mag het wel,’ zei Holly met een pruillip.
‘Nou, dat zou niet moeten mogen,’ zei Sam. Hij wierp Clementine een boze blik toe. ‘Je zou je nek kunnen breken. Je zou jezelf heel erg pijn kunnen doen.’
‘Trek je schoenen weer aan, Holly,’ zei Clementine. ‘Voordat jij die ook kwijtraakt.’ Soms vroeg ze zich af hoe Sam dacht dat zij de kinderen in leven wist te houden als hij er niet was om hen op alle gevaren te wijzen. Als hij naar zijn werk was, mocht Holly zich van haar altijd voorover op de bank laten vallen. Meestal konden de meisjes de regels die alleen golden als papa thuis was goed onthouden, al was het niet zo dat die regels ooit hardop werden uitgesproken. Het was een stilzwijgende manier om de vrede te bewaren. Ze vermoedde dat hij ook andere regels hanteerde voor het eten van groenten en voor het tandenpoetsen als mama niet thuis was.
Holly gleed van de bank op de grond. ‘Ik verveel me. Waarom mag ik nou geen cracker? Ik stik van de honger.’
‘Alsjeblieft geen gejammer,’ zei Clementine.
‘Maar ik heb zo’n honger,’ zei Holly, terwijl Ruby de gang in kuierde en luidkeels riep: ‘Schoen! Waar ben je, lief schoentje?’
‘Ik moet echt een cracker. Eentje maar,’ zei Holly.
‘Stil!’ schreeuwden Clementine en Sam tegelijk.
‘Jullie zijn allebei gemeen!’ Holly draaide zich met een ruk om naar de deur en stootte haar teen aan de poot van de bank, die Sam opzij had geschoven om de schoen te zoeken. Ze schreeuwde het uit van boosheid.
‘O hemel.’ Clementine boog zich in een reflex naar haar toe, maar ze vergat dat Holly altijd een minuutje nodig had om haar woede te verwerken voordat ze troost accepteerde. Holly wierp haar hoofd in haar nek en stootte daardoor pijnlijk tegen haar moeders kin.
‘Au!’ Clementine greep naar haar kin. ‘Holly!’
Nu wilde Holly geknuffeld worden. Ze stortte zich in Clementines armen en Clementine knuffelde haar, ook al wilde ze haar het liefst door elkaar rammelen, want haar kin deed echt pijn. Ze mompelde meelevende, troostende woorden en wiegde Holly heen en weer terwijl ze verlangend naar haar cello staarde, die stilzwijgend en waardig tegen haar zogenaamde auditiestoel aan stond. Niemand waarschuwde je dat je als je kinderen kreeg een kleinere, rudimentaire, primitieve versie van jezelf werd en dat je talenten, je opleiding en prestaties niets meer betekenden.
Clementine herinnerde zich de keer dat Erika op haar zestiende terloops had gemeld dat ze nooit kinderen wilde, en dat had haar toen vreemd genoeg geërgerd; het had even geduurd om achter de reden van haar ergernis te komen (haar hele leven al waren er heel wat verschillende, ingewikkelde manieren geweest waarop Erika haar ergerde), tot ze uiteindelijk had beseft dat het kwam doordat zij dat als eerste had willen zeggen. Het was aan Clementine om dwaas, creatief, onconventioneel te zijn. Erika was behoudend. Volgzaam. De bob. Erika had gedroomd van cijfers die hoog genoeg waren om bedrijfskunde te studeren, met als hoofdvakken boekhouden en bedrijfseconomie. Erika had gedroomd van een eigen huis en een aandelenportefeuille en een baan bij een van de zes grote accountantskantoren waar ze snel compagnon kon worden. Clementine had gedroomd van een studie aan het conservatorium, van bijzondere muziek en een bijzondere passie en daarna, natuurlijk, van een gezin met kinderen en een lieve man, want dat wilde iedereen toch? Baby’s waren schattig. Het had een gebrek aan verbeeldingskracht geleken dat het nooit bij haar was opgekomen dat je ook niet voor kinderen kon kiezen.
