|
61
De dag van de barbecue
De grootouders verschenen alle vier tegelijk bij het ziekenhuis.
Clementine had de intensive care verlaten om Erika snel telefonisch op de hoogte te brengen van Ruby’s toestand en er zeker van te zijn dat Holly bij hen kon blijven totdat ze hadden besloten waar ze die nacht zou slapen.
Tot haar verbazing had Oliver Erika’s telefoon opgenomen. Met Holly ging het goed, zei hij. Ze zat op de bank onder een dekentje met Erika een film te kijken. Hij zei dat Erika sliep, waar hij nogal beschaamd of verbijsterd over leek, maar verder klonk hij precies als altijd, beleefd terughoudend, met veel keelgeschraap, alsof het een heel gewone avond was geweest, alsof hij en Erika niet net Ruby’s leven hadden gered.
Vanaf haar plek op de gang van de eerste etage had Clementine uitzicht op de benedenverdieping van het ziekenhuis en de schuifdeuren bij de ingang. Ze herkende eerst Sams ouders, die duidelijk geagiteerd nog net niet naar binnen renden. Ze hadden waarschijnlijk in dezelfde file gestaan als zij en Tiffany, en ze waren waarschijnlijk net zo gefrustreerd geraakt. Sams vader was opgegroeid op het platteland en had een bloedhekel aan verkeerslichten.
Ze zag hoe de twee ouderparen elkaar tegemoet liepen, als overlevenden van een natuurramp in een vluchtelingenkamp. Haar vader, gekleed in zijn ‘huiselijke’ outfit: een spijkerbroek en een slobbertrui die hij normaal nooit in het openbaar zou dragen, omhelsde Sams popperige moeder, en zij hief haar armen en klemde zich aan hem vast op een manier die bijna angstaanjagend was, omdat het helemaal niet bij haar paste. Clementine zag dat Sams vader zijn hand op de arm van haar moeder legde en dat ze zich allebei omdraaiden en opkeken naar de borden om te zien waar ze naartoe moesten.
Clementines moeder zag haar dochter als eerste en wees naar haar, precies op het moment dat Clementine haar hand opstak, waarna ze allemaal haastig door de lange, brede gang naar haar toe kwamen.
Clementine kwam hun halverwege tegemoet. Haar moeder liep voorop, gevolgd door Sams ouders, en daarna haar vader; hij had een paar maanden eerder na een skiongeluk een knieoperatie moeten ondergaan. Het was pijnlijk om hun gezichtsuitdrukkingen te zien. Ze zagen er geschokt en ongezond uit, en alsof ze nauwelijks adem kregen, alsof deze gang een berg was die ze van Clementine moesten beklimmen. Dit waren vier fitte, gezonde grootouders die van hun pensioen genoten, maar nu leken ze stukken ouder. Voor het eerst zagen ze eruit als bejaarden.
Ruby en Holly waren van beide kanten de enige kleinkinderen. Ze werden aanbeden en verwend, en Sam en Clementine aanvaardden die aanbidding met nonchalante trots, want per slot van rekening hadden zij die prachtige engeltjes op de wereld gezet. Ze vonden het dan ook vanzelfsprekend dat ze altijd een gratis oppas hadden en dat ze tijdens bezoekjes verwend werden met zelfgemaakte heerlijkheden, want daarvoor hadden ze heel wat te bieden: die schitterende kleinkinderen!
‘Het gaat goed,’ zei ze. Daarmee bedoelde ze dat ze ‘in leven’ was, ze wilde hun laten weten dat Ruby nog leefde. Maar ze sprak te snel, ze verstonden het niet goed, en ze zag hen alle vier de oren spitsen, panisch om sneller bij haar te kunnen zijn, en Sams moeder greep de leuning alsof het slecht nieuws was.
‘Het gaat goed met Ruby!’ riep ze nogmaals, harder, en toen dromden ze allemaal om haar heen en begonnen ze vragen te stellen, waardoor ze de weg versperden voor mensen die de gang op wilden lopen.
‘Ze hebben haar gesedeerd,’ zei Clementine. ‘En ze wordt nog... geïntubeerd.’
Ze struikelde over het angstaanjagende woord en dacht aan Ruby’s witte gezichtje en die enorme slang in haar mond. Hij zag eruit alsof hij haar verstikte, niet als iets om haar te laten ademen.
