|
81
‘Dus eigenlijk heeft Harry Ruby’s leven gered,’ zei Oliver.
Erika en Oliver wandelden in de buurt van haar moeders huis. Zodra ze zich alles herinnerde, had ze het met Oliver willen delen, en ze wilde absoluut niet dat Sylvia daar iets van opving, dus had ze erop aangedrongen een stukje met Oliver te wandelen.
‘Ja,’ zei Erika. ‘En niemand die hem ook maar heeft bedankt. Ik geloof dat ik niet eens meer naar dat raam heb opgekeken.’ Ze liepen langs een jong stel met een kinderwagen, en Erika wierp hun een ontmoedigend lachje toe om aan te geven dat ze niets hoefden te zeggen over het weer en hoe heerlijk het was dat het eindelijk niet meer regende.
‘Hij moet hebben gezien dat we haar uit het water hebben gehaald,’ zei Oliver.
‘Dat hoop ik,’ zei Erika. ‘Maar niemand heeft hem verteld dat alles goed was met Ruby. Niemand is naar hem toe gegaan om hem te bedanken. Dat moet hij onbeleefd hebben gevonden. Hij vond iedereen altijd onbeleefd, en waarschijnlijk is hij gestorven met het idee dat die overtuiging klopte.’
‘Hij had ook even langs kunnen komen om het ons te vragen,’ zei Oliver. ‘Als hij zich zorgen maakte.’
Ze sprongen allebei over een glinsterende bruine plas die bijna de hele breedte van het voetpad besloeg.
‘Het duurde even voordat ik begreep dat het Ruby was,’ zei Erika. Ze had even het gevoel dat haar mond met zand gevuld was. ‘Ik dacht dat er een oude jas ronddreef in de fontein, en ik staarde er alleen maar naar. Ik had het onzinnige, idiote idee dat Harry wilde dat ik die fontein zou leeghalen. Ruby was aan het verdrinken, en ik stond daar maar te staren.’
Oliver wachtte even voordat hij iets zei. ‘Ik heb me schuldig gevoeld omdat ik toen het gebeurde naar mezelf stond te kijken in de spiegel van het toilet,’ zei hij. ‘Ik geloof dat we allemaal wel iets hebben om ons schuldig over te voelen.’
‘Behalve Harry,’ zei Erika.
‘Behalve Harry,’ beaamde Oliver.
Een vrouw van middelbare leeftijd in onflatteuze sportkleding stormde langs hen. ‘Heerlijk, hè, die zon?’ zei ze verrukt, en ze vertraagde haar tempo alsof ze een uitgebreid praatje wilde maken.
‘Fantastisch!’ beaamde Oliver, terwijl Erika en hij als in stilzwijgende afspraak hun pas versnelden. ‘Fijne dag nog!’
‘Denk je dat ik het moet vertellen?’ vroeg Erika. ‘Wat ik me herinner?’ Nu ze de feiten weer wist, had ze een overweldigend verlangen om duidelijkheid te scheppen, om een gecorrigeerd verslag uit te brengen.
‘Nou, ik zou niet weten tegen wie,’ zei Oliver. ‘Of wat het nut ervan is.’
‘Ik zou het aan Clementine kunnen vertellen,’ zei Erika, hoewel ze dat absoluut niet van plan was.
‘Nee,’ zei Oliver. ‘Niet aan Clementine. Je weet dat dat niet kan.’ Ze hadden een rondje gelopen en naderden nu weer haar moeders huis.
‘O, nee toch,’ zei Erika zuchtend.
‘Wat?’
‘Nu zit ze zelfs ín die container.’