Maar dat was het nu juist met Erika. Ze weigerde zich in een hokje te laten dwingen. Op hun zeventiende had Erika een gothicperiode gehad. Erika, nota bene. Ze had haar haar zwart geverfd, zwarte nagellak gedragen, zwarte lipstick, polsbandjes met sierspijkers en schoenen met plateauzolen. ‘Wat?’ had ze op defensieve toon gezegd toen Clementine voor het eerst haar nieuwe look zag. Erika’s uiterlijk had hen in de coole clubs gebracht, waar ze met een nors gezicht achteraan mineraalwater had staan drinken en had gekeken alsof ze sombere, gothic gedachten had, hoewel ze waarschijnlijk alleen aan haar huiswerk dacht, terwijl Clementine dronken werd, danste, met foute jongens zoende en daarna de hele weg naar huis huilde omdat, je weet wel, het léven.
Tegenwoordig droeg Erika kleren die niet opvielen: saaie, degelijke, makkelijk zittende kleren. Ze had de begeerde baan bij een van de grote accountantskantoren gekregen (inmiddels een van de grote vier, niet de grote zes), en haar keurige, waarschijnlijk hypotheekvrije huis met drie slaapkamers, niet ver van de plek waar ze opgegroeid waren. En nu had Clementine natuurlijk geen spijt van haar besluit om kinderen te krijgen. Ze hield zielsveel van ze, natuurlijk, ze betreurde alleen soms het moment waarop ze gekomen waren. Het zou verstandiger zijn geweest als ze met kinderen hadden gewacht totdat ze eerst wat hypotheek hadden afbetaald, totdat haar carrière er beter voor stond.
Sam wilde een derde kind, maar dat was belachelijk, onmogelijk. Ze ging steeds op een ander onderwerp over als hij erover begon. Een derde kind zou zoiets zijn als een slang omlaag laten glijden in een spelletje Slangen en ladders. Hij kon het niet menen. Ze hoopte dat hij dat uiteindelijk zou inzien.
Sam verscheen weer in de deuropening en stak Holly een pakje crackers toe. Holly sprong van Clementines knie, als door toverkracht hersteld, op hetzelfde moment dat Clementines telefoon, die op een boekenplank lag, begon te rinkelen.
‘Het is Erika,’ zei Clementine tegen Sam toen ze hem oppakte.
‘Misschien zegt ze af,’ zei Sam hoopvol.
‘Ze zegt nooit iets af,’ zei Clementine. Ze bracht de telefoon naar haar oor. ‘Hallo, Erika.’
‘Met Erika,’ zei Erika op zo’n klaagtoon alsof Clementine haar al had laten zitten.
‘Ik weet het,’ zei Clementine. ‘Die nieuwerwetse technologie is fantastisch, en...’
‘Ja, heel grappig,’ viel Erika haar in de rede. ‘Hoor eens. Over vandaag. Toen ik terugkwam van het boodschappen doen, kwam ik Vid tegen. Je herinnert je Vid nog, onze buurman?’
‘Natuurlijk. Hoe zou ik buurman Vid kunnen vergeten,’ zei Clementine. ‘De grote elektricien. Een soort Tony Soprano. We zijn dol op Vid de buurman.’ Erika bracht soms dit frivole gedrag bij Clementine teweeg. ‘Getrouwd met de ultrasexy Tiffany.’ Ze rekte het woord ‘Tif-fa-ny’. ‘Sam is gewoonweg dol op Tiffany de buurvrouw.’
Ze keek even naar Sam om te zien of hij de naam herkende. Sam gaf met zijn handen het gedenkwaardige figuur van Tiffany aan en Clementine stak haar duim naar hem op. Ze hadden Erika’s buren slechts één keer ontmoet, vorig jaar, tijdens een ongemakkelijke kerstborrel bij Erika. Ze waren misschien tien jaar ouder dan Sam en zij, maar ze leken jonger. Wat Sam en Clementine betrof, hadden zij de avond gered.
‘Nou, het zit zo,’ zei Erika. ‘Ik vertelde Vid dat jullie straks komen, en toen nodigde hij ons allemaal uit voor een barbecue. Ze hebben een dochter, Dakota, van een jaar of tien, en hij dacht dat ze het leuk zou vinden om met jullie meisjes te spelen.’