‘Ze hebben een ct-scan gedaan, en niets wijst op een zwelling of hersenbeschadiging, alles ziet er goed uit,’ zei Clementine. Een zwelling of hersenbeschadiging. Ze probeerde de medische termen zonder betekenis als een vreemde taal over te laten komen, niet meer dan geluiden die uit haar mond kwamen, omdat ze het niet kon riskeren de volle betekenis ervan tot zich door te laten dringen. ‘Ze hebben een röntgenfoto gemaakt, er zit wel wat vocht in haar longen, maar dat was te verwachten, ze maken zich niet al te veel zorgen en ze krijgt antibiotica. Haar ribben zijn heel. Er is niets gebroken.’
‘Waarom zouden haar ribben niet heel zijn?’ vroeg haar vader.
Clementine vervloekte zichzelf. Ze probeerde zo veel mogelijk positiefs te melden, maar ze hoefde niet te vertellen wat er allemaal mis had kunnen gaan dat toch goed afgelopen was.
‘Soms kan er door de kracht van de compressie, de reanimatie... maar dat is goed gegaan.’ Ze hoorde Oliver weer hardop tellen en kon even niets uitbrengen. ‘Morgenochtend verlagen ze de medicatie, dan brengen ze haar bij kennis en laten ze haar weer zelf ademen.’
‘Mogen we bij haar?’ vroeg Clementines moeder.
‘Dat weet ik niet,’ zei Clementine. ‘Ik zal het vragen.’ Ze had hen niet naar het ziekenhuis moeten laten komen. Het was verstandiger geweest als ze hen thuis had laten wachten, beter voor hun bejaarde hart. Ze had er niet bij nagedacht. Ze was er gewoon van uitgegaan dat ze zouden komen, als een kind dat grote mensen nodig had.
Tijdens een etentje met Erika en Oliver was een keer de vraag gerezen of ze zich volwassen voelden. Zij en Sam hadden gezegd van niet. Niet echt. Erika en Oliver hadden verbaasd en nogal geschokt gekeken.
‘Natuurlijk voel ik me volwassen,’ zei Erika. ‘Ik ben vrij. Ik kan doen wat ik wil.’
Oliver had gezegd: ‘Ik kon niet vroeg genoeg volwassen worden.’
‘Juist,’ begon Clementines moeder hijgend. Ze kreeg toch geen hartaanval? Ineens viel ze uit tegen Clementine. ‘Waarom heb je haar niet in de gaten gehouden?’ Ze stond zo dichtbij dat Clementine aan haar adem kon ruiken dat ze een kruidig gerecht had gegeten. ‘Je had haar niet uit het oog mogen verliezen. Geen moment. Zeker niet in de buurt van water.’
‘Pam,’ zei Clementines vader. Hij wilde zijn vrouw bij de arm pakken, maar ze schudde hem af. Een jonge, zwangere vrouw perste zich met een nieuwsgierige blik langs hen.
‘Dat hoef ik je niet te vertellen, dat weet je toch!’ vervolgde Pam terwijl ze Clementine zo indringend aankeek dat het leek alsof haar dochter een vreemde voor haar was, alsof ze probeerde erachter te komen wie degene was die haar kleindochter kwaad had gedaan. ‘Was je dronken? Hoe kon je? Hoe kon je zo stom zijn?’ Haar gezicht trok samen tot duizend rimpels voordat ze het achter haar handen verborg.
Clementine had haar nog niet eens verteld dat Erika degene was die Ruby had gered. Erika. De betere dochter. De dankbare dochter. De dochter die nooit zo’n stommiteit begaan zou hebben.
Clementines vader legde een arm om zijn vrouw. ‘Het is goed,’ mimede hij boven haar hoofd. Hij liep met haar de gang in. ‘Laten we ergens gaan zitten.’
‘Het komt door de shock,’ zei Joy, Sams moeder. Ze was een vrouw die nooit de deur uit ging zonder ‘haar gezicht te doen’, maar op dit moment droeg ze geen spoortje make-up. Clementine had haar nog nooit zonder lipstick gezien. Het was net alsof haar lippen ontbraken. Ze had waarschijnlijk in bad zitten lezen toen het telefoontje kwam. Clementine stelde zich haar panische reactie voor. Ze had waarschijnlijk snel, zonder zich echt goed te hebben afgedroogd, wat kleren aangeschoten.
‘Kom, schat,’ zei Joy. ‘Kop op.’
Clementine kon wel door de grond zakken van schaamte.