‘Klinkt geweldig,’ zei Clementine, die merkte dat ze ineens een heel stuk vrolijker werd. Ze liep naar het raam en keek naar de stralend blauwe hemel. De dag kreeg ineens iets feestelijks. Een barbecue. Vanavond niet zelf koken. Ze zou de fles champagne meenemen die ze van Ainsley had gekregen. Ze zou morgen tijd vinden om te oefenen. Dit aspect van haar persoonlijkheid vond ze heel prettig: dat haar stemming door een briesje of een geur of een mooie sequens kon omslaan van melancholie naar euforie. Het betekende dat ze zich nooit al te lang neerslachtig hoefde te voelen. ‘Tjemig, wat ben jij een gekke griet, het lijkt wel of je aan de drugs bent,’ had haar broer Brian een keer tegen haar gezegd. Dat zou ze nooit vergeten. Ze was er trots op. Ja, ik ben knettergek. Hoewel dat waarschijnlijk bewees dat ze niet gek was. Echt gekke mensen waren zo druk bezig met gek zijn dat ze er niet over konden nadenken.
‘Vid heeft me zo ongeveer onder druk gezet met die barbecue,’ zei Erika defensief, en dat was merkwaardig, want Clementine had nooit geweten dat Erika zich door iets of iemand onder druk liet zetten.
‘Geeft niks,’ zei Clementine. ‘We vonden ze aardig. Het wordt vast gezellig.’ Ze glimlachte toen ze Holly door de kamer zag walsen met een cracker die ze verrukt als een trofee in de lucht stak. Holly had Clementines temperament geërfd, en dat was geen probleem, behalve als hun stemmingen niet samenvielen. Ruby was meer zoals Sam, pragmatisch en geduldig. Gisteren was Clementine hun slaapkamer in gelopen en had ze Ruby daar op de grond aangetroffen terwijl ze zachtjes op Holly’s schouder klopte, die vooroverlag, helemaal verslagen omdat haar tekening van een pandabeer ‘niet op een pandabeer leek’. ‘Nog een keertje pwoberen!’ had Ruby gezegd, met dezelfde onthutste blik in haar ogen als Sam kon hebben, waarmee ze wilde zeggen: waarom maak je het leven zo moeilijk voor jezelf?
‘Oké, nou, prima. Ja, gezellig,’ zei Erika. Ze klonk teleurgesteld, alsof ze niet echt had voorzien dat deze dag ook ‘gezellig’ kon zijn. ‘Alleen... Oliver is nogal chagrijnig nu ik Vids uitnodiging heb aangenomen omdat we eh... zoals ik al zei, graag dat eh... dat voorstel met jullie willen bespreken, en hij denkt dat dat nu niet gaat lukken. Ik dacht eraan om na de barbecue hier met jullie koffie te drinken. Als er genoeg tijd is.’
‘Natuurlijk,’ zei Clementine. ‘Of ervoor, net wat je wilt. Maakt niet uit. Het klinkt allemaal heel raadselachtig, Erika. Kun je me alvast een hint geven?’
‘O, nou, nee, eigenlijk niet.’ Nu klonk ze bijna geagiteerd.
‘Goed dan,’ zei Clementine sussend. ‘We bespreken dit mysterie, wat het ook is, na de barbecue.’
‘Of ervoor,’ zei Erika. ‘Je zei net...’
‘Of ervoor,’ beaamde Clementine, net toen Ruby de kamer in kwam kuieren met een klein plastic regenlaarsje in elke hand en een uiterst tevreden snoet. ‘O, wat slim van je, Ruby, je kunt ook je laarsjes aantrekken! Wat een geweldig idee.’
‘Pardon?’ zei Erika, die het nooit kon uitstaan als Clementine met haar kinderen sprak terwijl ze met haar aan de telefoon was. Dat was voor haar kennelijk niet volgens de etiquette.
‘Niets. Tuurlijk. We spreken elkaar vóór de barbecue.’
‘Tot dan,’ zei Erika kortaf, en ze hing op op die gekmakende, abrupte manier van haar, alsof Clementine haar ondergeschikte stagiaire was.
Het deed er niet toe. Een barbecue met Erika’s charmante buren op deze zonnige winterdag was vast en zeker gezellig. Leuk, toch?